“Red Dirt Girl” van Emmylou Harris is een mooi album geworden. Die kwaliteit zijn we allang van haar gewend, maar het verschil met vroeger is dat ze nu zelf in de pen kroop en niet afhankelijk was van materiaal van derden. “Zingen is makkelijk, schrijven is moeilijk.”

Al sinds ’72, toen Gram Parsons haar ontdekte en ze zijn duetpartner werd, vecht Emmylou Harris aan het front. Een elftal van haar albums behaalde de gouden of platina status, bijna evenveel platen werden bekroond met een Grammy Award (de oscar van de muziek). Ze heeft niets meer te bewijzen, en toch blijft ze enorm productief. Naast ontelbare hand- en spandiensten voor collega’s heeft ze de laatste jaren voor twee meesterwerken getekend: Wrecking Ball, waarop producer Daniel Lanois haar een nieuw geluid gaf, en Return Of The Grievous Angel, een eerbetoon aan Gram Parsons.

Misschien is het haar missie die haar vooruitstuwt. Telkens als het countrygenre vers bloed kreeg, was zij in de buurt. In ’73, bij haar solodebuut Pieces Of The Sky, stond ze mee aan de wieg van de countryrock, in de vroege jaren tachtig aan die van de neotraditionalistenbeweging, en in de jaren negentig aan die van de alternatieve country, ook americana genoemd. Eigenlijk doet ze niets anders dan het levenswerk verderzetten van Gram Parsons, aan wie ze naar eigen zeggen alles te danken heeft: hij haalde de country uit zijn getto.

Parsons, bezieler van The Byrds en The Flying Burrito Brothers, hing zelfs na zijn dood (hij stierf op 33-jarige leeftijd aan de combinatie van morfine en tequila) lang als een schaduw over Harris heen. Het was alsof hij bij haar eerste stappen alleen over haar schouder meekeek. Harris werkte trouwens nog vrij lang samen met zijn muzikanten. Ze maakte pas komaf met de geesten van het verleden in The Ballad Of Sally Rose in ’85. Met die plaat verwerkte ze de mysterieuze relatie die ze er met Parsons had op nagehouden. Het was tegelijk haar eerste experiment om zelf nummers te pennen.

Pas met de nieuwe cd Red Dirt Girl is Harris toe aan haar tweede poging in die richting. Aardig wat songs ( I Don’t Want To Talk About It Now met Jill Cunniff van Luscious Jackson als coauteur), The Pearl, Tragedy (met Bruce Springsteen en zijn vrouw Patty Scialfa als steun) en Hour Of Gold hebben verrassend donkere teksten. Alsof al het vuil dat ze al die jaren verzwegen heeft in één gulp naar buiten stroomde.

Je stond altijd al bekend als iemand die in de eerste plaats songs van anderen interpreteert. Hoe komt het dat je nu plots zelf zo vlot mooie liedjes kan schrijven?

Emmylou Harris: Zo vlot gaat het niet, hoor. Ik voelde me echter onder druk toen ik aan deze nieuwe cd begon. Wrecking Ball, het vorige album, was echt een artistieke mijlpaal voor mij. Nauwelijks te overtreffen. Ik had de keuze: ofwel stopte ik radicaal met platen opnemen, ofwel probeerde ik iets nieuws. Ik wilde wel in de buurt van de sound blijven die ik met Wrecking Ball had gevonden, maar om zeker te zijn dat het album toch anders werd, moest ik deze keer zelf het materiaal schrijven. Mijn eigen woorden laten spreken. Eerst dacht ik: als ik vier of vijf goeie liedjes uit mijn pen kan doen vloeien, mag ik al tevreden zijn. Al was zelfs dát een angstwekkende gedachte voor iemand die met tegenzin aan de schrijftafel gaat zitten. Ik heb daar altijd tegenop gekeken. Ik had sporadisch al wel iets aan het papier toevertrouwd, maar zou ik de hele trip kunnen uitzitten, en liefst nog binnen de komende tien jaar? ( lacht)

Dus wat heb ik gedaan? Ik heb tijd vrijgemaakt in mijn leven om creatief bezig te zijn. Songs smeden werd mijn absolute prioriteit. Ik wist dat er veel ideeën, gevoelens en beelden door mijn hoofd spookten. Zeker sinds ’93, het jaar dat mijn vader stierf. Ik beleefde de jongste jaren een intense, maar eenzame periode. Mijn kinderen gingen rond die tijd ook het huis uit. Inspiratie genoeg dus. Maar toch was het vooral uit respect voor Wrecking Ball dat ik mezelf verplichtte om diep te gaan en hard te werken. Zingen is makkelijk, schrijven is moeilijk.

