Het kasteel van Ooidonk in Bachte-Maria-Leerne viert zijn vierhonderdste verjaardag. Het bestaat eigenlijk al veel langer, maar vier eeuwen geleden verrees het als een feniks uit zijn as.

FRANCINE GELDOF

De schilderachtige streek rond de Leie, tussen Deinze en Gent, heeft nooit te klagen gehad van een gebrek aan belangstelling : artiesten allerhande vonden er hun vaste stek en de mooie omgeving werd talloze keren bezongen en op doek vastgelegd. Dit jaar verwacht men extra veel volk, want het feestgebeuren rond domein Ooidonk gaat gepaard met heel wat aktiviteiten.

Al in de eerste helft van de 13de eeuw wordt melding gemaakt van een kapelaan van Ooidonk, terwijl in 1378 een getekende beschrijving van het domein wordt opgesteld. Toen was er van het kasteel zoals we het nu kennen, een vierkant bouwwerk met imposante torens en een binnenplein omgeven door water, nog helemaal geen sprake. Het ging eerder om een boerderij, gelegen op een hoogte in de Leiemeersen, een bouwsel dat in de loop der eeuwen voortdurend werd uitgebreid, versterkt en verder verdedigd. Dat was geen luxe : de strategische ligging in de Leievallei zorgde in de middeleeuwen voor vele aanvallen en verwoestingen. Ondergrondse gangen en oude schietgaten herinneren daaraan.

Op het einde van de 16de eeuw kwam het domein, verwaarloosd en in puin, in handen van Maarten della Faille, telg uit een financiersfamilie. (Eigenlijk heette de man gewoon van der Falk, maar dat bleek voor de handel met het rijke Italiƫ niet zo praktisch.)

In het geleidelijke verval van het domein had de hertog van Alva, bekend uit alle geschiedenisboekjes, een weinig fraaie rol gespeeld : de graaf van Hoorne, vermoedelijk geboren op Ooidonk, werd op Alva’s initiatief in 1568 samen met z’n kompaan van Egmond in Brussel onthoofd op beschuldiging van samenzwering, en zijn erfgenamen kregen het zwaar te verduren. Zakenman della Faille betaalde de toen vorstelijke som van 95.000 carolusguldens voor de heerlijkheid Nevele, die zich uitstrekte over 17 dorpen en waartoe ook Ooidonk behoorde. Hij was het die in de jaren 1594-1595 zorgde voor de schitterende heropbouw die nu speciaal wordt gevierd.

Della Failles liefde voor Italiƫ spreekt uit de veranderingen die hij in Ooidonk liet uitvoeren : de galerij op de benedenverdieping, de sierlijke boogjes en zuilen erboven, de ruimtewerking.

Toen meer dan 200 jaar en 7 generaties later de laatste telg uit de familie, Jan-Karel, baron van Nevele, kinderloos stierf, werd het goed verkocht om in 1864 eigendom te worden van Henri t’ Kint de Roodenbeke en z’n vrouw ZoĆ« de Nayer, betovergrootouders van de huidige bewoner. Hij was afkomstig uit Brussel en behoorde tot een van de zeven toonaangevende families waaruit burgemeester en schepenen van die stad werden gekozen ; later bracht hij het tot senator en minister van Staat. Juffrouw de Nayer kwam uit Oost-Vlaanderen, waar nog twee zusters woonden aan wie ze erg gehecht was. Toen het echtpaar uitkeek naar een huis op de buiten viel de keuze op Ooidonk, wat de dames de Nayer toeliet vlot bij elkaar op bezoek te gaan. Graaf Henri deed na zijn aankoop een beroep op de Franse architekt Parent om het goed in te richten tot een passend verblijf voor een 19de-eeuwse heer van stand : er kwam een monumentale trap en van beide voorste torens werd de achtergevel verschoven. De extra ruimte werd onder meer gebruikt voor een grote eetkamer. Kleinere torentjes werden aan de entree toegevoegd, de vensters groter gemaakt, de tuin heraangelegd.

