Galgenmaal

Dit is een crimi zonder einde. Thrillerauteur Pieter Aspe nodigt u uit om mee op zoek te gaan naar de moordenaar op zondag 11 oktober in Blankenberge. Vijfhonderd lezers van Weekend Knack kunnen deelnemen aan een crimi-spel dat door hem werd uitgewerkt. Tijdens het Crimi-Weekend in Blankenberge reikt Weekend Knack op zaterdag 10 oktober ook de Hercules Poirot-prijs uit voor de beste Belgische misdaadroman die in de afgelopen 12 maanden verscheen. De jury bestaat uit Fred Braeckman, Pol Moyaert en John Vervoort. Hoe u aan dit weekend kunt deelnemen, leest u op pagina 77.

Je bent laat”, zei Louise wrevelig.

Ze liep naar het fornuis, boog zich voorover en haalde een vuurvaste schotel uit de oven. Geert Dullaert knikte en legde zijn gsm op het dressoir, naast een verzilverd dienblad waarop een aangebroken fles port stond. Daarna ging hij aan tafel zitten. Hoewel kabeljauw met mosterdsaus en gekookte aardappelen niet bepaald zijn lievelingsgerecht was, viel die afkeer niet van zijn gezicht af te lezen. Over de kookkunst van Louise was al jaren geleden het laatste woord gezegd. Net als over de rest van hun relatie trouwens.

“Ik heb je de hele middag gebeld, maar je was voortdurend in gesprek. Besef je eigenlijk wel hoe lang ik moet werken om jouw telefoonrekening te kunnen betalen?”

Twee keer had hij haar proberen te bereiken. In de Kerkstraat en bij de jachthaven, met een tussenpoos van vijf minuten, en dat alleen maar om te kunnen pronken met zijn nieuwe gsm.

“Heeft Martine weer een nieuwe minnaar of heb ik vanmorgen de hoorn verkeerd op de haak gelegd? In dat geval is het natuurlijk mijn schuld dat je onbereikbaar was.”

Louise negeerde zijn sarcasme en controleerde de warmte van de mosterdsaus met haar wijsvinger. Lauw. Had hij maar op tijd thuis moeten zijn. Een uur geleden had ze de oven afgezet, want je kon die troep niet eeuwig blijven opwarmen. Als mijnheer de journalist haar kost niet lustte, konden ze altijd nog uit eten gaan. Er waren restaurants zat in Blankenberge.

“Wie heeft ze nu aan de haak geslagen? Een formule-1-piloot of de plaatselijke mister Universe?”

“In ieder geval geen journalist.”

Louise kwakte zijn bord op tafel. Martine had gelijk. Mannen van middelbare leeftijd zijn net auto’s. Je moet ze op tijd inruilen. En dat had haar vriendin gedaan. Sinds ze weduwe was, at ze meer kaviaar dan kabeljauw. Daar dienden minnaars toch voor. Dullaert prikte een stukje uitgedroogde vis aan zijn vork en doopte het in de saus.

“Ik heb een moordzaak moeten verslaan”, zei hij tussen twee happen door.

“Een moord in Blankenberge! Laat me niet lachen.”

Louise krabde onder haar oksel, liep naar het dressoir en schonk zich een glas port in. Dat zou mijnheer de geheelonthouder niet leuk vinden.

“En daar ben je de godganse dag mee bezig geweest?”

Dullaert had geen zin om nog langer te bekvechten.

“Ze hebben vanmorgen een dode Hollander opgevist in de jachthaven.”

“Was hij verdronken?”

“Dat zal het onderzoek moeten uitwijzen.”

“Je zei dat het om een moord ging.”

“Een verdacht overlijden dan”, zuchtte Dullaert.

Morgen zou de wetsdokter het autopsierapport doorfaxen naar de hoofdcommissaris en die had hem beloofd dat hij het mocht inkijken. Dullaert kende de hoofdcommissaris van op de lagere school. Vandaar het vertrouwen.

“En jij vindt één dode Hollander een voldoende reden om…”

“Het slachtoffer heet Rien Huisman. Een zakenman uit Rotterdam.”

“Wat kan mij dat schelen.”

“Volgens de havenmeester kwam hij regelmatig naar Blankenberge. Hij was een graag geziene gast in het casino.”

