Ik ben rusteloos, overwerkt, zit niet goed in mijn vel. Een vriend geeft me een foldertje over een rigoureuze tiendaagse meditatie: “Vipassana, een geestelijk reinigingsproces door zelfobservatie.” Tien dagen zonder spreken, lezen of schrijven, het lijkt me zalig. Ik schrijf me in. Het is pure zelfconfrontatie. De tweede dag ben ik al klaar om weg te lopen. Waar ben ik aan begonnen?

Vipassana betekent: de realiteit zien zoals ze werkelijk is. Deze boeddhistische meditatietechniek, volgens haar aanhangers de oorspronkelijke techniek zoals onderwezen door Boeddha, werd eeuwenlang in alle stilte van de ene wijze aan de andere doorgegeven. Momenteel maakt ze furore in India, maar ook in de Verenigde Staten en in West-Europa hebben duizenden mensen zich op dit pad begeven. De Indische zakenman Goenka pikte deze techniek op van de Birmanese leraar Sayagyi U Ba Khin, die ze doorgekregen had van een boer, die ze op zijn beurt had van een monnik. Goenka verspreidde deze vorm van meditatie over het Indische vasteland, achter gevangenistralies en in het westen. In West-Europa zijn inmiddels zes permanente Vipassana-centra uit de grond gerezen.

Het foldertje meldt: “Om verlost te worden van onze onrust moeten we de eigenlijke oorzaak van de onrust kennen, de oorzaak van die ellende. Als we het probleem uitzoeken, wordt al snel duidelijk dat, telkens wanneer we iets negatiefs, een onzuiverheid in onze geest ontwikkelen, we wel onrustig moeten worden. Het zuiveringsproces door zelfonderzoek is zeker niet gemakkelijk. Er moet hard voor gewerkt worden. Alleen eigen inspanning levert inzicht op, niemand kan het voor een ander doen.”

Als de techniek haar waarde bewezen heeft voor boer, priester, zakenman en bajesklant, zal ze op een journalist ook wel vat hebben. Ik meld me aan in een herenhuis in Lommel, dat voor deze gelegenheid dienstdoet als meditatiecentrum.

Met dertig andere gegadigden, zowat tussen dertig en vijftig jaar oud, zit ik in de geïmproviseerde meditatiezaal te schuiven op mijn achterste tot ik een comfortabele houding vind. De mannen zitten aan de ene kant, de vrouwen aan de andere, net zoals een halve eeuw geleden in de kerk. Alles verloopt gesegregeerd: de mannen hebben een mannentrap, een afgezonderde eetzaal en een met touw afgeboorde wandeltuin, de vrouwen hebben hun eigen kwartieren. Er is een vrouwelijke en mannelijke ‘manager’ voor de praktische vragen. De leraar, vooraan op het verhoogje, blijkt een laconieke Engelsman te zijn die zelf weinig inbrengt maar audio- en videocassettes van Goenka afspeelt.

De eerste avondzitting begint met een onverstaanbare, reutelende aanhef in het Pali. Goede God, waar heb ik me in begeven? Voor het slapengaan krijgen we nog een lezing van een uur. Goenka: “Onze geest dwaalt als een rusteloos dier van verleden naar toekomst. We zijn zelden in het enige moment waarop het leven geleefd kan worden: nu. Deze dagen gaan we kijken naar wat zich nu aandient. Richt al je aandacht op je adem die in en uit je neusgaten stroomt.”

Vier uur. De gong gaat. Slaperige schimmen schuifelen de vrouwentrap af, naar de meditatieruimte. Met omslagdoeken of dekens omwikkeld houden we de nachtwarmte dicht tegen ons lijf. Daar zitten we tussen droom en waken. Tien uur lang gaan we vandaag in meditatie doorbrengen. Tien uur. En tien dagen. Geen verbaal of non-verbaal contact met andere deelnemers. Geen lectuur, karwei of andere activiteit om de dag te breken. Hooguit een halfuurtje rondjes draaien in de “wandelren” of even op bed liggen tussen lange meditatiesessies door. Voor het overige registreren we hoe onze adem beweegt tussen onze twee neusgaten en bovenlip. Anders niets. Na twee uur krijgen we boterhammen, ontbijtgranen en warme havermoutpap. Een dampende kom vijgen, pruimen en rozijnen moet ons vrijwaren van constipatie. We eten in stilte en proberen elkaar niet aan te kijken, het omgekeerde van elke normale ontbijtsituatie. Elkeen wast na de maaltijd haar bordje en bestek en trekt zich zwijgend terug in de slaapzaal of de vrouwenwandelruimte. We zien enkele mannen op het hun toegemeten stuk ronddraaien. Dit is een excursie naar binnen in een regime strenger dan een slotklooster. Ik doe mijn best om te mediteren, maar mijn gedachten vliegen keer op keer mijn neusgaten uit.

