DUITSERS IN GENT

De schilders Max Liebermann, Lovis Corinth en Max Slevogt worden beschouwd als vertegenwoordigers van het “Duits impressionisme”. In de jaren 1870-1880 ontdekten zij in Parijs het werk van de Franse impressionisten. Onder die invloed gingen ze frissere kleuren en een vrijere techniek gebruiken, maar het Duitse en Hollandse realisme bleef nog lang nawerken. Vanuit deze versmelting van impulsen ontwikkelden ze toch een eigen, krachtige variant van het impressionisme. Tot daar een stukje perstekst over de tentoonstelling van prenten van Liebermann, Slevogt en Corinth in het Gentse Museum voor Schone Kunsten. Maar wie de expositie daadwerkelijk gaat bekijken, vindt weinig of niks terug van dat zogeheten “Duits impressionisme” : zeker Lovis Corinth en Max Slevogt maakten werk dat de brug van realisme naar expressionisme sloeg via de sociaal-naturalistische weg die ook Belgische kunstenaars als EugĆØne Laermans, Constantin Meunier of George Minne doormaakten. GĆ©Ć©n weergave van de zichtbare, vriendelijke werkelijkheid, maar een subjektieve benadering van het onderwerp, met oog voor het feilen van de mens. Slevogt, die zich entoesiast toelegde op het illustreren van boeken, ging het hallucinant-expressieve niet uit de weg : sommige van zijn prenten herinneren aan het werk van Ensor of Goya. Alleen Max Liebermann, die veel in Nederland verbleef en daar in kontakt kwam met de Haagse School, maakte de overgang van realisme naar een vriendelijk impressionisme met portretten, taferelen en landschappen waarin sociale wanklanken achterwege bleven. Maar een echt “impressionisme”, dat hebben de Duitsers niet gehad. Dat hadden ze trouwens ook niet nodig.

– Prenten van Max Liebermann, Max Slevogt en Lovis Corinth in het Museum voor Schone Kunsten, Citadelpark in Gent, tot 7 mei. Info : (09) 222.17.03.

KALE MANNEN

De Amerikaanse Brenda Zlamany (1957) begon ooit als “konceptuele artieste”, maar zag in dat de grens in dit genre al lang bereikt was, dus begon ze te schilderen. Aan de Akademie had ze daarvoor geen opleiding gehad, zodat Zlamany zelf uitgebreid ging onderzoeken hoe de Oude Meesters Ć  la Rembrandt dat deden. En die oude technieken ging ze expres overdrijven. In de Brusselse galerie van Sabine Wachters hangen twaalf portretten van levende kunstenaars die op die Zlamany-manier geschilderd zijn. Het moesten twaalf kale artiesten zijn, van wie ze eerst foto’s nam en nadien een realistische tekening maakte, waarna ze het portret ging bewerken met tot dertig lagen glacis, telkens gekleurd met een pigment. Het is die langdurige en moeizame bewerking, die Zlamany de technische mogelijkheid gaf om tot het innerlijke van elk van de geportretteerden door te dringen, en het resultaat met al die oplichtende kaalhoofden uit een donkere achtergrond is erg knap. Elk werk heeft diverse niveaus : een goed portret (van o.m. Jim Dineen Lawrence Weiner), maar ook een sterke inleving in de psyche, en ten slotte nog een spirituele dimensie dank zij de verschillende kaderverhoudingen die in de beste renaissance-traditie de sfeer van het paneel mee bepalen. Zlamany nam enkel mannelijke modellen en domineert ze als het ware : sommige mannen lijken wat bang toe te kijken hoe hun ziel blootgelegd wordt. In een ander galeriezaaltje zijn vroege tekeningen van Andy Warhol te zien : hij was een lichtend voorbeeld voor Zlamany, en zij vindt dat de knappe tekenaar die Warhol ook was al te snel vergeten is.

– Brenda Zlamany in Sabine Wachters Gallery, Bosquetstraat 36 in Brussel, tot 15 april. Info : (02) 534.14.41.

EATING THE IMAGE

“Zovelen hebben al het einde van het schilderen aangekondigd. Maar juist de zwakheid van al die eindes heeft het schilderen verrijkt, ” zegt de Amerikaan Christian Garnett, die momenteel tentoonstelt in de Aalsterse galerij In Situ. Garnett werkt telkens in reeksen, waarbij een bepaald beeld gebruikt wordt om een “after-image”, een emblematische herinnering te creĆ«ren. Dit keer zijn het grote “splashes” of waterspatten die op alle doeken terugkeren en letterlijk van hun betekenis wegdrijven. De doeken ogen teatraal en haast kitscherig : het is Garnett te doen om een bijna agressief en hyperaktief omgaan met beelden, waarbij de grenzen van de abstraktie verkend worden. “Eating the Image”, zo omschrijft hij het zelf.

Oneindig veel poĆ«tischer is het werk van Marcel Zalme, te zien in dezelfde galerie. Zalme, die in Nederland geboren werd maar tot zijn zesentwintigste in Canada woonde, heeft twee jongetjes in zich : de Nederlander en de Canadees, die beide op reis gaan via een grote rivier die van Amerika naar Europa loopt. Het rationele Hollandertje gaat uiteindelijk naar school om de wereld te ontleden, het Canadeesje gaat een panorama schilderen, waarin hij de wereld kan dromen. De getekende aanzetten van die dubbele kontinentenreis zijn in In Situ te zien, tegelijk zijn het aanzetten tot Ć©chte panorama’s die Zalme wil schilderen.

– Christian Garnett en Marcel Zalme in In Situ, Arbeidsstraat 106 in Aalst, tot 30 april. Info : (053) 71.06.46.

IN ANTWERPEN

Drie tentoonstellingen in het lopende aanbod van de Antwerpse galeries verdienen nog een vermelding. Door omstandigheden miste ondergetekende de ruimtevullende installatie “Het geaborteerde denken” van Jan Carlier in galerie Annette De Keyser (Generaal Beliardstraat 19, tot 1 april), maar wie het wĆ©l zag, noemt het een aanrader. Ook de moeite is het werk van Ulla Frantzen bij Annick Ketele (Pourbusstraat 5, tot 1 april) : zij gebruikt dekoratieve clichĆ©s om vragen te stellen over de flinterdunne grens tussen kunst en decor. Met het zeefdrukken van gefotografeerde, huiselijke taferelen op de gefingeerde tafellakens, spreien of kussens creĆ«ert ze een dubbele illuzie.

In Zeno X ten slotte (Leopold De Waelplaats 16, tot 9 april) toont Patrick Van Caeckenbergh een reeks grote collage-taferelen, die refereren naar twee eerdere tentoonstellingen : “Ik sprak met viervoeters, vogels en vissen” (in 1993 te zien in de Kunsthalle Lophem) en “Laat het geheel, onder voortdurend roeren, zachtjes sudderen totdat… “, vorig jaar te zien op twee tentoonstellingen in Frankrijk. De grote taferelen zitten, zoals vanouds bij Van Caeckenbergh, propvol wriemelende en hoogst originele ordeningen van natuur, maatschappij en psyche, waarbij de figuur van de kunstenaar als een overal opduikende kever kronkelende gangen in het onderbewustzijn boort. In de galerie ligt een uitgebreide en uitstekende verklarende tekst, onontbeerlijk om de boeiende Van Caeckenbergh-spinsels een beetje te kunen volgen.

MARC RUYTERS

“Danseres” (1904), ets van Max Slevogt : Goya-invloeden.

“Portrait 8” (1994) van Brenda Zlamany : Richard Deacon uitgelicht.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content