In 1958, ter ere van de Wereldtentoonstelling, kon het kasteel voor het eerst worden bezocht. Het initiatief bleek zo’n sukses dat het domein tot op de dag van vandaag openstaat voor het publiek. Jaarlijks bezoeken zo’n 25.000 mensen het kasteel, maar ook het park op zich bekoort heel wat wandelaars.

Ooidonk heeft zijn sukses vooral te danken aan het feit dat het nog bewoond is en dus niet zozeer een museum is. Tientallen beeldjes en tekeningen herinneren aan de passie van een vroegere graaf voor onze eerste vorsten ; een Spaanse overgrootmoeder bracht zilver, meubels en schilderijen mee ; een portret van de ongelukkige graaf van Hoorne houdt de herinnering aan onverdraagzaamheid levend en de spottende afbeelding van Alva die de 17 provincies in ketens gevangen houdt, laat aan duidelijkheid niets te wensen over.

Wie zich inschrijft voor een van de koncerten die hier dit jaar worden gehouden, mag zich verheugen op een zitje in het fraaie rotondesalon. Dat beschikt over een uitstekende akoestiek en biedt plaats aan zo’n 150 muziekliefhebbers. Het is nauwelijks te geloven dat deze mooie ruimte met koepelplafond vroeger onderverdeeld was in kleine kamertjes, elk met Ć©Ć©n venster, als punten van een taart. Ons favoriete plekje is de galerij op de eerste verdieping van waaruit je een schitterend zicht hebt op het Leielandschap. Het zachte licht zorgt er voor een dromerige sfeer.

Ontroerend is de huiskapel : een kleine intieme ruimte waar een zeldzaam 17de-eeuws binnenzicht op de Antwerpse St.-Jacobskerk een plaatsje heeft gevonden. In vroegere tijden was de kapel op de bovenste verdieping gehuisvest. De oudere familieleden zullen ongetwijfeld een zucht van verlichting geslaakt hebben toen Rome het niet langer als ongepast beschouwde dat slaapkamers werden ingericht boven het huis des heren.

Wat slaapkamers betreft, kan Ooidonk overigens prat gaan op een fraai voorbeeld van de 19de-eeuwse gewoonte in deftige families om de vertrekken van meneer en mevrouw gescheiden te houden. De vrouw des huizes was royaal geĆÆnstalleerd : een grote slaapkamer, een apart boudoir, badkamer met het komfort van die tijd. Meneer moest het met Ć©Ć©n bescheiden kamer stellen, maar dat had zo z’n redenen : het was altijd de heer des huizes die bij zijn dame op nachtelijk bezoek ging, nooit omgekeerd.

Sinds de 16de eeuw heeft Ooidonk schitterend de tand des tijds doorstaan, al is dat niet altijd gemakkelijk geweest : in de jaren ’60 waren heel wat strukturele restauratiewerken nodig aan funderingen, daken en muren, en ook nu nog kost het dagelijks onderhoud een smak geld. Subsidies zijn eerder bescheiden, maar toch is het de bedoeling dat het domein, zo’n 140 hektaren groot, mettertijd zichzelf kan bedruipen zonder een voortdurende financiĆ«le last te zijn voor de komende generaties, die ook nog rekening moeten houden met loodzware successierechten. Misschien zou de overheid iets meer kunnen doen voor de vele fraaie privĆ©-kastelen die ons land rijk is, als onze politici een voorbeeld namen aan Fouquet, minister van FinanciĆ«n onder Lodewijk XIV. Zijn schrijfbureau, dat zich hier in de galerij bevindt en werd vervaardigd door kunstmeubelmaker Boulle, draagt zijn persoonlijk embleem : de eekhoorn, een vooruitziend diertje dat in goede tijden voorraad opzij legt voor de koude winter.

Jaarlijks bezoeken zo’n 25.000 mensen het kasteel.

De huiskapel : vroeger mochten daar geen slaapkamers boven.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content