Op de overloop boven vind ik een aftandse fauteuil. Dat wordt mijn pleisterplaats. Ik trek me er regelmatig terug tussen verplichte sessies in de meditatiehal en geef me over aan overpeinzingen, wat niet de bedoeling is. Nooit tevoren heb ik zo lang aan een stuk gefantaseerd over lenteshopping. Erotische taferelen steken de kop op. Ik schrijf flarden van reportages in mijn hoofd. Ik doe het helemaal mis. Na het middagmaal arriveer ik dan toch bij mijn neusgaten: eindelijk bevrijding van die ontembare mentale stroom!

Goenka vertelt tijdens de avondlezing: “Onze geest is rusteloos en prikkelbaar als een wild beest. De monkey mind zwiert voortdurend heen en weer van tak tot tak, een slingering waar kop noch staart aan te krijgen is. Waanzin! We verliezen ons in illusies, in onwetendheid. Scherp je geest, want we gaan een operatie uitvoeren op onszelf. We gaan observeren hoe we onszelf en anderen voortdurend uit evenwicht brengen, en leren dat proces stop te zetten. Scherp je geest. Concentreer je op je neusgaten.”

Ik schrik wakker. In mijn droom kringelen waterratten rond mij en schiet mijn huis in brand. Wat staat er mij te wachten? Tevergeefs zoek ik rust in de meditatiezaal. De monkey mind gaat weer aan de haal met mij. Wat doe je als je al een half uur gelet hebt op hoe warm of koud, droog of nat je neusgaten aanvoelen en er nog negen en een half uur van hetzelfde op het programma staan? ’s Middags loop ik mistroostig buiten mijn rondjes. Hanneke, een vinnige Nederlandse, huppelt vrolijk op bankjes. God zij dank, tekens van dynamiek! Mijn rug en benen doen pijn van het zitten. Ik heb wegloopfantasieën. Dan maar geen verlichting. Mijn trots wint: ik ga een tiendaags zuiveringsproces toch niet afbreken na twee dagen?

Het zitten blijft moeilijk. Enkele cursisten zitten in bewonderenswaardige boeddhapose, anderen schuifelen net als ik met zitvlak en knieën. Ik kijk uit naar Goenka’s lezing aan het einde van de dag. De man blijkt niet gespeend van humor: “Heel ons wezen is niets anders dan een stroom constant veranderende partikels. Wij houden vast aan ons ‘ik’ alsof het een vaststaand gegeven is. Een illusie! We zien een vrouw: ‘Oh, wat is ze mooi, welk prachtig haar.’ Maar als dat haar van haar hoofd valt, vinden we het ineens niet mooi meer. Wat is er veranderd aan dat haar? Niets, het zit alleen niet meer vast. Alles verandert. Het ‘ik’ is evengoed een stroom vol verandering, maar we klampen ons eraan vast, met alle gehechtheid en ellende vandien.”

In mijn volgende droom wordt het paard van Troje binnen in een vijandelijke vesting gesleept. Vier mannen stappen uit de buik van het paard. Ze gaan het bolwerk van binnenuit ontwapenen. Ik zweet. De buitenwereld is weg, ver weg. Drie dagen hebben we zwijgend met onszelf doorgebracht. De monkey mind wordt rustiger bij gebrek aan nieuwe prikkels. Het middagmaal is een van de weinige zaken waar variatie op zit.

Vandaag is een bijzondere dag, want we beginnen met de Vipassana-techniek. “Tot hiertoe hebben we voornamelijk gewerkt aan het scherpen van onze geest, het wetten van het operatiemes”, aldus Goenka. “Nu gaan we ons hele lichaam ontleden, deel per deel. We doen dat gewoonlijk met de buitenwereld, maar wat er zich in onze binnenwereld afspeelt, weten we niet. Kijk eens welke gewaarwordingen je tegenkomt in elk deel van je lichaam. Voelt het warm of koud, plezierig of pijnlijk of wat dan ook? Het maakt niet uit. Stel het vast met een neutrale, wetenschappelijke geest. Reageer niet. Van jongs af aan zijn wij gewoon op allerlei prikkels te reageren. We ervaren aantrekking of afkeer, en we hangen daar ons humeur aan op. Krijgen we een compliment of een prettige aanraking? Dan willen we meer van hetzelfde! Na een woord van kritiek of afkeuring sluiten we ons af. Kijk met neutraliteit. Ga niet in reactie op wat je gewaarwordt.” Na drie dagen neusgatenmeditatie is het een ongelooflijke verruiming om heel mijn lijf af te lopen met mijn geest! Mijn zitvlak is een harde, platte schotel. Mijn schouders zijn spanningskabels. Mijn geest is een wetenschappelijk waarnemingsstation. De tijd is een hele trage rivier.

De gong doorbreekt de stilte. Opstaan. Strekken. En herinnerd worden aan pijnlijke knoken en een grommende maag. Maar ook die maag wordt steeds stiller en kleiner. Hoe minder je eet, hoe minder je organisme vraagt. Met mijn ‘ik’ loopt dat echter niet zo. Mijn geest is rebels en spuit regelmatig kritische gedachtegangen en wegloopfantasieën. Wat zit ik hier in ’s hemelsnaam te doen? Waar had ik overal kunnen zijn behalve hier en nu? Het antwoord is eenvoudigweg: nergens.

De volgende dag krijgen we de instructie driemaal een uur roerloos te zitten. Niet meer schuifelen op het zitbankje op zoek naar een minder pijnlijke houding. Jeuk of geen jeuk, kramp, slapende voet of betonnen knie: enkel observeren, niet reageren. Tot mijn verbazing loopt het als een fluitje van een cent. Ik word teruggekatapulteerd naar de training van mijn wil die ik mezelf als kind oplegde. De praktijken van een jonge stoïcijn: op blote voeten lopen op heet asfalt in de zomer, blootsvoets in de sneeuw in de winter, bewegingloos zitten en verzaken aan zoeternijen. Als kind was het een manier om mijn kwetsbaarheid en mijn verlangen te beteugelen. De herinnering verwart me. Is al dit stoïcisme wel gezond? Ik trek me terug in mijn aftandse fauteuil. Taferelen uit mijn kindertijd trekken voorbij. Ik rebelleer weer: waarom gewaarwordingen gadeslaan als je je kunt onderdompelen in alle sensaties die het leven te bieden heeft? Voor de rest van de dag is het uit met mijn rust. Ik snak naar lucht en ruimte, en draai geagiteerde rondjes in de vrouwentuin.

Dan breekt het uur van Goenka’s lezing weer aan: “Het is een gewoontepatroon van onze geest om zich te rollen in plezier en terug te schrikken voor pijn. Maar deze gewoonte bevrijdt niemand van pijn, integendeel. We willen altijd meer van dit of minder van dat. Als het niet zo loopt, dan voelen we ons slecht en reageren we dat ook nog eens af op anderen. Stop deze zinloze reacties. Ga naar je gewaarwordingen, de zetel van dit gewoontepatroon. Stel enkel vast met neutraliteit en gelijkmoedigheid, zonder goed- of afkeuring. Je zal zien dat je uit de zinloze keten van pijnlijke reacties stapt.”

’s Nachts hoor ik op de vrouwenslaapzaal onderdrukt gesnik. Ook ik kan de slaap niet vatten. Mijn keel is ontstoken en doet vreselijk pijn.

De volgende dag zit ik al om half vijf ’s morgens in de meditatiehal, hopend op gelijkmoedigheid. Of op minstens mijn rauwe keel even te vergeten. Tevergeefs. Ik verkramp bij elke slikbeweging. Ik krijg in de keuken een kruidendrankje, gemaakt van gember. Het is olie op het vuur. Mijn gehemelte staat in brand. Zeker de straf voor al mijn mentale excursies!

Het wordt een helse dag. Stoïcisme en zelfmedelijden strijden om voorrang. En ik mag niet eens klagen! Andere cursisten worstelen met het onbeweeglijke zitten. Ik hoor verdoken zuchten. In de slaapzaal weent een vrouw. Ik meld dit aan Esther, de vrouwelijke manager, en voel me als een kleuter die aan de juf vertelt dat er een kindje weent. Waarom al deze non-communicatiewetten? Goenka ’s avonds: “Wenen of schreeuwen zal niemand bevrijden van miserie. Accepteer het lijden als gegeven zonder te reageren. Sommigen van jullie zullen zeggen: ‘Die man praat maar over miserie, miserie, miserie. Wat een pessimistisch pad!’ Nee, hoor! Dit is een weg van optimisme, realisme en ‘werkisme’. Laat je onderweg niet inpakken door de vijanden van dit proces: hunkering en afkeer, luiheid, agitatie en twijfel. Je zal merken dat het resultaat grotere rust, harmonie en geluk is.”

Na een lange dag en twee wrede nachten is mijn keelpijn weg. Buiten schijnt de zon. Mijn geest is helder en rustig. Een gevoel van katharsis, zuivering, helderheid. Het is niets te vroeg, want we hebben nog maar drie dagen voor de boeg.

’s Namiddags roept de leraar op het verhoogje ons in kleine groepjes bij zich. Hij informeert hoe het loopt met het registreren van onze waarnemingen. Josephine, een mooie, blonde vrouw die vreselijk haar best doet om urenlang stil te zitten, kijkt ontmoedigd. Ze heeft een hamerende pijn in haar knie. Een andere deelneemster krijgt haar aandacht niet voorbij haar middenrif. Het antwoord van de laconieke Engelsman luidt bijna steeds hetzelfde: keep trying.

’s Avonds draait Josephine met een frons rondjes op de wandeling. Opeens staat ze stil, en zwaait met een stralende glimlach naar iets of iemand. Ik volg haar blik: over de kruinen van de dennen komt een piloot aanzweven in een primitief, open geraamte. Het is een hilarische scène: terwijl wij ons hier terugtrekken in onszelf dient de buitenwereld zich aan als een zwever in een knalblauw duikerspak. Josephine en ik kijken elkaar aan en glimlachen. We overtreden de non-communicatiewetten, maar dit vraagt erom.

Opeens zie ik de humor van dit hele gebeuren, maar ook van alles waar we ons druk over maken in het dagelijks leven. Een soort aha-belevenis, een plotse doorbraak van de relativiteitstheorie: Niets staat vast, niets is zeker in het leven. Wat voor zin heeft het om ons op te winden?

Volgens Boeddha is echt welzijn het vermogen om een gelijkmoedige geest te bewaren, ondanks de kronkelingen van het leven. Goenka zegt hierover: “We kunnen op elk moment kiezen. Reageer je op tegenslag of lijden door kwaad te worden, je af te sluiten of anderen te blameren? Het gevolg hiervan is ongetwijfeld meer ongeluk. Stop met al je energie te steken in het veranderen van anderen of van uiterlijke situaties. Het is energieverkwisting! Verander je eigen houding. Ontwikkel gelijkmoedigheid.”

De volgende dag op de wandeling merk ik een losgebroken kip op bij de buur. Het beest loopt als een kip zonder kop zenuwachtig tegen de draad op, en verkiest de zekerheid van het gevangen-zijn boven de vrije ruimte. Een gewoontedier, net zoals wij, bang om de pseudo-zekerheden van het leven op te geven. Bovenaan het lijstje van de verkrampte gedachten misschien de overtuiging dat er zoveel móet alvorens we ons kunnen ontspannen en overgeven aan het leven. De eigenaar van de kip komt de tuin in. Ik gesticuleer dat zijn pluimvee problemen heeft. Rustig en deskundig coacht hij het bange dier terug de ren in. Ik steek mijn duim op. De man zwaait terug. Incident gesloten.

In onze wandelruimte stapt een van de vrouwen driftig rond, zoals die kip. Ze speelt een soort estafette met zichzelf, legt na elk geagiteerd rondje een stokje op het ene muurtje en pakt er één weg van een ander muurtje. Ik ben bezorgd: flipt ze? In de slaapzaal hoor ik nogmaals onderdrukt geween. Wat gaat er allemaal om in mijn metgezellen?

Sinds het verschijnen van de zweefvlieger raak ik mijn gevoel voor humor niet meer kwijt. Als het ‘ik’ toch een illusie is, dan maakt het niet uit of ik hier nog twee dagen of een jaar rondloop. Ik glimlach naar Hanneke die weer stoom afblaast op de bankjes en gooi een helikopterje in de lucht.

Terug in de meditatiehal. De leraar heeft het voor de vijfde maal over sweep with a free flow. Dat betekent dat je met een observerende geest als een snelle bezem doorheen de gewaarwordingen van je lichaam ‘veegt’. Ik krijg beelden van een lenteschoonmaak. Ik bak niets van die techniek, maar al dat gepraat over vegen begint wel aardig op mijn gevoel voor humor te werken: zoveel gezwoeg terwijl we toch roerloos zitten… Het bewegingloos zitten gaat steeds vlotter. Ach, mijn vroegkinderlijke onderdompeling in stoïcisme zal ook wel voor iets goed geweest zijn. Een jonge vrouw in mijn buurt komt onder hoogspanning. De laatste onbeweeglijke meditatiesessie van vandaag is wel heel lang geweest. Ik verdenk de leraar van sadisme. Op het moment dat het eindsignaal gegeven wordt, barst de jonge vrouw in snikken uit. Iemand anders lacht de spanning van zich af. Deelnemers hebben moeite om hun gezicht in de plooi te houden en leggen oogcontact met elkaar. Ik leg mijn hand op de rug van de jonge vrouw die in tranen uitgebarsten is. Ze schudt verschrikt nee. Aanraken is ook verboden.

Alleen de veteranen vooraan in de meditatiehal lijken op onbewogen boeddhabeelden, onberoerd, ver weg. Het wordt duidelijk tijd dat er een einde komt aan dit Spartaans regime. Goenka klinkt vanavond bijzonder goedgemutst: “Vandaag was de laatste volledige meditatiedag. Na al de nobele stilte komt morgen het nobele geklets. En dan komt de echte test, het dagelijks leven. Blijf je in innerlijk evenwicht, ook in situaties die tegenvallen? En wanneer dit niet het geval is, hoe snel ga je dat evenwicht terugvinden en liefde en medeleven genereren in plaats van frustratie?”

Het einde van het dagenlange zwijgen is in zicht. Eerst krijgen we nog een sessie Metta: het uitstralen van goede wil, liefde en medeleven, van vreugde met alle levende wezens. Na alle aandacht voor waarneming en inzicht komt dit me bevreemdend over. Dan doorbreekt de gong de non-communicatiewetten. Een anticlimax. De laconieke Engelsman vertrekt zonder boe of ba van zijn verhoogje en laat ons verweesd achter in de meditatieruimte. Mogen we nu beginnen praten of niet? Een van de mannen bijt de spits af. Al gauw stellen ze elkaar luide vragen. De vrouwen gaan stilletjes de ruimte uit. Ik zet me buiten op de trappen naast Josephine, en rek het zwijgen nog even. Dan komt de praatlustige Hanneke erbij. Binnen de kortste keren ontstaat er een geanimeerd gesprek over de ongemakken van de afgelopen dagen. Het gelach is niet van de lucht. Om alles wat zwaar was, wordt nu gelachen. De lichtheid van het leven na tien dagen slotklooster. In de intiemere uitwisseling tussen twee, drie vrouwen komen de verhalen over de doorstane innerlijke odyssee los. Rare dromen, emotionele opstoten, en wegloopneigingen blijken ook onderdeel van het proces van anderen. “Waarom was er zo weinig ruimte voor emoties?” vraagt mijn buurvrouw. Ik begrijp dat het in meditatie niet om het gevoelsmatige te doen is, maar begrijp niet waarom deze onmiskenbare dimensie van het leven niet meer opgevangen en geïntegreerd werd tijdens de tiendaagse. De 22-jarige Esther, op het laatste moment aangesproken als vrijwilligster, was de human touch tijdens het hele meditatiegebeuren. Mijn buurvrouw en ik praten tot laat in de avond.

’s Nachts keren fragmenten van de verhalen terug. Ik vat de slaap niet meer. Nog voor de ontiegelijk vroege ochtendgong gaat, sluip ik als een dief in de nacht de trap af: het huis uit, de tuin in, waar ik een plaatsje onder een boom vind. Melancholie overvalt me. Dit is het uur van de rekening. Wat heb ik nu eigenlijk losgelaten? Wat neem ik mee terug in de wereld van monkey minds?

Dan stap ik terug het gewone leven in: de wisselende stemmingen van mijn dochter, de files op de baan, de poes met een sanitair ongelukje… De buurvrouw vertelt over een ellendige dag op haar werk. “Alles verandert. Alles verandert”, antwoord ik welgemutst. Ze kijkt me onderzoekend aan en schiet in de lach. Mijn dochter beweert dat ik ‘raar’ geworden ben. Ik draai niet meer mee met haar stemmingsplaatjes. Mijn stembanden zijn ongedeerd uit de keelontsteking gekomen, maar ik gebruik ze nu minder. Minder woorden, meer leven. Sweep with a free flow. Ik doe een lenteschoonmaak tot mijn huis beter aansluit op mezelf. Werk wordt een manier van leven, geen jachtpartij. Ik leef vertraagd, laat meer op mij afkomen, laat gebeuren. De drang naar uiterlijke zekerheden vermindert, en ruimt baan voor wat er van binnenuit groeit. Het leven is ruim. Alles is leven.

Ria Goris / Illustratie: Kristina Ruell

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content