Als Steven Spielberg filmplannen smeedt, is dat groot nieuws. Ditmaal wil hij “Dagboek van een geisha” inblikken. De auteur van die bestseller, Arthur Golden, en de antropologe Liza Dalby, die zelf in de huid van een geisha kroop, zijn de gedroomde gesprekpartners die om dat Japanse archetype te ontraadselen.

Een geisha is in de ogen van veel westerlingen niet veel meer dan een Japanse callgirl. In werkelijkheid is de draad die de wereld van de geisha’s met die van de prostituees verbindt zeer dun. Ooit waren geisha’s toonbeelden van geëmancipeerde en erudiete vrouwen van Japan. Tegenwoordig zijn ze de hoedsters van eeuwenoude artistieke tradities in het Land van de Rijzende Zon.

Het beroep van geisha ontstond in de achttiende eeuw. In het toen nog feodale Japan was het kooplieden en andere burgers strikt verboden zich aan uiterlijk vertoon te buiten te gaan. Dat was voorbehouden aan de heersende samoeraiklasse. De nieuwe rijken konden hun opgekropte frustraties wel botvieren in de vele theehuizen in de uitgaanswijken. Wettelijk geregistreerde prostituees zorgden voor seksueel vertier. Toneelspelers, zangers en dansers vervolledigden het vermaak. Een geisha was geen prostituee, maar een ontwikkelde gezelschapsdame die zich had bekwaamd in de kunst van zang, dans en conversatie.

Twee Amerikanen onderzochten de wereld van de geisha’s en schreven er een boek over. Arthur Golden leerde Japans en studeerde Japanse geschiedenis. De ontmoeting met een zoon van een geisha in 1982 wekte zijn belangstelling voor dit ongewone beroep en deed hem besluiten er een roman over te schrijven.

Memoirs of a geisha, vertaald als Dagboek van een geisha, verscheen in 1998 en werd meteen een wereldwijde bestseller. Hoe juist het beeld is dat Golden van het leven van geisha’s in de Japanse kuststad Kyoto geeft, blijkt uit het feit dat het boek ook in Japan een groot succes is geworden en daar zelfs de belangstelling voor het beroep opnieuw tot leven heeft gewekt.

Toch is Golden niet de enige expert op dit gebied. Hij haalde zijn mosterd ook bij de Amerikaanse antropologe Liza Dalby die met het boek Geisha een ophefmakende studie schreef over die specifieke wereld. Zelf heeft Dalby bijna een jaar in Kyoto als geisha gewerkt. De filmplannen van Steven Spielberg hebben de verkoop van beide boeken een nieuwe impuls gegeven. Met die verfilming evenaart Golden zelfs het succes dat James Clavel oogstte met zijn lijvige roman Shogun (1975). Golden zelf vindt de vergelijking echter weinig vleiend.

Golden: “Japanners zien Shogun vooral als een boek waarin clichés en onwaarheden over hun land worden vermeld. In het beste geval kunnen ze erom lachen. Japanners hebben een hoge eigendunk. Ze hebben er altijd moeite mee dat buitenlanders zich een mening durven te vormen over hun land. Daarin gaan ze erg ver. Tegenwoordig spreken almaar meer westerlingen vloeiend Japans, maar veel Japanners weigeren systematisch hen te verstaan. Zelf was ik ooit met Japanse vrienden in een restaurant en bestelde in het Japans een hamburger. De ober verstond spaghetti. Zelfs toen ik het tot tweemaal toe duidelijk herhaald had, bleef hij volhouden dat ik spaghetti wilde.

Toen een van mijn vrienden in mijn plaats bestelde, verstond hij het plots wel goed. Ik geloof dat de man het niet eens opzettelijk slecht bedoelde. Het was een reflex.”