Misschien heb je nu ook meer zelfvertrouwen om je in songs bloot te geven.

Ik ga niet beweren dat ik dit nog eens ga herhalen, dat ik me ooit opnieuw voor zo’n zware opgave stel. Maar voor Red Dirt Girl verwachtte ik van mezelf dat ik het één keer deed. Het is niet zo dat ik nu denk dat ik plots vruchtbare grond ben geworden, dat ik onafgebroken zal kunnen oogsten. Ik vind het nog steeds heel belangrijk om songs van anderen te interpreteren. Dat maakt onverminderd deel uit van mijn persoonlijkheid. Daar ga ik me ongetwijfeld op een gegeven moment weer op toeleggen. Hopelijk word ik nu niet lui. Ik wil niet volledig stoppen met componeren. Een balans vinden tussen nummers van eigen makelij en covers zou ideaal zijn.

In ’85 was je met The Ballad Of Sally Rose al eens in je pen gekropen. Je was dus niet helemaal aan je proefstuk toe.

Ja, en daarom wist ik dat ik het kon, als ik me de moeite maar wou getroosten. The Ballad Of Sally Rose was ook niet bepaald een makkelijke opdracht, maar het was een minder solitaire bezigheid. Ik had Paul Kennerley (haar huidige echtgenoot, red.) die me een handje hielp. Hij had al twee conceptalbums gemaakt, White Mansions en The Legend Of Jesse James. The Ballad Of Sally Rose had één centraal thema. Als je een verhaal voor ogen hebt, is het eenvoudiger om jezelf in gang te zetten. Je weet op voorhand wat je wil vertellen met een song. Je moet van punt A naar punt B geraken. Red Dirt Girl is anders, poëtischer.

The Ballad Of Sally Rose was niet echt een groot succes. Dan doe je eens je best om een album vol te schrijven, blijkt dat niet aan te tikken. Was dat een grote ontgoocheling?

Ik kan inderdaad niet verhelen dat ik teleurgesteld was. De critici ontvingen de plaat gunstig. Ik dacht op dat moment dat ik die richting uit moest en dat mijn fans daar ook op zaten te wachten. Ik wilde op creatief vlak bewust een stapje verdergaan. Voordien had ik veel succes gehad met covers, maar ik had meer maturiteit gekweekt en daarom leek het mij logisch om de gok te wagen. Ik had verwacht dat de fans me daarin zouden volgen, maar helaas. De verkoop was ronduit slecht. Daar kwam nog bij dat ik een grote financiële investering had gedaan om dat album af te werken. Ik werkte me nog dieper in de schulden door na de release met een uitgebreide groep te toeren. Met extra zangers. Ik wilde immers live dezelfde vocale harmonieën kunnen brengen als op plaat. Dat debacle was een harde les. Ik weet nu wel beter. ( lacht) Ik had niet alleen veel emotie, maar ook veel geld in The Ballad Of Sally Rose gestoken. Na de tournee was ik dakloos. Ik kon me geen huis meer betalen. Ik had me nooit zorgen gemaakt om commercieel succes. Doorgaans wist ik goed te overleven, zonder de supersterstatus te bereiken en miljoenen platen te verkopen.

Vóór The Ballad Of Sally Rose wist ik mijn budget steevast slim te beheren. Ik had nooit boven mijn stand geleefd, en toen kwam plots die harde klap. Toch was het geen drama. Het songschrijven had me zo bevredigd dat ik die plaat niet als een mislukking kon zien. Onmiddellijk erna begon ik met Linda Ronstadt en Dolly Parton aan het eerste Trio-album. Dat was een wonderlijke, welgekomen afleiding. Ik kon alles opzij zetten. Dat soort samenwerking is de minst traumatische ervaring die je je als artiest kan inbeelden. Ik genoot van het gezelschap van Linda en Dolly. Als lid van een ensemble rust de last niet volledig op jouw schouders. Je bent niet voor alles verantwoordelijk, je moet niet alles organiseren. Het enige wat je moet, is ideeën leveren. De wisselwerking was plezierig. Ik amuseerde me en ondertussen bleef ik toch maar lekker muziek maken.

Bijgevolg heb ik niet lang gebukt gelopen onder de flop die The Ballad Of Sally Rose was. Als artiest moet je dat kunnen accepteren. Je moet af en toe de sloot durven ingaan. Het was Neil Young die ooit zei: “Soms stap ik van de weg om in de gracht te belanden. Het zicht van daaruit is veel mooier.” Neil is echt een voorbeeld van iemand die zonder angst de muze overal gevolgd is waar die hem bracht.

