PIERRE DARGE

Natuurlijk werden op de autosalon van Genève weer massa’s rijklare nieuwigheden ingehaald: we konden een glimp opvangen van de nieuwe Maybach, Mazda presenteerde er zijn nieuwe 6, Ford kwam met de Fusion aandragen en de Chrysler Crossfire was op het appel. Maar gewoontegetrouw dwaalde onze aandacht wat verder af, naar modellen die overmorgen of misschien wel nooit op de markt komen, maar wel boordevol ideeën steken.

Tot de spectaculairste nieuwigheden behoort alvast de AUTOnomy op de stand van Opel, de concept car van GM die het geloof van de Amerikaanse gigant in de brandstofceltechnologie moet hard maken. Experimentele brandstofcelauto’s waren tot nu toe afgeleid van bestaande modellen, en daardoor wat halfslachtig en boordevol compromissen. De AUTOnomy breekt met dat soort oplossingen en kiest resoluut voor een eigen basiselement, dat veel weg heeft van een skateboard, maar dan wel achttien centimeter dik. Alle belangrijke organen steken in die basis en worden via een drive-by-wire-technologie aangedreven, waarbij ze dus door elektrische systemen worden bediend, in plaats van door stijve, mechanische verbindingen. Zo verdween de centrale motor met mechanische overbrenging naar de wielen, en werd vervangen door één elektrische motor per wiel.

Behalve die essentiële componenten moeten ook de brandstofcellen en een waterstofopslagsysteem een plaats krijgen in die skateboard-basis. In het midden ervan zit een zogenaamde docking port, waarop alle regelsystemen, elektriciteitsvoorzieningen en de airco worden aangesloten. Het gevolg van die lay-out is dat alle ruimte erboven vrijkomt voor het koetswerk dat niet langer aan de traditionele ontwerpbeperkingen onderhevig is (een motorcompartiment zit toch als een blok in de weg). Bij GM droomt men inmiddels al van diverse carrosserievormen op eenzelfde basis, die overigens naar wens kan worden verlengd. De constructeur geeft na enig aandringen wel toe dat de serieproductie van brandstofcelauto’s niet voor het einde van dit decennium wordt verwacht.

Nissan verbaast met zijn Yanya, een compact vrijetijdsvoertuig dat inhaakt op de trend van de SUV (Sport Utility Vehicle) en gericht is op een jong publiek. Een consumentengroep die op zoek is naar een stadswagen die toch de mogelijkheden bezit om tot cabrio en zelfs tot pick-up te worden omgevormd, zodat het vervoer van bijvoorbeeld die surfplank geen problemen stelt. Bij de Yanya is veel mogelijk: het dak kan worden afgenomen en zijn achterkant is verstelbaar. Diezelfde flexibiliteit tekent ook het interieur, waarin zowel de stoelen als de centrale console op rails gemonteerd zijn. Die console schuift naar voren of naar achteren en kan zelfs centraal dienst doen als tafel met de stoelen eromheen, want die draaien dan weer om hun as. De stoelen zijn van een verrassende eenvoud en toch bijzonder flexibel. Ze zitten aan een centrale stalen buizenstructuur opgehangen, zodat zitje en rugleuning als bij een bioscoopstoel kunnen dichtklappen en vervolgens op de rail verplaatst worden. En alsof die flexibele behandeling van het interieur nog niet volstond, werd ook werk gemaakt van een interessante aandrijving. De Yanya wordt op de voorwielen aangedreven door een thermische motor en, indien nodig, op de achterwielen door een elektrische motor, zodat een heuse, hybride 4×4 ontstaat.

Het idee van de hybride aandrijving vinden we in Genève ook terug op de piepkleine Subaru HM-01, gebaseerd op de Pleo die alleen op de Japanse markt komt. Ook hier worden de voorwielen aangedreven door een benzinemotor (viercilinder, 658 cm3), terwijl de achterwielen een elektrische krachtbron krijgen. Een centrale beslist welke aandrijving de voorkeur krijgt, steevast de ecologisch voordeligste optie gekozen wordt.

Ook bij Toyota zijn diverse hybride aandrijvingen te zien, maar de indrukwekkendste innovatie blijkt de p.o.d., de eerste emotionele auto, maar dat is een verhaal voor later.

Zoals elk jaar maakt ook meneer Fioravanti met een complexe nieuwigheid zijn opwachting. Zijn Yak wil een cross over zijn, een auto die het beste van diverse werelden combineert. Zo laat de achterzijde van de Yak zich omvormen tot een pick-up. De structuur van de potige vierwielaandrijver bestaat uit een soort centrale rollbar. Die komt niet alleen de veiligheid ten goede, maar opent ook de mogelijkheid om een onuitgegeven oplossing te integreren: ruitenwissers voor de zijruiten. Interessanter vinden we de manier waarop Fioravanti de klassieke lichten vervangt door een batterij van kleine LED’s met speciale lenzen die als kleine oogjes in rijen op de voorsteven staan opgesteld. Het unieke aan die vele lichtpunten is dat ze zeer smalle lichtbundels verspreiden die individueel kunnen worden aangepast. Zo kunnen de lichtbundels worden verlengd (voor het rijden tegen hoge snelheid) of worden verbreed (in het stadsverkeer). De combinatie van veel kleine lichtjes laat zich bijzonder soepel in het design inpassen.

Het interieur is voorin echt het domein van de rijder, terwijl voor de passagiers achterin een brede driezitsbank ter beschikking staat, daar ligt de nadruk op gezelligheid. Een sensor in de stoelen brengt automatisch een armsteun op zijn plaats en zorgt ervoor dat de gordel perfect op zijn positie wordt gehouden.

Peugeot mikt niet meteen op spectaculaire technologische innovaties, maar stelt twee ultrasportieve concept cars voor: de RC Pique met benzinemotor en de RC Carreau met HDi turbodiesel. In essentie gaat het om een zeer geslaagde stijloefening met centraal achterin een aandrijfgroep en een structuur die uit koolstof is opgebouwd. De combinatie van een zelfdragend skelet en de geïntegreerde, wiegvormige kooi van staal levert een uitermate stijf geheel op. Een panoramische voorruit en ruitenwissers met een eigen elektromotor (waardoor het stangensysteem overbodig wordt) ondersteunen de schitterende vorm die achteraan overgaat in de vleugel. Die kan door de rijder over veertig millimeter worden uitgeschoven zodat de neerwaartse druk op de achtertrein nog verhoogt. Binnenin is de middentunnel naar achteren doorgetrokken in een soort centrale structuur die de dakconstructie verstevigt. De stoelen bestaan uit koolstofschalen, bekleed met schuim en leder.

Ook Mitsubishi haalt inspiratie uit de racerij en wil met de gedurfde vormgeving van de Pajero Evolution zijn succesreeks in Parijs-Dakar benadrukken. De wagen, aangedreven door een 4.7 liter V8, ziet er sportief en sensationeel uit. Dichter bij de realiteit staat de CZ2, een compacte vierzitter met een oogverblindend mooie lijn, allicht een voorbode van een productiemodel.

Bij Smart trekt vooral de opengewerkte Crossblade de aandacht: de kleine, waarin de deuren zijn vervangen door wegklapbare beschermprofielen, gaat zonder dak door het leven – weer of geen weer. Van de inzittenden wordt verwacht dat ze zich op de ergste weersomstandigheden voorbereiden. Die Spartaanse aanpak drukt (volgens de makers) de individuele vrijheid én de onafhankelijkheidsdrang uit. We vermoeden dat binnenin het motorgevoel het wint van de klassieke auto-ervaring. Niet voor doetjes dus.

Rover pakt het wat voorzichtiger aan, maar slaat met zijn TCV (voor Tourer Concept Vehicle) een nieuwe weg in. Designer Peter Stevens benadrukt meer de flexibiliteit dan de ‘klassieke Britse waarden’, zoals een ronde vormgeving, leer en hout. Zijn break oogt stevig en uitdrukkingsvol, en de functionaliteit van het interieur stuwt hem in de richting van een jong en dynamisch publiek.

Zelf zijn we fors onder de indruk van de Saab 9/3X, een designoefening voor de opvolger van de 9/3 die er deze zomer aankomt en de nieuwe lijn van de Zweedse producten lijkt aan te kondigen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content