Het voorbije jaar heeft het onomstotelijk bewezen. Wij leven in een Land van duizend-en-een-nacht, aan het sprookjesgehalte van dit dierbaar België kan geen ander tippen. Vergeet Grimm of Andersen, kijk om u heen. Er was eens…

Er was eens een doodgewoon slagersmeisje dat tonnen gehakt verkocht en bij de klanten bekendstond om haar hinnikende lach. Wisten die veel dat zij, gebogen over de blinde vinken, een geheime droom koesterde. Op een dag stapte de goede fee met zacht belgerinkel de slagerij binnen en sprak: “Ik zal ervoor zorgen dat jouw droom werkelijkheid wordt. Maar in ruil daarvoor moet jij met me mee naar het Huis van Honderd Dagen, zonder de slagersjongen te zien en zonder die zonnebril van je kop te nemen. Want anders valt je haar maar in je ogen en dat lijkt naar niets.” Het meisje deed wat haar gevraagd werd en wat ze thuis zo nogal deed – op gehakt verkopen na: eten en slapen, erop los hinniken, bloot onder de douche stappen en met gretige handen onder de lakens duiken.

De inwoners van het Land van duizend-en-een-nacht, die met een duw op de knop naar binnen konden kijken, kregen er maar niet genoeg van. Nog voor de Honderd Dagen om waren, riepen ze dat het meisje naar buiten moest: ze wilden haar écht zien. Aldus geschiedde. Rode loper, bloemen en champagne. De menigte juichte, ze droeg het meisje op handen. Ze werd rondgereden in een limousine, ze kreeg hopen geld om naar hartenlust truitjes en rokjes en laarsjes te kopen, en nog veel meer geld om die terug uit te trekken. Over het hele land begonnen tienermeisjes te hinniken en hun bloesjes los te rukken: kijk eens wat ik durf, ik ben zoals zij! De slagersjongen echter….

Zap, ander sprookje!

Er was eens een meisje met lange zwarte haren en hagelwitte tanden, over wie iedereen zei: dat is de mooiste van het hele land. Een jaar lang mocht het meisje een gouden kroon dragen en leven als een prinses. Nu had de Prinses van Een Jaar een verbond gesloten met de Prins van de Nacht, die meer dan één miljoen seconden oud was en een kasteel bezat waar elke nacht gefeest werd. Oude en nieuwe rijken kwamen naar die feesten, want er viel voor ieder wel wat te beleven, van dildo’s over robotten tot aquaria met sirenes zonder vissenstaart. Eén keer per week lieten de vrouwen hun slipje in de vestiaire en kropen dikke mannen aan de leiband over de vloer.

Toen dat bekend werd, voelde de Prinses van Een Jaar haar kroon wankelen. Ze besloot de Prins van de Nacht te verlaten, hoezeer ze ook van hem hield. Prompt kwam een Prinses van Een Ander Jaar de Prins troosten, maar geen duizend vestiaires vol slipjes konden hem verlossen uit zijn droefheid. Nog één avond wilde hij zijn eerste Prinses zien. Uitgerekend op die avond echter klopten de booswichten bij hem aan. Ze knevelden de Prins en zijn Prinses, ze sloegen ze bont en blauw, ze… Zap!

Er waren eens twee tovenaars. Ze leefden in een vallei in het westen van het Land van duizend-en-een-nacht en bezaten het geheim van de spraak. Alles en nog wat kregen ze aan het praten: auto’s, telefoons, computers, koelkasten… Dankzij hun geheim werden de tovenaars razend rijk, en de hele vallei deelde in hun welstand. Maar op een dag galmde een hoogtechnologische stem: “Er is wat mis, heren, met uw hocus-pocus.” En zo gebeurde het dat….

Zap!

Er was eens een boze wolf, tevergeefs op zoek naar Roodkapje. Misschien, dacht de wolf, verbergt ze zich wel – net als ik soms – in een schapenvacht. Hij sloop naar boer Sjarel en boer Petrus, hij scheurde de witte vachten open. Maar… Zap!

Opmerkelijk aan het Land van duizend-en-een nacht is dat er ook échte koningen en koninginnen, prinsen en prinsessen leven. Ze knippen en glimlachen, drukken handen en vervullen hun bezoekplicht. Ze wonen in geklasseerde monumenten en genieten van verhoogde toelagen. Maar als het op sprookjes aankomt, brengen ze er – op een occasioneel huwelijk na – niet zoveel van terecht. Geen mens echter die daarom maalt, want wat is nu één nacht op duizend?

Ingrid Vander Veken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content