Je zei dat je het na Wrecking Ball kalm aan deed om Red Dirt Girl degelijk te kunnen voorbereiden. Maar echt stilgezeten heb je toch niet als je de projecten overloopt waarbij je de voorbije drie jaar betrokken bent geweest: bijdragen aan cd’s van Linda Ronstadt, Willie Nelson en John Prine, Trio 2, het livealbum Spyboy, de productie van de Gram Parsons-hommageplaat…

Al bij al namen die niet zoveel tijd in beslag. Ze hielden mij in ieder geval niet weg van mijn prioriteit: schrijven. Ik ben er overigens van overtuigd dat die zijstapjes een goed effect hadden op het creatief proces van Red Dirt Girl. Je ontmoet nieuwe mensen, je vindt frisse invalshoeken.

Ik geloof in het avontuur. Als ik met anderen in de studio zit, leer ik met mijn ogen. Het is heel belangrijk voor mij om aan het werk te blijven, dat houdt me alert. Wat ik wél aanvoelde, was dat ik me een tijdje niet meer op mezelf moest focussen. Het was een verademing om eens songs voor Linda te zoeken. Om de dingen eens vanuit haar oogpunt te bekijken. Dat haalde de druk wat van de ketel. Tussendoor kon ik rustig thuis zijn, wat de jaren voordien niet mogelijk was geweest, omdat ik toen continu onderweg was om Wrecking Ball te promoten. Trouwens, ondanks de medewerking aan al die projecten sloot ik me elke dag op in mijn muziekkamer. Gitaar vastpakken, experimenteren met tunings, ideetjes op tape zetten. Mijn productiefste momenten waren de avonden, omdat ik dan goed op dreef kwam, alle activiteit rondom mij ophield en het stil werd. Ik kon makkelijk tot één uur of twee ’s nachts in mijn eentje zitten prutsen. Ook al moest ik het nummer waar ik zo hard aan gesleuteld had de dag nadien in de prullenmand gooien. Dat geeft niet, want het gaat om de daad op zich. Het is zoals een topsporter die dagelijks traint en kracht opbouwt.

“Bang The Drum Slowly” gaat over je vader. Waarom klinkt er zoveel spijt door in dat liedje?

Ik had een uitstekende relatie met mijn vader. Hij is plots overleden. Op een gegeven moment wil je de mens achter de vaderfiguur kennen, en zo ver is het dus jammer genoeg niet kunnen komen. Toch is mijn verlangen om hem meer te doorgronden intussen vervuld. Mijn moeder is na zijn dood bij me ingetrokken. De laatste zeven jaar zijn wij onafscheidelijk, ze gaat soms zelfs mee op tournee. Bijgevolg praten we heel veel. Ik ben op die manier veel te weten gekomen over wie mijn pa was voor ik geboren werd. Nu vind ik het spijtig dat hij me bepaalde praktische dingen niet heeft geleerd. Zoals een auto repareren. Mijn vader lag dikwijls onder een auto. ( lacht) Daar was hij dol op. Als hij iets deed, deed hij het grondig en met zorg. Zijn lat lag hoog, maar toch heeft hij het mij nooit moeilijk gemaakt door te veel van me te verwachten. Mijn ouders wilden simpelweg dat hun twee kinderen gelukkig werden. Als er dus spijt zit in Bang The Drum Slowly, dan is het omdat ik geen afscheid van hem heb kunnen nemen.

Was hij zelf een gelukkig mens, denk je?

Dat denk ik wel. Omdat hij een buitengewoon mooi huwelijk had. Zijn leven draaide rond zijn gezin. Hij is lang marinier geweest en bewaarde verschrikkelijke herinneringen aan de oorlog. Hij was heel blij dat hij daar levend was uitgekomen en daarom genoot hij zo van zijn familie, het sleutelen aan auto’s en het tuinieren. Niettemin geloof ik dat iedereen mysteries in zich draagt waar je zelfs in de meest intieme relaties niets van merkt. Ik was voor mijn werk zo vaak weg dat ik vermoed dat ik niet zo close met mijn vader ben geweest als ik had kunnen zijn. De band tussen mijn broer en hem was veel steviger.

In “My Baby Needs A Shepherd” laat je een moeder over haar dochter zeggen: “She never learned to fall”. Waren jouw kinderen snel zelfstandig?