Dalby: “Het bestaan van geisha’s is een bevestiging van de totaal verschillende rol van mannen en vrouwen in de Japanse samenleving. Van de vrouw wordt verwacht dat ze een brave huisvrouw en een goede moeder is. Verder moet ze er zoveel mogelijk het zwijgen toe doen. Je kunt op straat in één oogopslag zien of een jonge vrouw getrouwd is of niet. Zodra ze getrouwd zijn, gaan Japanse vrouwen zich anders kleden en anders gedragen. Vroeger was dat nog erger. Seks met de echtgenote stond slechts in dienst van de voortplanting. Seks voor het plezier vond de man in de theehuizen en bordelen. Vandaar dat prostitutie tot 1957 legitiem en moreel geaccepteerd was, al werd van de man wel verwacht dat zijn hoerenlopen binnen de perken bleef. Het was trouwens niet de bedoeling dat hij alleen maar voor de seks uitging. Seks behoorde onderdeel te zijn van een avondje uit. Dat vrouwen ook voor de andere vormen van vermaak zorgden, was logisch. Mannen zijn graag onder elkaar, maar vinden het toch opwindender als er vrouwen bij zijn.”

Golden: “Veel mannen hebben in het dagelijkse leven zo weinig contact met het andere geslacht dat geisha’s de enigen zijn, op hun vrouw na, met wie ze geregeld converseren. Bij een geisha kunnen ze zich volledig laten gaan en er alles uitflappen. Vandaar dat Japanners zich zo onbeholpen gedragen in het gezelschap van westerse vrouwen. Toen ik mijn vrouw eens meenam naar een feestje was het eerste wat een van de aanwezige mannen haar vroeg: ‘Bent u wel eens aangerand in de metro?’ Had hij haar gevraagd hoe vaak ze haar benen scheert, ze was zeker niet meer verrast geweest.”

De conversatie met geisha’s kan zeer pikant, maar ook ronduit platvloers zijn. De directeur van een gerenommeerde firma mag dronken worden en schuine moppen vertellen zonder dat iemand zich daaraan stoort. Waarom wordt dat gedrag in Japan wel getolereerd en niet in het Westen?

Dalby: “Japanners gaan anders om met gevoelens. Wij eisen van anderen dat hun gedrag een weerspiegeling is van hun emoties, anders vinden we hen huichelachtig. In Japan is het normaal dat je je gedrag aanpast aan de situatie. Op je werk ben je dus beleefd, zo nodig slijmerig in het bijzijn van je superieuren en autoritair tegenover je ondergeschikten. In een theehuis kun je de lolbroek uithangen en je zelfs als een varken gedragen.

Het beheersen van je emoties staat hoog aangeschreven. Een moeder die het bericht van de dood van haar zoon hoort, moet de boodschapper een stalen gezicht tonen. Pas als die weg is, mag ze in tranen uitbarsten.”

Golden: “Westerlingen die door een Japanse zakenpartner op een geisha-avond worden getrakteerd, begrijpen vaak niets van de plotselinge omslag in het gedrag van de gastheer. Bovendien ontgaat hun het grootste deel van de humor. De woordgrappen zijn moeilijk te volgen en de weinige moppen die ze verstaan vinden ze flauw en schooljongensachtig. Bovendien smaakt de thee afschuwelijk en klinkt de traditionele muziek hun als kattengejank in de oren. Zelf ben ik er na al die jaren nog niet aan gewend. Voor veel westerlingen is het een raadsel dat Japanners zoveel tijd en geld aan het gezelschap van geisha’s kunnen spenderen.”

Amerikanen en Europeanen denken dat geisha’s dure callgirls zijn. Uit uw boeken blijkt echter dat seks pas is toegestaan wanneer de man bereid is de “danna”, de betalende minnaar te worden. Hij moet al de kosten van de geisha betalen en een maandelijks bedrag afstaan aan het huis waaraan de vrouw verbonden is.

Dalby: “Er zijn ongetwijfeld geisha’s die wat losser met die regel omspringen en makkelijk een nachtje de benen spreiden, maar die vrouwen staan zeker niet hoog aangeschreven. Het hele danna-systeem moet een onderscheid maken tussen een geisha en een yujo of prostituee. De danna moet veel betalen en ook uitvoerig onderhandelen met de obasan, die het huis runt waar de geisha toe behoort. Daarom zal hij het wel niet in zijn hoofd halen de verbintenis maar enkele weken te laten duren. Vanzelfsprekend wordt het niet geapprecieerd wanneer een geisha er een minnaar op na houdt. Als dat bekend raakt, gaat haar ‘marktwaarde’ aanzienlijk dalen. Hoewel er dus een element van prostitutie in dat soort verhoudingen zit, komt het geregeld voor dat een geisha met haar danna trouwt en haar beroep opgeeft. Dat is zelfs enigszins gebruikelijk. Ik heb statistieken van de politie van Kyoto bestudeerd en gemerkt dat er een opvallende daling optreedt in het aantal geisha’s boven de 25 jaar. Je ziet weer een lichte stijging in de categorie 40-plus. Daaruit blijkt dat sommige ex-geisha’s het getrouwde leventje beu worden en weer verlangen naar hun oude, vertrouwde omgeving. Meestal scheiden ze, openen zelf een theehuis met jonge geisha’s. Anders dan bij de prostitutie, die grotendeels in handen is van de mannelijke georganiseerde misdaad, wordt de geishawereld gedomineerd door vrouwen. In de mannenwereld missen deze ex-geisha’s de zelfstandigheid en de mondigheid waaraan ze gewend waren.”

Prostituees verliezen hun aantrekkingskracht boven de veertig, maar geisha’s zijn zelfs op oudere leeftijd vaak nog zeer in trek. Hoe verklaart u dit?

Golden: “Het heeft te maken met wat de Japanners Iki noemen, een soort flair of raffinement, iets wat jonge meisjes nog niet hebben, maar vrouwen van middelbare leeftijd wel. Bovendien worden geisha’s ook op hun kunstzinnigheid en humor getaxeerd. Oudere vrouwen zijn soms zo bedreven in die typisch Japanse woordgrappen dat het de mannen niet zoveel kan schelen dat ze niet meer zo’n jong uiterlijk hebben.”

Dalby: “Iki speelt ongetwijfeld een rol, maar je mag het belang ervan ook niet overschatten. Japan past zich in dat opzicht in snel tempo aan het westerse schoonheidsideaal aan. De liefjes van de gangsters zijn tegenwoordig stuk voor stuk jonge meisjes en in de reclame wordt schoonheid steeds meer aan jeugd gekoppeld.”

Tot de jaren twintig waren geisha’s toonaangevend voor de mode die vaak westers geïnspireerd was. Daarna negeerden ze radicaal de nieuwe westerse kleding en kapsels en werden ze de bewaarsters van de traditionele kunsten. Zijn de geisha’s geëvolueerd van progressieve naar almaar conservatievere elementen in de Japanse samenleving?

Golden: “Daar zit wel wat in. Vanaf de jaren twintig snoepten de zogeheten barmeisjes een groot deel van de cliëntèle van de geisha’s af. Het inhuren van een geisha werd een steeds exclusievere aangelegenheid. Tegenwoordig kost het al snel duizend dollar per avond. In 1902 werd de toenmalige premier getroffen door een geisha. Ze voerde een dans uit die haar oneindige vaderlandsliefde moest uitbeelden. De premier werd prompt haar danna. Vanaf de jaren dertig werden geisha’s vaak de minnares van een generaal of admiraal. Hoewel het te ver gaat de geisha’s uitsluitend te reduceren tot aanhangsters van de militaristen die de Japanse veroveringsoorlog in Azië begonnen, was er toch een sterke toenadering tot de heersende politieke en financiële groepen. Daarin is na de oorlog weinig verandering gekomen.”

Heeft er ooit een Japanse versie bestaan van Madame de Pompadour? De minnares van een politicus die achter de schermen de lakens uitdeelde?

Dalby: “Tijdens het shogunaat is er een opstand geweest van 47 samoerai. De shogun had op een verraderlijke manier hun meester vermoord, de edelman die in naam van de keizer regeerde. De samoerai waren op wraak uit. Om de aandacht van zich af te leiden, nam hun aanvoerder zijn intrek in een theehuis en wekte de schijn dat de politiek hem niet meer interesseerde, dat hij een losbandig leven leidde. In werkelijkheid bereidde hij stiekem de opstand voor. Die werd een succes, ook al eindigde hij met de collectieve harakiri van de 47 samoerai. Geisha’s hebben die samoerai geholpen. Het staat vast dat geisha’s veel over staatszaken te horen krijgen, maar hun erecode verbiedt loslippigheid. Ik betwijfel ook of staatszaken hen genoeg interesseren om hun danna actief te beïnvloeden.

In 1989 is de toenmalige premier ten val gekomen omdat de geisha met wie hij een verhouding had in de media met haar verhaal uitpakte. Dat ging echter over mishandeling en niet over staatsgeheimen. De andere geisha’s waren trouwens boos omdat zij schandaal had veroorzaakt.”

Japan evolueert in alle opzichten. De sociale kloof tussen mannen en vrouwen wordt langzaam smaller en de belangstelling voor het beroep van geisha daalt. Zal er op termijn nog een behoefte bestaan aan geisha’s?

Dalby: “Toen ik in 1976 in Kyoto verbleef om de geishawereld van nabij te bestuderen viel het me op dat het aantal maiko‘s, de leerling-geisha’s, sterk afnam. Het beroep was aan het vergrijzen. De vraag is zeer conjunctuurgevoelig. In de jaren tachtig, toen de aandelenkoersen de pan uit rezen en iedereen leek te bulken van het geld, lieten zakenlieden de yens rollen in de geishawijken. Maar na het uiteenspatten van de ‘zeepbeleconomie’, aan het begin van de jaren negentig, werd daar stevig het mes in gezet. Paradoxaal genoeg is het uitgerekend een westerling die de belangstelling voor dit oer-Japanse vak weer heeft doen toenemen. Jonge Japanse meisjes die Goldens Dagboek van een geisha hebben gelezen, raken gefascineerd door de glamoureuze kant van het vak en worden maiko. De strenge discipline die bij het beroep hoorde, is echter grotendeels verdwenen. Er zijn genoeg jonge geisha’s die op hun vrije avond hun kimono voor jeans verwisselen en naar de disco gaan.”

Golden: “Ik ben ervan overtuigd dat er altijd geisha’s zullen bestaan, juist omdat het zo’n door en door Japans beroep is. Geen volk ter wereld is zo goed in staat gebleken buitenlandse invloeden te absorberen en toch zijn eigenheid te behouden. Dat geldt niet alleen voor de techniek, maar ook voor de taal. Het Japans wemelt van de anglicismen. In tegenstelling tot de Fransen ondernemen de Japanse cultuurhoeders daar niets tegen. Ze zorgen er wel voor dat zelfs de taalkundigen de mythe van de uniciteit van de Japanse taal in stand houden. Linguïstisch is dat volkomen onzin. Het Japans is sterk verwant met het Koreaans. Het heeft veel invloed ondergaan van het Chinees. Waarschijnlijk is er zelfs een gemeenschappelijke oertaal, maar geen enkele Japanner zal dat ooit toegeven. Die eigenwijsheid staat er ook borg voor dat de wereld van de geisha’s misschien kleiner zal worden, maar nooit echt zal verdwijnen.”

Arthur Golden, “Dagboek van een geisha”, vertaald uit het Engels door Ronald Cohen, Anthos, eerste druk 1998, zeventiende druk in goedkope editie 2001, 462 p., 498 fr.

Liza Dalby, “Geisha”, vertaald uit het Engels door Louw Dijkstra en Janstje Post, Anthos, 1999, 253 p., 498 fr.

Meer informatie over geisha’s en vrouwen in het klassieke Japan vindt u op de website van Liza Dalby: www.taleofmurasaki.co

Piet de Moor en Jeroen Kuypers

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content