?Erotiek heeft te maken met het verbodene, een thema dat mij buitengewoon interesseert. Je kan het vergelijken met kinderen die er plezier in scheppen om rond een diepe put te lopen, ook al weten ze dat er gevaar dreigt.? Een gesprek met Elisabeth Barillé over haar nieuwe boek ?Rituelen voor de stilte?.

Sofie Messeman en Piet de Moor / Foto Klaas Koppe

Op vierentwintigjarige leeftijd debuteerde de Parijse schrijfster Elisabeth Barillé met de succesroman Lijfelijkheid, waarin een meisje een schrijver met haar seksuele geheimen inspireert. Dertien jaar later heeft Barillé geen van haar thema’s prijsgegeven. Ook in haar jongste verhalenbundel Rituelen voor de stilte staan vrouwelijke seksualiteit, erotiek, sadomasochisme en eetproblemen centraal, al is de toon van Barillé hier minder scherp geworden. De schrijfster zelf heeft daar maar één verklaring voor : ze heeft in haar leven de liefde gevonden. Stuk voor stuk gaan de superkorte verhalen uit Rituelen voor de stilte over wat vrouwen denken, maar nooit hardop zeggen. En heel wat speelt zich tussen de regels af.

In ?Lijfelijkheid? dweept een jong meisje met een schrijver. Is uw kijk op het schrijverschap ondertussen veranderd ?

Barillé : Toen ik vierentwintig was, waren schrijvers voor mij levende cultuursymbolen. Ik had op mijn kamer nooit posters van zangers hangen, wel portretten van schrijvers. Nu dweep ik niet langer met schrijvers. Ik ben van lezer schrijver geworden. Ik weet nu dat schrijvers heel gewone mensen zijn met een speciale gave : ze verwoorden dingen die vaak onzegbaar zijn. Maar de mythe van de schrijver bestaat niet meer voor mij.

In al uw boeken speelt de erotiek de belangrijkste rol, ook in ?Rituelen voor de stilte?. Waarom is dat uw onderwerp bij uitstek ?

Ik vind het woord erotiek vrij reducerend. Het doet te veel denken aan standjes. Ik spreek liever over het verlangen. De manier waarop mensen daarmee omgaan, vind ik boeiend. Het verlangen is namelijk het leven zelf. Toch is het niet eenvoudig erover te schrijven, omdat het de duistere zijde van de mens raakt. Bovendien heeft het te maken met het verbodene, nog een thema dat mij buitengewoon interesseert. We zijn stuk voor stuk nieuwsgierig naar dat verbodene, hoewel het ons ook afschrikt. Je kan het vergelijken met kinderen die er plezier in scheppen om rond een diepe put te lopen, ook al weten ze dat er gevaar dreigt.

U brengt vrouwelijke seksualiteit openlijk ter sprake. Gebeurt dat in de literatuur nog te weinig ?

Integendeel. Er wordt veel over gepraat, maar de manier waarop dat gebeurt, spreekt mij niet altijd aan. Er bestaat heel wat erotische literatuur, maar dat interesseert me niet echt. Ik probeer verder te gaan, erotiek te ontdekken in situaties die per definitie niet erotisch geladen zijn. Zo beschrijf ik in Rituelen voor de stilte een man en een vrouw in een volle treinwagon die zo intiem met elkaar omgaan dat de medereizigers het gênant vinden. Nochtans is wat ze doen niet echt aanstootgevend. Het is veeleer de vanzelfsprekende tederheid die de anderen schokt en zelfs doet walgen. Het beschrijven van zo’n scène vind ik boeiend. Het zou me mateloos vervelen om de zoveelste Histoire d’O te schrijven.

Hoe komt het dat zoveel vrouwen in uw boeken met eetproblemen kampen ?

De houding van vrouwen tegenover voedsel is nooit eenvoudig. Ik stel dat vast in mijn omgeving. Heel wat van mijn vriendinnen lijden aan boulemie of anorexia. Alle vrouwen gedragen zich op bepaalde momenten in hun leven vrij anarchistisch tegenover voedsel. Eten houdt verband met erotiek : het lichaam wordt er immers door geraakt. Elisa, het hoofdpersonage uit Lijfelijkheid propt zich letterlijk vol na een ontgoochelend amoureus avontuur. Na een vrijpartij walgt ze nog meer van zichzelf, ze voelt zich onbegrepen, opgeblazen en lelijk. In mijn volgende boek komt opnieuw een vrouwelijk personage voor met een dubbelzinnige houding tegenover voedsel. Terloops, het is me opgevallen dat heel wat vrouwelijke katholieke heiligen leden aan anorexia. Ze onthielden zich van voedsel vanuit de overtuiging dat de geest het lichaam moet overwinnen.

Voor het hoofdpersonage uit ?Lijfelijkheid? en voor de personages uit uw verhalenbundel is liefde ondenkbaar. Gelooft u er zelf in ?

