EXPO
GROOT, GROTER, GROOTST
Met de 2000 vierkante meter expositieruimte die hij heeft gewonnen na de uitbreidingswerken van “zijn” museum voor moderne kunst in Oostende, kan konservator Willy Van den Bussche nog resoluter doorgaan op de door hem ingeslagen weg : kunst tónen, en liefst zo veel mogelijk. De hoofdexpositie rond Bram Bogart (1921) is dan ook geknipt als opener voor het vernieuwde museum, want zelfs de tonnen Bogart-verfpasta, uitgesmeerd over niet minder dan 150 werken, kunnen de solide struktuur van het voormalige warenhuiscomplex niet doen wankelen. Dat klinkt allemaal oneerbiedig, we beseffen het, maar met pakweg 50 tentoongestelde werken was de kunstenaar veel beter gediend geweest. Want Bram van den Boogaart, geboren in Delft maar in de loop van zijn carrière Belgisch wereldburger geworden, heeft als artiest natuurlijk zijn unieke verdienste. In het zog van het lyrisch expressionisme van eind de jaren ’40 en ’50 heeft hij zijn eigen weg gevonden, waarbij de nadruk kwam te liggen op de verfmaterie. Begin jaren ’60 mengde hij zelfs het verfpigment in een bad van cementachtige specie, wat uiteindelijk leidde tot doeken die vele honderden kilo’s wegen. Bogarts omvangrijke oeuvre bestaat uit een wisselende reeks sterke en persoonlijke werken (zeker eind jaren ’50, begin jaren ’60) die altijd balanceren tussen de lyrische en geometrische abstraktie. Maar evengoed hebben de marktmekanismen hem met de jaren verleid tot een zeker opportunisme : wat zouden we malen om een verfkilootje meer ?
De tweede, kleinere maar belangrijkere expositie in het PMMK is een retrospektieve rond de Antwerpse abstrakte kunstenaar Jozef Peeters (1895-1960), die als zovelen van zijn kollega’s in de jaren ’20 en ’30 het onderspit moest delven voor de populaire Vlaamse Expressionisten. Peeters was, samen met Georges Vantongerloo, Victor Servranckx e.a. een sleutelfiguur in de Belgische avant-garde van het Interbellum, die aansluiting zocht op de internationale stromingen van kubisme, futurisme, de Nederlandse Stijl-groep en de Russische konstruktivisten. Op de tentoonstelling wordt, naast Peeters’ schilderkunstige evolutie, ook aandacht besteed aan zijn rol als voorvechter van de “gemeenschapskunst” : hij richtte bijvoorbeeld zelf zijn appartement aan de Antwerpse de Gerlachekaai in, met eigen meubel- en decorontwerpen, tot en met het design van asbak of lampekap. Toen zijn vrouw (die kostwinner was) eind jaren ’30 ziek werd, moest Peeters zelfs, om den brode, figuratieve portretjes en stillevens gaan schilderen, “verlapperkes” zoals hij ze noemde. Gelukkig maakte hij op het eind van zijn leven nog de vernieuwde belangstelling voor de abstrakte kunst mee, zodat hij in die laatste jaren nog een indrukwekkend oeuvre bij elkaar kon schilderen.
Ten slotte : even traditiegetrouw is in het PMMK een expo rond sieraadkunst te zien, met de beroemde kollektie Helen Williams Drutt, opgebouwd tussen 1964 en nu. Op dit laatste luik komt EXPO later terug.
– Bram Bogart, Jozef Peeters en de Helen Drutt-kollektie in het PMMK, Romestraat 11, Oostende, tot 24 september. Info : (059) 50.81.18.
DREMPELS IN LOPPEM
In en om zijn Kunsthalle Lophem heeft Roland Patteeuw een internationaal zomerprojekt opgezet rond het idee van de drempel tussen kunst, natuur en architektuur. In de kunsthal zelf stelt de Amerikaan Ronald Jones sterke fragmenten voor van decor, muziek en libretto uit zijn beeldende opera “Petrarch’s Air”, die volgend jaar in première moet gaan. Het drempel-idee wordt konkreter uitgewerkt met enkele installaties van kunstenaars rond de kunsthal : Jef Geys pleegde een ingreep op liedjes van Edith Piaf in het vervallen kapelletje (een verwijzing naar zijn vroegere werk met de Zangeres Zonder Naam), Thom Merrick maakte enkele ironische skulpturen met half verzonken fietsen in het grasland, Guillaume Bijl plaatste een beeld van de wakende fermette-hond bij al die kunstingrepen. Het aantrekkelijkst is het parkoers van Jean-Luc Moulène. De bezoeker kan met de fiets of met een oldtimer-bus een route van zowat 20 km volgen langs een reeks privé-woningen in de buurt, waar Moulène telkens een “passend” reklamebord bij plaatste. Soms is de link tussen beeld en omgeving te nadrukkelijk, maar er zitten mooie konfrontaties bij. Het sterkst zijn de beelden bij een huis, gebouwd door architekt Stéphane Beel : in een bosdreef prijkt een “Image Noire”, op een lange tuinmuur werden drie prachtige natuurpanorama’s aangebracht die de muur lijken te slopen. Met zijn ingrepen wil Moulène vele ideeën illustreren, waaronder deze interessante gedachte : reklamemakers zijn slechte artiesten die veel te veel openbare ruimtes op een dwingende manier opeisen en inpalmen.
– Het Zomerprojekt in de Kunsthalle Lophem, Torhoutsesteenweg 52a, Loppem, loopt tot 2 september. Reservatie van fietsen of bus : (050) 84.02.63.
KUNST IN KNOKKE
Naast het traditionele zomerse galerie-aanbod lopen de volgende dagen twee interessante kunst-projekten in Knokke. In het kultureel centrum Scharpoord wordt zaterdag ’30-40′ geopend, een beurs waar 31 galeries uit België, Nederland, Frankrijk, Duitsland en Oostenrijk elk drie kunstenaars van jonger dan 40 jaar prezenteren. Daarmee wil organizator Jan De Nys (van de Aalsterse galerie In Situ) ingaan tegen de trend die momenteel de grote kunstbeurzen treft : omdat de galeries hoge standgelden moeten betalen, tonen ze haast geen werk meer van jonge, risicovolle en goedkope(re) kunst, maar kiezen ze voor de grote en dure zekerheden. ’30-40′ moet dus anders worden : te zien tot en met 23 juli, elke dag van 15 tot 21 uur.
In het Casino doen de Knokse galerist Patrick De Brock en zijn Brusselse kollega Albert Baronian het iets sjieker : onder de titel Room with views stellen ze werk van een dozijn huis-artiesten voor, onder wie Michael Bach, Callum Innes, Jean-François Octave, Koen Theys en Philippe Vandenberg. Ook deze expo opent zaterdag en is te zien tot 27 augustus, dagelijks (behalve maandag) van 15 tot 21 uur.
MARC RUYTERS
Een ingreep van Jean-Luc Moulène bij de Kunsthalle Lophem : reklame eist alles op.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier