Gedeelde stilte
Er ligt een klein boekje op mijn bureau met een grote, haast doorzichtige oorschelp op het lichtblauwe omslag. Het boekje past in een jaszak. Dat is ook zo bedoeld. Het is tegelijk een soort brevier en een gids, De kleine atlas van de stilte van Laurens De Keyzer, uitgegeven bij Lannoo.
In de epiloog van het boekje staat: “Stilte bestaat niet. Of beter, ze bestaat slechts bij de gratie van geluid. Hoe minder geluid, hoe hoorbaarder de stilte.” Ik ervaar het elke avond en elke nacht in mijn huis. Iemand vroeg me onlangs wat het eerste geluid was dat me was opgevallen op mijn nieuwe plek. Toen die eerste zondagavond alle helpers naar huis waren en ik uitgeput op de sofa neerviel, hoorde ik niets, behalve het suizen van mijn eigen bloed. Heel af en toe reed een auto voorbij op de weg. Maar daartussen was het doodstil. Dat was wennen in het begin. ’s Nachts hoor je nog minder geluiden. Daar lag ik in het begin naar de luisteren in mijn bed, naar die volmaakte stilte. Ik schrok me rot toen midden in de nacht de brievenbus die niet op slot was, klepperend openviel door de ochtendkrant. Dat banale geluid kreeg in die totale stilte een ongewone resonantie.
Toen ik vrijdag op de dijk zat te kijken naar de zon die koperrood onderging boven de stroom, was er het geluid van de motor van een voorbijvarend binnenschip en het klapperen van de vleugels van eenden die, daardoor opgeschrikt, massaal opvlogen. Je hoorde zelfs het golven van het water in het kielzog van het schip. In de stilte krijgt elk geluid een andere dimensie. Schoonheid en harmonie worden er helderder door, mooier afgelijnd. Het is alsof de stilte het ritme doet vertragen, de hartslag verlaagt.
Wat ik voor stilte had gehouden achter de dubbele beglazing van een stadsappartement was dat allesbehalve. In dat soort stilte klinkt nog steeds het nerveuze leven van de straat door, al is het gedempt. Maar ik kende die absolute stilte, of liever ik herkende ze, uit mijn kindertijd, toen we in een uithoek van het dorp woonden, vanwaar je op een paar passen het veld in kon. Tussen de akkers, waar hoogstens een boerenkar dokkerde of wat koeien loeiden. Dat soort stilte lag diep in mij begraven. Ik was er ooit van weggevlucht. En nu maak ik er mijn bed in, letterlijk. En zij herkent mij en schenkt mij, na vele jaren van slapeloos woelen, nachten van diepe ongestoorde slaap.
Het is natuurlijk ook de stilte van de herfst- en winterdagen. Volgende zomer zal het al anders zijn als wandelaars en fietsers op zondagmiddag door mijn straat zullen trekken. Maar intussen proef ik de stilte als een zoet donker bier dat aan de wanden van een dik glas kleeft.
Het boekje van Laurens De Keyzer is een zoektocht naar dat soort stilte-ervaringen. Op een zondag in de dokken van de Gentse haven, langs een kanaal op de grens van West- en Zeeuws-Vlaanderen. Op een kerkhof in de Westhoek, diep in de Ardennen vlak bij een drukbezochte toeristische plek. Het zijn schaarse plekken in dit land waar nog echte stilte te vinden is. De ‘stiltegebieden’, die men probeert af te bakenen, zijn minuscule vlekjes op een door lintbebouwing gekerfde landkaart.
Veel mensen zijn trouwens bang voor de afwezigheid van achtergrondgeluiden. Het zijn degenen die stilte associëren met eenzaamheid en verveling. Die zullen De kleine atlas van de stilte niet kunnen appreciëren. Wie dat wel doet, zal misschien in de voetsporen van de schrijver treden. Dat is pas een dilemma: je schrijft zulke dingen op omdat je de ervaring wilt delen, maar tegelijkertijd ontsluit je de laatste plekken waar je naar jezelf kunt luisteren. Je besluit, allicht na lang nadenken, ze toch te delen. En dan hoop je maar dat ze het zullen kunnen appreciëren. Ik help het je hopen, Laurens De Keyzer.
TESSA VERMEIREN
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier