FILM
SUBLIEM
Het nieuwe meesterwerk van Theo Angelopoulos is voorlopig alleen in Brussel te zien, in een kopie met louter Franse onderschriften, maar laat dit u niet afschrikken. De protagonist van “Le Regard d’Ulysse” is een naar Amerika uitgeweken Griekse filmmaker (Harvey Keitel) die terugkeert naar zijn geboortestad Ptolemaïs en van daaruit een speurtocht onderneemt naar de verloren gewaande eerste films van de gebroeders Manakias, de Lumières van de Balkan, die aan het begin van de eeuw met hun camera het dagelijkse leven registreerden, zonder zich in te laten met de nationale en etnische geschillen in de regio. Zijn omzwervingen door Albanië, Macedonië, Roemenië en ex-Joegoslavië bevatten allerlei schematische overeenkomsten met de Odysee, maar “Le Regard d’Ulysse” is vooral een meditatie over een filmmaker door wiens blik we de wereld ontdekken, de haat en de chaos van geruïneerde, verscheurde landen. De hele film speelt in een grijs, regenachtig streng land zonder zon, zand of toeristische attrakties. Een kil landschap dat door vaste cameraman Yorgos Arvanitis in sublieme schakeringen lumineus wordt gefotografeerd. In een opeenvolging van ongelofelijk sterk gekontroleerde sekwentie-opnamen schept Angelopoulos een unieke tijd-ruimtelijkheid waar een grote spanning van uitgaat. Grote cinema waar je stil van wordt.
* * * * “Le Regard d’Ulysse” van Theo Angelopoulos, met Harvey Keitel, Maïa Morgenstern, Erland Josephson, Thanassis Vengos.
SOMPTUEUS
De drie toneellieden die “The Madness of King George” op de planken brachten, bundelden ook hun krachten voor de suksesrijke filmversie die gerust op eigen benen kan staan : schrijver Alan Bennett, regisseur Nicholas Hytner en hoofdrolspeler Nigel Hawthorne. Koning George III werd tijdens zijn bewind herhaaldelijk getroffen door een bizarre geestelijke aandoening, waardoor hij perioden had dat hij abrupt zijn verstand verloor. Hytner exploreert zowel het vreemde gedrag van de onevenwichtige, kwetsbare vorst als de reakties van de mensen uit zijn omgeving, die zich ofwel extreem loyaal gedragen ofwel totaal gewetenloze opportunisten zijn. Terwijl de kroon wankelt, wordt de koning het slachtoffer van complexe machtsspelletjes. De meest geestdriftige samenzweerder blijkt zijn eigen zoon en ongeduldige troonopvolger (Rupert Everett) te zijn. De decors en kostuums van dit rond 1788 spelend koninklijk drama zijn somptueus, maar de prent is bovenal een gretig akteerfestijn. De blozende Hawthorne is groots als de excentrieke vorst die zijn waardigheid verliest ; de hooghartige Helen Mirren is zijn devote gemalin ; Ian Holm is zijn dokter en zieleknijper avant-la-lettre ; Rupert Graves zijn trouwe dienaar. Een koning met een steekje los in kindsheid zien vervallen, levert triest komische historische slapstick op. De makers stellen zich zeker niet tevreden met een fraaie rekonstruktie. Hun visie op de menselijke zwakheden van de monarchie roept onvermijdelijk verwijzingen op naar huidige (wan)toestanden. Vooral daar Bennett en Hytner ook suggereren dat een koninklijke modelfamilie puur boerenbedrog is. “The Madness of King George” is een intelligente farce, kleurrijk, ondeugend en provocerend, maar ook met verrassend tedere momenten.
* * * “The Madness of King George” van Nicholas Hytner, met Nigel Hawthorne, Helen Mirren, Ian Holm, Amanda Donohoe, Rupert Graves, Rupert Everett.
KARIKATURAAL
Mel Gibson borstelt in “Braveheart” het portret van de 13de-eeuwse Schotse vrijheidsstrijder William Wallace die nadat zijn jonge bruid door Engelse soldaten werd vermoord, de opstand leidt tegen de laaghartige Engelse onderdrukkers. Alhoewel het verhaal dertig jaar omspant en de prent drie uur duurt, heeft Gibson weinig gevoel voor het epische genre : “Braveheart” is hooguit een simplistische middeleeuwse western waarin goed en kwaad op karikaturale manier lijnrecht tegenover elkaar staan. Zoals zoveel superprodukties waarin sterren zichzelf regisseren, is dit ook één grote egotrip. Gibson geraakt maar niet uitgekeken op zichzelf, ook al is hij in sommige taferelen duidelijk miscast, zoals in die idyllische beginscènes, waarin hij in de hooglanden als een onbeholpen klein jongetje dartel achter zijn grote liefde mag aanhollen.