Dullaert legde zijn bestek kruiselings over zijn bord. Hij dacht aan frieten met mayonaise.

“Ik heb zin om een luchtje te scheppen”, zei hij.

Louise reageerde niet. Vreemd. Meestal werd ze hysterisch als hij onverwacht de deur uitging.

Het was druk op de markt. Alle parkeerplaatsen waren bezet en op het terrasje ging het er vrolijk aan toe. Bij het frietkraam stond een file uitgehongerde zonnekloppers, meestal mannen die door hun vrouw op pad waren gestuurd op zoek naar iets eetbaars.

“Hoi, Geert.”

Martine tikte Dullaert op de schouder. Haar heldere stem joeg een rilling door de rij wachtenden. Ze draaiden zich om met een synchronie die alleen kunstzwemmers beheersen. Martine kuste Dullaert op de wang. Heel nadrukkelijk, waardoor een vuurrood spoor ontstond. Haar lippen gleden speels naar beneden en raakten de zijkant van zijn mond.

“Heeft ze weer eens kabeljauw voor je klaargemaakt?”

Dullaert knikte.

“Met mosterdsaus?”

Martine lachte uitdagend. Ze was even oud als Louise, maar dat was haar niet aan te zien. Ze droeg een strak jurkje, dat als een vlies om haar lichaam zat. In het schemerdonker leek ze amper dertig.

“Mijn vriend heeft me gisteren in de steek gelaten”, zei ze plotseling. “Ik vrees dat ik hem nooit meer zal terugzien.”

Dullaert keerde zich opgelaten om, maar zijn afwijzende houding leek haar niet te deren. Ze kwam naast hem staan.

“Het is jaren geleden dat ik nog een portie friet heb gehad.”

Ze zei “gehad” en niet “gegeten”. “Hebben” was een werkwoord dat ze alleen voor mannen reserveerde. Ze schoven voetje voor voetje aan. Na tien minuten kwam Dullaert eindelijk aan de beurt. De exploitant van het frietkraam tracteerde hem op een vettige knipoog.

“Zullen we samen een terrasje pikken?”

Dullaert sopte een goudgele friet in een kwak mayonaise.

Louise zou hem vermoorden als ze er ooit achterkwam dat hij met Martine…

“Louise zal zich ongerust maken”, zei hij niet echt overtuigend. “Ik heb haar beloofd…”

“Eén drankje maar.”

De manier waarop ze een pruilmondje opzette, verhitte zijn bloed. Na al die jaren met Louise… Nee. Hij mocht er niet aan denken. Martine had een slechte reputatie. Ze gebruikte mannen als zakdoeken, wegwerpzakdoeken.

“Het spijt me, Martine. Ik heb een drukke dag achter de rug. Ik zit midden in een moordzaak en morgen…”

“Een moordzaak?”

Ze duwde haar heup tegen zijn bekken.

“Daar heeft Louise niets over verteld.”

Dullaert glimlachte schaapachtig. Natuurlijk had Louise haar daar niets over verteld.

“Iemand uit Blankenberge?”

“Nee, een Nederlander.”

“Gelukkig maar”, lachte Martine.

“Naar verluidt was hij hier nogal bekend.”

“Is de dader al gevat?”

“Nee, maar…”

Dullaert aarzelde. De speurders hadden onder de nagels van het slachtoffer een stukje vreemd weefsel ontdekt. Die informatie had hij van zijn vriend, de hoofdcommissaris. Off the record, uiteraard.

“Alsjeblieft, Geertje. Houd me toch niet in spanning.”

Ze streek door zijn haar. Dullaert voelde de opwinding door zijn bloedbaan razen.

Hoewel Dullaert café Catamaran kende, was hij er nooit eerder geweest. Martine kwam er wel geregeld over de vloer. Dat zag je zo, ze liet zich er gewillig door iedereen zoenen.

“Laten we op het terras gaan zitten.”

“Moet dat per se? Kunnen we niet beter…?”

Dullaert voelde een straaltje zweet langs zijn nek naar beneden lopen. Iedereen had hem natuurlijk herkend. De manier waarop de stamgasten grinnikten, sprak voor zich. Blankenberge is een kleine stad waar de roddels zich sneller voortplanten dan het geluid. Als Louise erachter kwam dat hij met Martine was gezien, kwam daar gegarandeerd knallende ruzie van. Maar ondanks die dreiging (of was het precies daardoor) begon zijn huid te tintelen.