Absoluut. Ik beleef momenteel de grote liefde. Toen ik Lijfelijkheid schreef, was ik een jong meisje, ik had de liefde nog niet leren kennen. Het boek geeft mijn visie van toen weer, die ondertussen geëvolueerd is. Mijn volgende roman wordt een echte liefdesroman, een boek over de mogelijkheid om lange tijd samen te leven zonder verraad of overspel. Tegenover die aardse liefde plaats ik dan een vrouw die door de goddelijke liefde wordt geïnspireerd. Volgens mij worden de mystieke heiligen door hetzelfde vuur gedreven als de grote geliefden. Wanneer je in een mystieke tekst het woord Jezus vervangt door de naam van een man, is het resultaat een geschrift met een absolute sensualiteit.

Onlangs verscheen in Frankrijk uw biografie van Colette Peignot, de levensgezellin van Georges Bataille. Wat trekt u aan in deze dichteres ?

Ik las al heel jong haar gedichten. Dat bracht mij op het spoor van een heel mooi, maar tegelijk tragisch personage. Colette Peignot leefde in de eerste helft van de twintigste eeuw. Ze kwam uit een burgerlijke katholieke familie. Tijdens haar jeugd werd ze benaderd door een priester met perverse neigingen. Ze hield daaraan een walging over voor het katholieke geloof en de lichamelijkheid. Ze had zowel behoefte aan revolte als aan transcendentie. Ze heeft heel extreme seksuele ervaringen gehad. Later ontmoette ze Georges Bataille, met wie ze poogde erotiek en transcendentie te verenigen. Ik vond dat ze een biografie verdiende, want Colette Peignot was in mijn ogen een heel moderne en dappere vrouw. Ze is nooit bezweken voor de angst en altijd ging ze tot het uiterste van haar mogelijkheden.

U heeft ook een biografie over Anaïs Nin geschreven, die berucht is voor haar sterke erotische verhalen. Voel u zich verwant met deze schrijfster ?

Wanneer je een biografie schrijft, hou je je jarenlang met een persoon bezig. Het is dus noodzakelijk dat er bepaalde affiniteiten zijn. Vooral de dagboeken van Anaïs Nin boeiden me, meer nog dan haar romans of erotische verhalen. Een dagboek is een theatralisering van het eigen leven. Dat interesseerde me bij haar. Maar ik heb me nooit met Nin geïdentificeerd. Ze stond voor mij nooit model. De gelijkenis tussen haar en mij als ze al bestaat is dat we allebei proberen het onzegbare uit te drukken. Zo is mijn verhalenbundel Rituelen voor de stilte een reis naar de innerlijke fantasieën en emoties, naar de gevoelswereld van de vrouwen. Neem nu die vrouw die verliefd wordt op een andere vrouw. De verliefde stelt zich die vrouw voor in de lieflijkste gedaanten. Tot op het moment dat ze haar flat betreedt. De verliefde vrouw moet wel even slikken als ze ziet hoe smakeloos de flat is ingericht en hoe banaal de bewoonster ervan blijkt te zijn. De onuitgesproken werkelijkheid ziet er meestal heel anders uit dan wat zich in de fantasie afspeelt. In een ander verhaal zit een geblinddoekte vrouw te wachten op haar minnaar. Ze begrijpt zelf niet goed waarom ze zich tot sadomasochisme laat verleiden.

U wordt gefascineerd door geuren, want u hebt daarover een boek geschreven ?

In mijn Livre des parfums wou ik proberen het onzegbare van de geuren toch met woorden uit te drukken. Ik kwam tot het thema via de literatuur. Proust en Huysmans hebben prachtig geschreven over het parfum. Mijn bedoeling met Le livre du parfum was om de geur zodanig te beschrijven dat de lezer hem als het ware zou kunnen ruiken. Zelf heb ik één lievelingsparfum : Après l’Ondé van Guerlain. Het werd in 1905 gecreëerd en geurt als het platteland na een regenbui.

U reist voortdurend heen en weer tussen Parijs en Amsterdam. Bevalt die manier van leven u ?

Ik hou van het heen en weer reizen tussen beide steden. Het geeft me het gevoel twee levens te hebben. Ik ben voortdurend in beweging en voel de tijd niet voorbijgaan. Ik leef telkens veertien dagen in Parijs en veertien dagen in Amsterdam. Parijs is een stimulerende stad voor wie iets wil realiseren. Ik heb behoefte aan de stresserende kant van die stad. In Amsterdam kan ik dan weer beter werken, gewoon omdat ik daar minder vaak word opgeëist. Parijs en Amsterdam zijn heel verschillende steden, zowel qua grootte als qua levensritme. Parijs is vermoeiender, de mensen kloppen er meer uren. Maar ik ben nu eenmaal een echte Parisienne. Mijn familie woont er en er zijn talloze plekken die naar mijn kindertijd verwijzen, daarom wil ik er steeds weer naar terug. Op het niveau van de mentaliteit is Parijs conventioneler dan Amsterdam. De sociale regels zijn er strakker. Als je in Parijs met vrienden uit eten wil, moet je ruim tien dagen op voorhand een afspraak maken.

?Rituelen voor de stilte?, door Elisabeth Barillé. Uit het Frans door Eveline van Hemert. Uitgeverij Thoth, 92 p., 590 fr.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content