SEREEN

Na films uit China, Taiwan en Hongkong krijgt nu ook de vrijwel onbekende Zuidkoreaanse cinema een beetje aandacht in de westerse bioskoop. “Sopyonje”, de grootste kaskraker in de geschiedenis van het land, werd geregisseerd door Im Kwon-Taek, de 59-jarige meester van de moderne Koreaanse cinema die al meer dan negentig films op zijn aktief heeft.

Dit allegorisch melodrama initieert ons in een obskuur muzikaal verschijnsel : pansori, populaire volksliedjes, gezongen in een zeer beheerste klagende toon. Het is een kunst die vooral beoefend wordt door de inwoners van het zuidwesten van het schiereiland ; aangenomen wordt dat het meer dan tien jaar training vereist om deze moeilijke zangkunst onder de knie te hebben.

“Sopyonje” slaat op de westerse school in deze discipline die zich begin negentiende eeuw het hoogtepunt van de pansori in twee richtingen opsplitste en waarin het kollektief lijden droefgeestig muzikaal gestalte krijgt.

Kwon-Taek schildert in flash-back een gefolterd drama over een geobsedeerde pansori-meester die twee weeskinderen opleidt en hen dwingt om alles op te offeren voor hun kunst. Vooral het meisje krijgt het hard te verduren. Haar pleegvader gaat zelfs zover dat hij haar van het gezicht berooft ; na deze zintuiglijke verminking kan ze zich eindelijk ten volle koncentreren op het vervolmaken van haar kunst. Je denkt onwillekeurig aan “Farinelli” het verhaal van een komponist die zijn broer liet kastreren om zijn hooggestemde muziek te kunnen blijven vertolken al zijn de films stilistisch elkaars tegenpode. Zo sensationeel, praalzuchtig en epaterend als de Belgische oscar-genomineerde was, zo streng, ingetogen en roerloos is de Koreaanse film. De regisseur laat de serene schoonheid van zijn pastorale tableaus voortdurend kontrasteren met de inherente wreedheid en hardheid van het verhaal. Biezonder mooi en intens is het meer dan vijf minuten aangehouden shot waarin het trio, terwijl het een heuvel afdaalt, een volledige Sopyonje-song ten gehore brengt. “The hills are alive with the sound of music”, maar dit keer is het niet Julie Andrews die we horen kwelen.

– “Sopyonje” van Im Kwon-Taek, met Kim Myung-Gon, Oh Jung-hae, Kim Kyu-Chui.

DWAAS

In weerwil van de titel en de prominente rol van Albert Einstein is de komedie “I.Q. ” niet meteen een toonbeeld van intelligentie. Walter Matthau die Einstein speelt, is zowat het enige wat deugt aan de film die speelt in de jaren vijftig in het universiteitsstadje Princeton, New Jersey, waar de fysicus al twintig jaar doceert. Geholpen door zijn oude makkers die met elkaar wedijveren om het zwaarste Centraaleuropees aksent komplotteert Einstein om zijn nichtje, een briljante matematica (Meg Ryan), in de armen te drijven van een eenvoudige maar rechtschapen knul (Tim Robbins). Om deze garagist in haar ogen aantrekkelijk te maken ze is immers verloofd met een akelige Britse psycholoog die in zijn laboratorium dieren foltert moet Robbins zich wel stukken geleerder voordoen dan hij is. Wat met de steun van de uitvinder van de relativiteitsteorie een koud kunstje moet zijn. Toch loopt, zoals te verwachten, één en ander behoorlijk fout als hij zich uitgeeft voor een fysicus die baanbrekende nieuwe teorieën verkondigt.

Fred Schepisi, een Australiër zonder gevoel voor humor (“A Cry in the Dark” was zowat het grappigste wat hij ooit regisseerde), onderneemt krampachtige pogingen om de excentrieke gekte terug te vinden van de maffe slapstick-blijspelen van Preston Sturges uit de jaren dertig en veertig. Wat spontaan en luchtig zou moeten zijn, is biezonder dwaas en nadrukkelijk. Voeg daarbij een katastrofaal gevoel voor timing en het feit dat Meg Ryan ongeveer zo romantisch is als een strijkijzer, en de ramp is kompleet. Hopelijk houdt Tim Robbins nu eindelijk op met rollen te spelen van niet al te snuggere types, want hij heeft er zo stilaan alles uit gehaald wat er uit te halen valt.

– “I.Q. ” van Fred Schepisi, met Walter Matthau, Meg Ryan, Tim Robbins, Stephen Fry.

EENZIJDIG

De drie vrouwen die er in de road-movie “Boys on theSide” samen op uit trekken, zijn al even onverenigbaar als Macintosh en IBM. Niets hebben ze gemeenschappelijk, behalve dat de scenarist Don Roos ze alle drie met een Probleem opzadelt : de ene is lesbisch, de tweede kan van de jongens niet afblijven en de derde heeft aids. Whoopi Goldberg is een vrijpostige “rhythm & blues”-zangeres die zonder werk zit ; Mary-Louise Parker een parmantig preutse career-woman die zit te huilen als ze een romantische film ziet ; Drew Barrymore een rusteloze meid die haar handtastelijke vent vaarwel wuift met een flinke tik van haar baseballknuppel. Ze stuiven in hun minibusje van New York naar het westen, maar stranden in Tucson, waar ook de film fataal in elkaar zakt. De poging om seksuele onzekerheid en risico’s in de aidsjaren, in een “Thelma & Louise”-achtige formule te gieten, is lovenswaardig, maar jammer genoeg weten de makers alleen niet hoe ze dit moeten dramatizeren. De vrouwen die gaandeweg samen een alternatief gezinnetje gaan vormen, zijn veel te eenzijdig getypeerd het bemoederende, het sexy en het zieke type al weten de aktrices de geforceerde natuur van het materiaal te overstijgen en een warm gevoel van kameraadschap te creëren.

– “Boys on the Side” van Herbert Ross, met Whoopi Goldberg, Mary-Louise Parker, Drew Barrymore, James Remar, Matthew McConaughey.

PATRICK DUYNSLAEGHER

“Sopyonje” : allegorisch melodrama.

Robbins en Matthau in “I.Q. ” : excentrieke gekte.

Goldberg, Parker en Barrymore in “Boys on the Side” : onverenigbaar en toch dikke vrienden.

GENADELOOS

Super-animator Tex Avery (1907-1980) hield zich nog behoorlijk in toom toen hij vanaf 1936, na een opleiding bij Walter Lantz, voor de cartoonafdeling van Warner ging werken en er enkele van de beroemdste tekenfilmfiguren van de studio creëerde, waaronder Daffy Duck en Bugs Bunny (deze laatste werd later wel ingrijpend bijgewerkt door Chuck Jones en andere tekenaars).

Avery trok pas alle registers open toen hij in 1942 verhuisde naar MGM. Zijn lunatieke fantazie nam van toen af waanzinnige proporties aan. De wolf in “Red Hot Riding Hood” (een cyclus met een voor die tijd gewaagde seksuele geladenheid) doet veel meer dan alleen maar fluiten : hij eet zijn eigen handen op, timmert met een voorhamer op zijn kop, steekt zijn neus in brand, verscheurt een tafel. Het opmerkelijke is dat de surrealistische overdrijvingen, vol aanvallen tegen de goede smaak, binnen de perken worden gehouden door een hardnekkig logische struktuur. In Avery’s beste filmpjes wordt genadeloos doorgedacht op een totaal ongerijmde premisse tot aan haar absurd logische konklusie.

Een bloemlezing van zijn briljant werk voor MGM siert nu 4 niet te missen videobanden waarop het ene knettergekke hoogtepunt na het andere staat.

In “Little Tinker” drijft Avery de spot met hysterie rond Frank Sinatra in de jaren veertig : het hele dierenrijk gaat uit de bol terwijl de graatmagere crooner “All or Nothing at All” kreunt.

“Blitz Wolf” (uit 1942) is een schitterend anti-nazi-propagandapamflet in de vorm van een uitzinnige parodie op Walt Disney’s “The Three Little Pigs”.

En dan is er natuurlijk het ongeëvenaarde “Magical Maestro” uit 1951 misschien wel Avery’s meesterwerk waarin afgewezen goochelaar tijdens recital plaats inneemt van dirigent en met zijn toverstokje de gezette tenor van de ene ridikule en vernederende transformatie in de andere doet tuimelen, de lawine aan gags natuurlijk perfekt synkroon met de pastiche van de Italiaanse aria.

Zonder natuurlijk alle avonturen te vergeten van de hilarisch flegmatieke hond Droopy, een van de vele kleine schepseltjes in het Avery-universum die zonder pardon de boze vijand tot schroot herleidt.

(****) “The Best of Tex Avery” (MGM/UA Home Video).

TOP 10

1. Little Odessa : tragisch familiedrama in milieu van Russisch-joodse immigranten in New York. Indrukwekkend en beklemmend speelfilmdebuut van de jonge James Gray, met sterke vertolkingen van Tim Roth, Edward Furlong, Vanessa Redgrave en Maximilian Schell.

2. The Last Seduction : venijnige “film noir” van John Dahl, met Linda Fiorentino als harteloze “femme fatale” in het kwadraat. Biezonder grappig boosaardig.

3. Priest : kordaat, aktueel drama van Antonia Bird over onmacht van goedmenende priester die worstelt met celibaat. Kleinschalige, alerte Britse cinema op zijn best.

4. Pathé : tweede helft van retrospektieve in Brussels Filmmuseum van befaamd filmbedrijf van Charles Pathé (1863-1957). Dat domineerde decennia lang de Franse cinema en speelde vooral tijdens de beginjaren van het nieuwe medium een innoverende rol.

5. Europeanen in Hollywood : het mei-programma in het Filmmuseum van Antwerpen staat grotendeels in het teken van de talrijke Europeanen die om politieke, ekonomische of artistieke reden naar het Mekka van de film immigreerden. Er zijn films te zien van onder andere Jean Renoir, Ernst Lubitsch en Douglas Sirk.

6. The Shawshank Redemption : meeslepend gevangenisdrama naar vernuftig kortverhaal van Stephen King. Knap debuut van Frank Darabont ; ijzersterke vertolkingen van Morgan Freeman en Tim Robbins.

7. Shallow Grave : cynische Schotse thriller over de alles verslindende gevolgen van hebzucht. Debutant Danny Boyle regisseert met panache de claustrofobische komplotten.

8. Bullets over Broadway : energieke farce waarin boef tijdens Broadway-repetities zijn kunstenaarsziel ontdekt. De beste film van Woody Allen in vele jaren. Oscar-winnende Dianne Wiest is schitterend als stijlvolle diva met kapsones.

9. Sopyonje : zie bespreking.

10. Boys on the Side : zie bespreking.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content