D enis!” zeg ik verrast tegen mijn vroegere buurman, “ik dacht dat je met de kinderen naar de stoet zou gaan.” Ik zeg het tegen zijn massief, in een gebloemde short gehuld achterwerk want zijn hoofd zit onder de motorkap van zijn verroeste, olielekkende Plymouth. Zonder op te kijken bromt hij terug: “Ik heb geen tijd. Ik heb te veel werk.” Het is zondagmiddag op de hoek van Clinton en Brewster Street. Het is warm. En ongewoon stil. Het was me gisteravond ook al opgevallen toen ik hier voorbijkwam. Ik heb hier zestien jaar gewoond en het tweede weekend van juni was telkens om hoorndol van te worden. Vrijdagavond al begon de salsa keihard te schetteren en de drank rijkelijk te vloeien. Tegen zondagochtend was de politie minstens al een keer langs geweest om vechters te scheiden. Maar de jaarlijkse viering van de Puerto Rican Pride Day begon dan nog maar pas goed op dreef te komen. Tegen de middag trok een contingent van Puertoricaanse origine uit onze buurt al vlagjes zwaaiend naar de traditionele stoet op Fifth Avenue. Als ze ’s avonds thuiskwamen, begon er een knallend straatfeest. De geur van marihuana vermengde zich met die van de barbecue. De rum stroomde. Het eindigde doorgaans met dronken gelal en geruzie en vermoeide politieagenten die de orde kwamen herstellen. Dat spektakel zag ik jaar na jaar, maar naar de Puertoricaanse stoet was ik nooit gaan kijken. Ik vreesde een salsa-overdosis. Maar drie jaar geleden gingen we twee straten verder wonen en in mijn nieuwe buurt zijn de Puertoricanen niet meer de dominante groep. Dus kan ik er beter tegen. Ik zei tegen mezelf: je woont nu al eenentwintig jaar in New York en je hebt nog nooit de Puertoricaanse stoet gezien? Dat is eigenlijk toch wel een beetje een schande. Bijna tien procent van de New Yorkers is tenslotte van Puertoricaanse afkomst. Vandaag wil ik die schande uitwissen.

Ik ben aan de westkant van Central Park. Nog twintig minuten wandelen scheidt me van de stoet. Ik kan het gezang en het gedrum aan de overkant van het park al horen. Het is druk. Overal waar ik kijk, zie ik politie en Puertoricaanse vlaggen. Er zijn kleine vlaggetjes om mee te zwaaien. Vlaggen die als capes worden gedragen. Vlaggen op hoofd-, arm-, kuit- en dijbanden, T-shirts en schoenen en geschilderd op wangen, armen en benen. De enige kledingstukken die vlagvrij blijven, zijn broeken en shorts. Want dat zou oneerbiedig zijn. Sommige van die shorts trekken zo al genoeg aandacht: wit, strak, laag op de heupen gesneden en net een beetje van de onderkant van de vrouwenbillen onthullend. Ik zie er een die heel sexy oogt, met een perfecte, halfblote donkerbruine rug en een bos zwarte krullen erboven. De eigenares heeft een beeldig gezichtje. Ze is zestien, hooguit zeventien. In haar navel glinstert een steentje. Op haar buik zijn de sporen van zwangerschapsstriemen te zien. De mode is keihard onthullend voor piepjonge moeders. Toch kom ik er vandaag veel tegen die het niet aan hun hart laten komen. Ze weten dat ze geen uitzonderingen zijn. In geen enkele New Yorkse bevolkingsgroep zijn er zoveel tienermoeders als bij de Puertoricanen.

Op Fifth Avenue geraken, blijkt geen eenvoudige zaak. Alle toegangswegen naar het punt waar de stoet eindigt, zijn geblokkeerd. “Er is te veel volk”, zegt de politie. Ze wil een herhaling vermijden van de incidenten van twee jaar geleden, toen groepjes dronken jongemannen in de drukte vrouwen omsingelden en hen de kleren van het lijf rukten. We moeten door het park naar de 92ste straat wandelen om van daaruit de stoet te vervoegen. Ik drijf mee met de massa. Er stijgt gefluit en gejoel op. Een jongen filmt de meisjes in bikini die zonnebaden op een grasveld achter een lage houten afrastering langs het wandelpad. Zij zijn allen blank. We zijn nu eenmaal in de Upper East Side, de rijkste en blankste buurt van Manhattan. “Is there any dark meat in the house?” roept een Puertoricaan. Het bruine en zwarte volk rond me giert van het lachen. Een andere grapjas valt op zijn knieën: “Dear God, please make it rain just on that grass over there!”

Eindelijk ben ik op Fifth Avenue. De stoet passeert met grote gaten tussen de deelnemers. Er zijn er meer dan honderdduizend. Alle politici zijn op post. Ex-burgemeester Giuliani, ooit door zoveel Puertoricanen gehaat, wordt nu toegejuicht als een rockster. Het dure flatgebouw achter me is veiligheidshalve met spaanderplaten afgezet. Later op Madison Avenue zie ik dat verscheidene winkels extra worden bewaakt. Heel even beland ik er in een chaos. Agenten te voet, per fiets, te paard en per auto snellen me voorbij. Op een kruispunt wat verder ligt een agent op de grond, omringd door collega’s. Twee geboeide meisjes worden in een celwagen geduwd. “Ze hebben hem in mekaar geschopt”, zegt een jongen. “Riot!” roept een andere, maar er gebeurt niets. Nog enkele uren lol en de Upper East Siders kunnen weer herademen.

Jacqueline Goossens, Vanuit New York

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content