Mijn kinderen zijn sterk en gezond, jawel. Alleen heeft mijn oudste dochter epilepsie. De aanleiding voor My Baby Needs A Shepherd was een gruwelijke dag waarop zij vier hevige aanvallen kreeg nadat ze heel lang geen last had gehad.

Epilepsie is geen dodelijke ziekte, het is zelfs niet eens een ziekte. Dat neemt niet weg dat die aanvallen uitputtend zijn, ook voor de naasten. Je voelt je zo machteloos als je er getuige van bent. My Baby Needs A Shepherd gaat over alle angsten die je als moeder kan doorstaan, over het gevoel dat je als ouder hebt gefaald en over de complexiteit van je relatie met je kinderen. Het ouderschap heeft ontegensprekelijk een donkere kant. Je bent je hele leven enorm kwetsbaar omwille van het simpele gegeven dat je kinderen hebt. Je nageslacht is immers belangrijker dan jezelf. Het ergste is: je hebt er geen enkele controle over. Het is beangstigend om stil te staan bij wat je kinderen allemaal kan overkomen. En toch wil je het ouder-zijn voor niets anders ter wereld ruilen.

Je hebt ooit gezegd dat de era waarin je in de muziek verzeild raakte, het begin van de jaren zeventig dus, heel speciaal was. Heb je de indruk dat het nu moeilijker is om als jonge artiest een evenwichtige carrière uit te bouwen?

Ja. Misschien dat het internet voor een kentering kan zorgen omdat het web je de kans biedt om buiten de grote platenfirma’s om te gaan. De majors zijn tegenwoordig zo business-georiënteerd. Het is uiteraard hun goed recht om winst te maken, maar ze zijn niet langer bereid om op lange termijn te denken. Jonge artiesten krijgen geen kans om te groeien. Ze moeten zich meteen zien te bewijzen, wat hen vaak tot compromissen beweegt. Alles moet toegankelijk zijn, afgestemd op de smaak van Jan Modaal. Een artiest dient in de strot van de man in de straat geramd. Het omgekeerde, dat mensen zelf een artiest ontdekken, gebeurt haast niet meer. Om die reden heb ik in Amerika net een contract getekend met Nonesuch Records, een onafhankelijk platenlabel. Ik ben de meest mainstream act van de stal. Ze startten in de sixties als een klein, klassiek label en hebben naast mij nog Buena Vista Social Club, Cesaria Evora en Philip Glass in huis. Ze engageerden enkel artiesten waarvan ze houden en trekken zich geen bal aan van de radioformats. Het geloof dat er een publiek voor ons is en dat zij dat kunnen bereiken, is voor hen voldoende.

Ik héb bij majors gezeten, maar dat huwelijk werkt niet. Zij hebben niet wat ik nodig heb noch vice versa. Pas op, dan ben ík nog een gevestigde waarde. Je zou denken dat het voor mij geen probleem is om een plaat uit te brengen. Dat is het dus wél. Kan je nagaan hoe hard het moet zijn voor beginners. Ik zou me geïntimideerd voelen als ik nu aan de startlijn verscheen. Als ik, toen ik voor het eerst een studio inging, geen steun had ondervonden, had ik waarschijnlijk vroegtijdig met de bizz gekapt. Toen ík debuteerde, liet mijn platenbaas me met rust en moedigden de producer en de muzikanten me aan om zelf mijn keuzes te maken. Ik kreeg de toelating om mijn eigen weg te zoeken.

Je ziet de laatste tijd de independents veld winnen. Tom Waits heeft nu toch ook een contract bij Epitaph, een punklabel nota bene. En hij maakte met Mule Variations voor hen de meest succesvolle plaat in jaren. En dat nadat Virgin hem te kennen had gegeven niets meer met hem te kunnen aanvangen. Ik ben benieuwd voor welke ontwikkeling het internet zal zorgen. De technologie is niet meer af te remmen. Napster is volgens mij nog maar het begin. Ik denk dat het livewerk uiteindelijk weer belangrijker zal worden. Artiesten zullen op tournee moeten als ze nog met muziek hun brood willen verdienen. Platen kan je stelen, optredens niet. Wel, als dát de toekomst wordt, dan ben ik er klaar voor. Want hey, een liveshow geven, daar ken ik intussen wel wat van.

Emmylou Harris, “Red Dirt Girl” (Grapevine/PIAS).

Concert op 2 november om 20.30 u. in het Paleis voor Schone Kunsten, Brussel. Info: Tel. 02-507 82 00.

Peter Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content