Gibson probeert in “Braveheart” een onbeschroomd ouderwets jongensavontuur te kombineren met een nadrukkelijk realistische kijk op de historische terreur, wat betekent dat de slachtingen archibrutaal zijn en de smerige haartooi verschrikkelijk, er heel veel lichaamsdelen worden afgehakt, de goede manieren te wensen over laten en we in extenso te zien krijgen wat de Schotten precies onder hun kilt te verbergen hebben. In een typische scène zien we hoe een van de stoere Schotse krijgers eigenhandig de pijlen uit zijn lijf trekt en dan wellustig begint te schateren. Het is duidelijk dat ze evenzeer hun mannelijkheid als hun vrijheid verdedigen. Als kontrast met hun stoere viriliteit wordt de gluiperige onbetrouwbaarheid van de perfide Engelsen breed uitgemeten. Een schier onherkenbare Patrick McGoohan speelt de diabolische Engelse monarch op zo’n verrukkelijk boosaardige manier dat het bijna pure “camp” wordt. Zijn homoseksuele zoon, prins Edward, is zo’n verwijfde zwakkeling dat als zijn vader hem waarschuwt dat hij op een dag koning zal worden, je haast verwacht dat hij zou antwoorden : “But I’m already a queen. “
Het manhaftig gedoe wordt geregeld onderbroken door romantische interludia, eerst met Wallace’s vrouw, dan met prinses Isabelle (Sophie Marceau) die als gemalin van de prins van Wales niet aan haar trekken komt en smacht naar een echte vent. Die vindt ze dan in de gedaante van de ruige Schotse opstandeling die haar bonzend hart verovert door haar afwisselend in het Latijn en het Frans toe te spreken. Gelukkig zijn de krijgstaferelen indrukwekkender dan de liefdesperikelen, zonder dat je ze echt origineel kunt noemen. Het is gewoon “Spartacus” in kilts, terwijl de beste visuele vondst een regen van Britse pijlen die op de Schotten neerdaalt gejat is uit Laurence Oliviers “Henry V”.
– “Braveheart” van Mel Gibson, met Mel Gibson, Sophie Marceau, Patrick McGoohan, Catherine McCormack.
DUUR
Tijd voor de jaarlijkse Franse produktie die méér is dan zomaar een film, maar als een echt offensief wordt beschouwd tegen de Hollywood-hegemonie. “Le Hussard sur le toit”, de duurste Franse film aller tijden, werd in “Le Monde” betiteld als “une mission d’intérêt national”.
Ofschoon minder penibel dan illustere voorgangers in deze kruistocht tegen de Amerikaanse beeldvervuiling (“La Grosse Margot” en “Germinal”) is deze Jean Giono-verfilming toch niet van die aard om het tij te doen keren. De titelheld is een jonge kavalerieofficier die wegvlucht uit Italië en in de jaren 1838, achternagezeten door Oostenrijkse agenten, de Provence doorkruist, terwijl het land ten prooi is aan een cholera-epidemie. Het is in ieder geval een verademing om nog eens een paradepaard te zien van de Franse filmindustrie waarin de onvermijdelijke Gérard Depardieu niet de hoofdrol speelt, al kon “Cyrano”-regisseur Jean-Paul Rappeneau er toch niet onderuit om dit vetgemest monument met een misplaatste bijrol te bedenken. De titelrol wordt gespeeld door de aanstormende akteur Olivier Martinez (“IP 5”), die zeker de vereiste akrobatische kwaliteiten bezit om op paarden te springen, door de zonovergoten korenvelden te galopperen, en langs de daken aan de opgehitste meute te ontsnappen. Hij is helaas minder expressief in de scènes waarin hij tot rust komt en de gallante beschermer wordt van een jonge aristrokrate (Juliette Binoche die er stralend uitziet in een kostuumrol waarvoor ze nochtans te hedendaags oogt), die op zoek is naar haar bejaarde echtgenoot. De twee voelen zich duidelijk aangetrokken tot elkaar, maar hun enige echte en mooie liefdesscène is deze waarin hij de dood verdrijft die al bezit nam van haar lichaam. Ondanks de morbide achtergrond van oorlog en besmetting, ziet het er allemaal veel te fraai uit. Een ziekenzaal volgestouwd met choleraslachtoffers komt zo uit een reklamespotje voor romantisch linnengoed ; zelfs de onheilspellende zwarte kraaien lijken een puur estetisch effekt te beogen.
– “Le Hussard sur le toit” van Jean-Paul Rappeneau, met Juliette Binoche, Olivier Martinez, François Cluzet, Gérard Depardieu, Jean Yanne, Pierre Arditi.
PATRICK DUYNSLAEGHER
Keitel in “Le Regard d’Ulysse” : les in mise-en-scène.
Hawthorne in “The Madness of King George” : trieste historische slapstick.
Gibson in “Braveheart” : “Spartacus” in kilt.
Binoche en Martinez in “Le Hussard sur le toit” : Frans offensief tegen Hollywoodhegemonie.
TOP 10
1.
Filmfestival Gent : de jaarlijkse filmmaraton heeft plaats van 10 tot 21 oktober in Decascoop, Studio Skoop en Sphinx. (Zie ook pagina 38 in dit nummer, en Knack deze week.)
2.
Il Gattopardo : de gerestaureerde versie van dit meesterwerk van Luchino Visconti wordt tijdens twee unieke voorstellingen vertoond in de opera van Gent (donderdag 5/10 om 20 uur) en Antwerpen (vrijdag 6/10 om 20 uur).
3.
Le Regard d’Ulysse : zie bespreking.
4.
The Wild Bunch : integrale versie van de laatste grote western, hét meesterwerk van Sam Peckinpah en één van de grootste Amerikaanse films tout court.
5.
La Cérémonie : Claude Chabrol transformeert een zwartgallige misdaadgeschiedenis van Ruth Rendell tot een giftige sociale kroniek over klassenstrijd in modern Frankrijk.
6.
The Madness of King George : zie bespreking.
7.
Chungking Express : schitterend verhalend experiment van Wong Kar-wei uit Hongkong.
8.
Dolores Claiborne : uitstekende psychologische thriller naar een huiverroman van Stephen King, fenomenaal geakteerd door Kathy Bates en Jennifer Jason Leigh.
9.
The Neon Bible : de Brit Terence Davies in het land van Edward Hopper.
10.
Le Hussard sur le toit : zie bespreking.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier