Een wachtkamer in het ziekenhuis. Ik zit in het gezelschap van landgenoten, nieuwe zowel als oude, in shorts zowel als op sandalen. De televisie staat aan, op zo’n zender waar opgefokte Amerikanen de beste uienpeller aller tijden verkopen en spectaculair eenvoudige buikspier- trainers. Lastig bereikbare hoeken en randjes… 37-delige luxeaccessoireset… geef uw meubels een tweede leven… “Mag dat uit ?” wil ik vragen, maar ik merk dat een vrouw, van het type dat doorlopend iets vies lijkt gewaar te worden, een boekje heeft opgediept en het bestelnummer van de tweezijdige raspschijf noteert.

In contrast daarmee staan de talrijke jonge dokteressen en verpleegsters. Ook hier is blijkbaar onlangs een blik ‘jeugd’ opengetrokken, met iets te diepe uitsnijdingen en iets te veel zelfvertrouwen. En intellectuele brillen, die de sérieux moeten onderstrepen, maar die juist de sexappeal versterken. Fuck me-brillen, hoorde ik onlangs een vriend zeggen. Voor de rest een staalkaart van ellende in zo’n ziekenhuis, graatmagere wezens met de kleur van kladpapier die bij de ingang in hun rolstoel aan zelfgerolde sigaretten sleuren, terwijl een baxter aan mobiel statief een of andere onzalige vloeistof in hun aderen laat druppelen. Valse knieën en nieuwe heupen, mensen met mutsen in de zomer. Gezichten die zo misvormd zijn dat je stáárt, ondanks jezelf, al is het maar die ene akelige seconde waarin ze zien dat je schrikt, een seconde die zij dagelijks honderden keren meemaken.

Het is met een gevoel van opluchting dat je zo’n plek verlaat en weer door de stad loopt, waar zelfs de trams en de fietsspaken het soort glans krijgen waarbij je opeens, wel enkele hele seconden lang, beseft dat er geluk schuilt in het armzalige feit pijnvrij naar de wolken te kunnen kijken – of naar de gierzwaluwen, die wezens waarover ik las dat ze in duikvlucht snelheden van meer dan tweehonderd kilometer per uur kunnen bereiken. “Hoogstwaarschijnlijk houden ze zich meerdere maanden zonder onderbreking op in de lucht”, stond erbij. Dat hoogstwaarschijnlijk vond ik belangrijk, omdat het wees op mysterie. Natuurlijk bestond er ook een gierzwaluwluisvlieg, die de pret kwam bederven, zoals altijd.

Op weg naar huis, niet ver van het station, stap ik een winkel van gadgets binnen : bierglazen met tepels, toiletpapier bedrukt met dollarbiljetten en asbakken met twee kleine voeten tussen twee grotere voeten die in tegenovergestelde richting wijzen. The usual suspects, maar ook moderner vertier zoals politieschouderholsters voor iPhones, Facebookdouchegordijnen, USB Cup Warmersnooit meer koude koffie ! – en wereldkaarten waarop je de plekken kunt wegkrassen waar je geweest bent.

Ze hebben ook iets dat Happiness Solar Flower heet, een vrolijk wiegelende madelief die werkt op zonne-energie. “Batterijen zijn dus niet nodig”, staat er ten overvloede bij vermeld, maar voor de rest vind ik het ding aanstekelijk in zijn enthousiasme. Het is een hedendaagse versie van de glazen vogels die ik ooit bezat, met een blauwe vloeistof in hun buikje, die er door een of andere fysische wet voor zorgde dat ze bleven ja-knikken en pikken in een glas op de bank bij het raam, onophoudelijk. Tot ze op een dag stilvielen en toch nog eindigden in het vuilnisvat.

Ik draai een paar rondjes in de winkel, kies dan een Solar Flower uit met roze bloempot en breng hem naar de toonbank, besmuikt, zoals bij boekjes met titels als Big tits in lang voorbije dagen. “Ze zijn leuk, hé”, grijnst de verkoper, een persoonlijkheid die voorbestemd lijkt om Freddy te heten.

“Absoluut !” gooi ik mijn favoriete stopwoord in de strijd. Hoewel van goedkoop plastic, en allicht door nijvere kinderhandjes vervaardigd in het grote, vrolijke gelukkigewiegelbloemenatelier ergens in China, doet de bloem precies wat ze belooft : ze maakt je happy op een manier waarop je moeilijk de vinger kunt leggen en die je jezelf bijna kwalijk neemt.

“KANSLOOS IN CINEMA”, lees ik even later bij een kop koffie op een terras, over de freak die huishield tijdens een première van Batman.

Een van de slachtoffers had een maand eerder een soortgelijke schietpartij overleefd. “Elke seconde van elke dag is een geschenk”, schreef ze toen in haar blog.

Een ander meisje was zes en mocht naar de bioscoop als beloning voor het zwembrevet dat zij zopas had behaald.

Door dat alles niet in het minst verstoord, schijnt de zon, en wiegelt mijn wiegelmadelief onvermoeibaar voort.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

De bloem doet precies wat ze belooft : ze maakt je happy op een manier die je jezelf bijna kwalijk neemt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content