“Voor mij een cola”, zei hij toen de ober de bestelling kwam opnemen. De man grijnsde en wendde zich tot Martine.

“Comme d’habitude?” vroeg hij.

Ze knikte en maakte met haar wijsvinger een vluchtig teken in de lucht.

“Je komt hier vaker”, lachte Dullaert toen de ober de hielen had gelicht.

Ze sloeg de benen over elkaar en keek hem vrank aan.

“Eigenlijk heb je best een mooi lijf, Geert.”

De tinteling op zijn huid veranderde in kippenvel. Zelfs voor een man die een spiegel nodig had om zijn eigen geslacht te ontwaren, klonken haar woorden nog als een zoet compliment in de oren. Zijn verstand wilde het negeren maar diep in zijn binnenste voelde hij zich weer een jongen van zestien.

“Overdrijf je niet een beetje?”

“Waarom zou ik?”

Ze strekte haar arm en schudde hem bij de schouder.

“Je denkt toch niet dat ik op die jonge kerels val?”

De ober zette zijn dienblad op tafel en serveerde de drankjes. Martine nam een slokje van haar glas. Er zat whisky in. Dullaert dronk gulzig, want de zoutige frieten hadden hem dorstig gemaakt.

“Vertel me over de moord”, zei ze plotseling gretig.

Ze boog zich over het kleine bistrotafeltje. Hij voelde de koelte van haar adem over zijn wang strijken.

“Vanmorgen heeft iemand van de zeereddingsdienst het lichaam van een Nederlandse zakenman opgevist uit de Spuikom.”

Dullaert wees naar de overkant van de jachthaven.

“Waarschijnlijk gaat het om een roofmoord. De Hollander had geen portefeuille op zak en zijn kluis was leeggemaakt.

“Een kluis op een jacht?”

Dullaert fronste de wenkbrauwen.

“Hoe weet je dat die man met een jacht gekomen is?”

Hij nam een slok. De cola smaakte anders, minder zoet dan hij gewend was. Martine wenkte de ober.

“Nog een cola?” vroeg ze speels.

Dat is de tweede in minder dan vierentwintig uur”, zei de man van de zeereddingsdienst.

Zijn collega manoeuvreerde de rubberboot tot bij het lijk, dat als een opgeblazen ballon tussen het zeewier in de Spuikom dreef.

“Godverdomme.”

“Wat scheelt er?” vroeg de man die de rubberboot bestuurde.

“Ik ken die vent.”

Hij boog zich voorover en probeerde Dullaert in de boot te hijsen.

“Is dat niet die journalist die hier gisteren de hele dag…”

“Nu je het zegt”, zei zijn collega. “Ik heb die kerel vannacht nog in de Catamaran gezien. Met die meid. Je weet wel.”

Hij maakte een obsceen gebaar.

Nog geen twee minuten later loeide in de verte een sirene.

“Naar verluidt had de man behoorlijk gedronken”, zei de wetsdokter.

“Waarschijnlijk is hij van de helling het water ingegleden.”

De hoofdcommissaris van de Blankenbergse politie schudde het hoofd.

“Geert Dullaert dronk nooit”, zei hij beslist.

“Dan is het een ongeval.”

“Dat geloof ik niet.”

Plotseling kwam een agent aangelopen. Hij hijgde. Er glansde zweet op zijn dooraderde wangen.

“Louise Dullaert is spoorloos, commissaris. Ze…”

“Heb je haar moeder gebeld?”

“Daar is ze ook niet. Maar…

“Misschien is ze bij die Martine”, zei de hoofdcommissaris.

Hij wist dat beide vrouwen onafscheidelijk waren en het was niet de eerste keer dat Louise na een echtelijke ruzie een nachtje bij haar vriendin was gaan logeren.

“Die is vannacht in volle vaart vertrokken met de wagen”, zei de agent.

“Volgens een buurman zijn ze er samen vandoor.”

“Louise en Martine?”

De agent knikte.

“En ze hadden elk twee koffers bij zich.”

Pieter Aspe / Collage Tom Hautekiet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content