Met de hand maal ik nu koffie, Ethiopische en Mexicaanse, als ze mij niet tegenhielden zou ik de bonen zelf branden ook, ik kneed speltdeeg en scheer mij met een mes waarop gestanst staat Mijn Droom. Ik draag weer een horloge met tandwielen en jewels dat ik behoedzaam openschroef en afstel, heel precies, zodat het per etmaal maar enkele seconden voorloopt – wat mooier is dan niets.

Waarom ik die dingen doe, manueel en mechanisch, te midden van de kwartsgestuurde jachtigheid, ik vraag het mij af. Men zou kunnen zeggen dat ik een meerwaardezoeker ben maar er is meer aan de hand. Ik schep plezier in die handelingen omdat ze beheersbaar zijn en transparant, degelijk in ondegelijke tijden, omdat ik er vat mee krijg op de wereld, al is het dan maar op de fijnheid van maalsel of de densiteit van kruim. Ook lederen etuis en foedralen, pennen die schrijven zonder te haperen, alles is goed om de dingen bijeen te houden en te vluchten voor de gebrekkigheid en het platvloerse. Om de smakeloosheid te bestrijden, het onheil dat dreigt, de onmacht die uit kieren en spleten sijpelt. Misschien is het mijn manier om de waanzin te beteugelen, zoals anderen hun dagelijkse fles Famous Grouse openen, maandenlang trainen om de marathon van Lauwe uit te lopen of huizen omtimmeren tot studentenkoten. Evenzovele manieren om de angst te bestrijden en te kunnen lachen met de pointeloze grap, van het ontwaken tot het gaan slapen, ondanks de platvloersheid van de moppentapper en zijn hebbelijkheid zich te verliezen in onwaarschijnlijke toevalligheden en nauwelijks ter zake doende details.

Vreemd is het hoe de ene ochtend zich zoveel vriendelijker ontvouwt dan de andere, hoe er conjunctuur zit in de dagen. De ene dag glijd je moeiteloos door een wereld waarvan de soundtrack wel lijkt ingezongen door NoĆ©mie Wolfs en Isolde Lasoen, zusterlijk verenigd. De andere dag lijkt het bestaan meer op een houtskooltekening van Koenraad Tinel en zie je van achter je ontbijtgranen bus 76 passeren, waarop staat te lezen : Wachtebeke via crematorium. Mensen lopen tegen je aan, de enige die sorry zegt ben je zelf, al wat je zegt ben je zelf, de dienster smakt je bord spaghetti op tafel als had ze die nog liever over de draad bij de kippen gekieperd, je hoeft maar een blad papier te pakken of je snijdt je er al aan. Tot overmaat blijkt de voering van je nieuwe jas los te komen. In de krant lees je dat Caron, man’s gift shop en nog veel meer sinds vijf generaties, ermee stopt en de Veldstraat overlaat aan winkels die gekloond zijn van hier tot in Tokio. Telefonisten zijn tot call takers omgeschoold, de wereld grijnst naar je met rotte tanden en je denkt na over de mythe die rechtvaardigheid wordt genoemd. Als kind leer je dat je flink moet zijn en dat eerlijkheid wordt beloond. Vlug genoeg blijken dat blaaskens, even geloofwaardig als Sinterklaas. Als mijn dochter maar niet te vriendelijk opgroeit, te vol van goede wil en hoop. Op welk schap staan hier de combat boots ?

In de baarmoeder, inzwischen, blijkt het niet warm en donker te zijn zoals wij lang hebben geloofd, maar warm met gedempt en broeierig licht. Dat heb ik deze week uit de media vernomen, alsook dat de Melkweg waarin wij leven een spiraal is met een balk erdoorheen en dat er in ons stelsel alleen al, een van de ontelbaar vele, tweehonderd- tot vierhonderdmiljard sterren staan – een zestal voor elke mens die hier beneden rondscharrelt en watert.

Zoals zo velen heb ik met groeiende bewondering naar Basta zitten kijken, dat programma dat een nieuw genre in het leven riep, te weten de humoristische onderzoeksjournalistiek, en waarin tal van nare mensen met de billen bloot worden gezet. Dat niemand daar eerder op gekomen is. Ik vind ze moderne helden, die jongens van Neveneffecten, het soort gasten waarmee je op kot had willen zitten. De manier waarop ze de vinger leggen op schijnheilige of anderszins voze plekken in de samenleving bevalt me erg, prettig anarchistisch en toch maatschappelijk – ahum – relevant. Niet berustend maar op geestige wijze ingaand tegen de vunzigste verschijningsvormen van geld. Het zou vaker mogen, zo de knuppel in het hoenderhok zien gooien in een wereld vol watten mensen, zoals Annie M.G. Schmidt ze noemde in een allang vergeten gedicht : “de arbeiders, de watten middenstand, de zigzag-watten intellectuelen. De velen die ’t al met al geen flikker meer kan schelen”.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content