Flexibiliteit is in. Over de mogelijke negatieve gevolgen voor ons sociaal en psychologisch leven wordt meestal gezwegen. De Amerikaanse socioloog Richard Sennett waarschuwt voor een stuurloze samenleving.

In zijn boek De flexibele mens. Psychogram van de moderne samenleving laat Richard Sennett een ander geluid horen dan wat we doorgaans in de media vernemen. Politici en werkgevers laten niet na ons te wijzen op de positieve aspecten van flexibele arbeid. Die zou meer rekening houden met de behoeften en wensen van de werknemers; de combinatie van arbeid en gezin zou er eenvoudiger door worden.

Dat ook deze medaille een keerzijde heeft, ziet men makkelijk over het hoofd. “Er heerst onbezonnenheid over deze materie”, zegt Sennett, docent sociologie aan The New York Institute for Humanities. “In de Verenigde Staten hebben we er meer dan twintig jaar ervaring mee, en ik wou mensen buiten de States tonen wat de gevolgen van deze veranderingen kunnen zijn voor hun dagelijkse leven.”

In zijn boek lezen we dat van de flexibele mens verwacht wordt dat hij altijd bereid is om van werkomgeving, werkstijl en woonplaats te veranderen. En dat fusies, reorganisaties, herstructureringen en afslankingen mensen behoorlijk in de war kunnen brengen, omdat een gebrek aan continuïteit in botsing kan komen met de behoefte aan stabiliteit. “Als er geen zekerheden meer zijn, geen jarenlange dienstverbanden, geen betrouwbare relaties en vriendschappen, raakt de mens op drift”, aldus Sennett.

Aan de hand van de levensgeschiedenis van een paar fictieve maar op de realiteit geïnspireerde figuren, schetst hij de recente evolutie op de arbeidsmarkt en de problemen waarmee iemand geconfronteerd kan worden. Een man wiens vader twintig jaar bij hetzelfde bedrijf werkte, moet zelf om professionele reden vier keer verhuizen in veertien jaar tijd. Een vrouw die op middelbare leeftijd iets anders wil doen dan achter de bar staan en in een reclamebureau aan de slag gaat, merkt dat ze daar uit de boot valt; niet door een gebrek aan kwaliteiten, maar omdat ze het wereldje niet kende. Uitdaging mislukt. Ook bij ons wordt bij een verandering van job graag het woord “uitdaging” gebruikt, maar Sennett wijst erop dat risico’s nemen ook een achteruitgang kan betekenen. En dat het vaak opgehemelde thuiswerk tot een grotere controle kan leiden en teamwork tot oppervlakkigheid. Kortom: Sennett gaat lijnrecht in tegen alles wat bij ons bon ton is.

Er wordt veel gepraat over globalisatie maar zelden over de veranderingen in de sociale structuur, en die lijken mij nochtans even belangrijk. Die veranderingen hangen samen met een institutionele revolutie: starre bureaucratieën zijn vervangen door een netwerk van organisaties waar men op korte termijn denkt. Daardoor ontstaat er een heel andere manier van omgaan met tijd.”

Heel wat mensen zijn tevreden met flexibele werktijden: ze kunnen daardoor werk en gezin beter op elkaar afstemmen.

Richard Sennett: Dat hangt ervan af. Als ik het over flexibiliteit heb, praat ik niet alleen over de werkuren. Het nieuwe van het Anglo-Amerikaanse systeem is dat er een losse band met de werkplek ontstaat. Mensen die thuis werken, zijn door een computer verbonden met hun werk, maar eigenlijk staan ze er helemaal buiten. Informele contacten zijn belangrijk om te weten wat er echt gaande is. Thuiswerkers gaan niet mee een glas drinken, nemen niet deel aan de gesprekken tijdens de lunch, hebben geen sociaal contact. Er is ook een geslachtsverschil. Vrouwen hebben het gevoel dat ze werk en gezin inderdaad beter kunnen combineren, maar in feite worden ze uit hun kantoor gezet. Voor een ambitieuze vrouw die begaan is met haar werk, is deze formule echt geen geschenk. Het is een ambigue kwestie: vrijheid is dubbelzinnig omdat ze ook stuurloosheid met zich meebrengt. Men is geneigd het Amerikaanse fenomeen te idealiseren, men ziet het als een manier om rigiditeit aan te pakken. Maar elke verandering creëert haar eigen problemen. We kennen het fenomeen nu twintig jaar, en ik denk dat wie lang in dat systeem heeft gewerkt er niet optimistisch over is.

Mensen die tevreden zijn, kunnen maar beter nadenken over de gevolgen op lange termijn?

Ik zou niet zeggen dat ze tevreden zijn. Diegenen die ik heb geïnterviewd, hadden het gevoel dat ze een kans hadden gekregen, maar anderzijds bleken de sociale kosten zeer hoog. Flexwerkers behoren vaak tot de middenmoot. Zowel in Groot-Brittannië als in de Verenigde Staten konden ze niet echt kiezen, ze werden veeleer gepusht met argumenten als: “Je moet van de gelegenheid gebruikmaken”, of: “Je moet mee met de tijd”. Het is een structurele verandering in de samenleving, en daartegen kan je je niet verzetten.

U schrijft dat jonge mensen onverschillig staan tegenover hun werk.

Jonge werknemers weten vandaag dat ze niet lang dezelfde baan zullen hebben of voor hetzelfde bedrijf zullen werken. Daarom zijn ze onverschilliger. Niet alleen ten opzichte van de firma, maar ook tegenover elkaar. Ze hoeven niet gedurende lange tijd samen te werken met elkaar. Ze dobberen maar wat rond. Het is contradictorisch. Er wordt wel zeer intens en veel gewerkt – tien tot twaalf uur per dag is normaal – maar ze zijn ook stuurloos omdat ze geen band hebben met hun collega’s. Wie zich wil ontwikkelen tot een volwaardig mens, moet zich aan iets wijden, zich langdurig voor iets inzetten. Duurzame relaties zijn moeilijk. Het vergt tijd om iemand te leren kennen en te begrijpen. In kortetermijnrelaties gebeurt dat niet.

We geloven graag dat werken enkel met geld te maken heeft, en dat we buiten de werkuren pas echt onszelf zijn. Maar we brengen het grootste deel van ons bewuste leven door met arbeid. Als we in die tijd niet geëngageerd zijn, komt dat erop neer dat het grootste deel van ons bewuste leven er niet toe doet. Als je werk niet langer de focus is van je sociale leven, is dat een armzalige manier om je dag door te brengen.

De Engelstalige titel van uw boek luidt “The Corrosion of Character”. Die uitdrukking heeft een andere lading dan “De flexibele mens”.

Inderdaad. En de Franstalige titel luidt: Travail sans qualités. Een verwijzing naar Musils roman: De man zonder eigenschappen. Daar is het mij ook om te doen: ik ben een socioloog, geen econoom. Wat ik wil aantonen, is dat flexibel werk tot zo’n oppervlakkige relaties leidt dat iemands karakter erdoor wordt uitgehold. De term “karakter” verwijst niet naar iemands persoonlijkheid, maar situeert zich meer op het ethische vlak: de manier van omgaan met anderen. Karakter heeft te maken met begrip voor de situatie als iemands kind ziek is, met verantwoordelijkheid voor anderen en gevoelig zijn voor andermans behoeften.

De belangrijkste vaststelling tijdens ons onderzoek was dat mensen een conflict ervaren tussen gezin en werk. De manier waarop ze zich in de werksituatie gedragen, brengt hen thuis in de problemen. Stel je voor dat je tegen je kind zegt: “Ik engageer me niet, ik probeer lief te zijn voor anderen, maar ik probeer te vermijden dat ik van hen afhankelijk word.” Zulke ouders kunnen geen voorbeeld zijn van loyaliteit of verantwoordelijkheid voor anderen.

Kan je dan geen goed voorbeeld zijn als je deze principes wel in je persoonlijk leven waarmaakt?

Ik denk dat dit onderscheid niet mogelijk is. Alleen al fysiek kan het niet. Je brengt zoveel tijd met je werk door dat het moeilijk is om je gezin daarvan af te schermen. Ook de geïnterviewden – mensen met een baan in de hoogtechnologische of financiële sector – maakten dat onderscheid niet. Ze hadden vooral te kampen met gevoelens van verlies en nostalgie. Als we hen vroegen wanneer ze oprecht tevreden zouden zijn, verwezen ze naar een verleden waarin men zich kon concentreren op dingen en zich kon engageren.

U klaagt ook aan dat ervaring niet langer meetelt.

Als je kan kiezen tussen het heropleiden van een oudere werkracht die meer kost en het aanwerven van een jong en bekwaam iemand, kan ik me voorstellen dat je voor de jongere opteert. Het gevolg is dat mensen van middelbare leeftijd een burn-outgevoel krijgen. Hun ervaring stapelt zich op maar verliest aan economische waarde. Er wordt niet in hen geïnvesteerd, en dat is verspilling.

De vraag “Wie heeft mij nodig?” is volgens u in het huidige systeem niet aan de orde.

In een economie waar alles erop gericht is om autonoom, fexibel en onafhankelijk te zijn, geldt ook: als jij niemand nodig hebt, is er ook niemand die jou nodig heeft. Dat is een verarming van je leven, en een sociologisch probleem. Het is ironisch dat de discussie over de vraag wat er mis is met dit kapitalisme, vaker door extreem-rechts dan door links wordt gevoerd. De linkerzijde blijft economisch denken over kapitalisme, de culturele vragen worden gesteld door extreem-rechts. Het zijn de vragen die Haider zou stellen. Zelf ben ik een man van links en ik vind dat wij ons over thema’s als het verlies aan sociale verbondenheid moeten buigen; we hebben er geen goede antwoorden op.

Veel van wat tegenwoordig aan de linkerzijde gebeurt – wat men de derde weg of het nieuw links denken noemt – is nogal elitair. De band met het leven van arbeiders, van de gewone mensen is verloren gegaan. Transformaties in de politiek slagen alleen als ze vanuit de basis komen, niet als ze door de reclamewereld worden gelanceerd. Die elites maken de fout te denken dat als zij kunnen omgaan met het systeem, iedereen dat kan. De meeste werknemers die ik heb geïnterviewd, konden het niet. Zij hadden het moeilijk om toe te geven dat ze persoonlijk niet slaagden in dit systeem, terwijl de ideologie mateloos optimistisch en positief is. Wie zegt dat het Amerikaanse of Britse voorbeeld moet gevolgd worden, heeft niet begrepen hoe de realiteit eruitziet.

Richard Sennett, De flexibele mens. Psychogram van de moderne samenleving, Byblos, 192 blz. 598 fr.

Johanna Blommaert / Illustratie Kristina Ruell / Foto Lieve Blancquaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content