Elegante duizendpoot met lef
Cecil Beaton fotografeerde vijf decennia lang al wie mooi en beroemd was. Honderd jaar na zijn geboorte toont de Londense ‘National Portrait Gallery’ meer dan honderd van die portretten.
: : Eurostar zet dagelijks twaalf treinen in tussen Brussel en Londen,
prijzen vanaf 40 euro per rit.
Info op het nummer 02 528 28 28 en op www.eurostar.com
: : Cecil Beaton : ‘Portraits’, van 5 februari tot 31 mei 2004. Toegang 7 pond. National Portrait Gallery, Londen, elke dag van 10 tot 18 uur, op donderdag en vrijdag tot 21 uur. Info +44 20 7306 0055 en www.npg.org.uk
De man over wie globetrotter Lesley Blanch zei dat hij in zijn eentje Vogue had kunnen runnen, was de zoon van een Engelse houthandelaar. Enige interesse voor commercie of hout was hem vreemd. Op zijn derde verzamelde hij fotopostkaarten van filmsterren, toen hij elf was maakte hij met een Brownie zelf zijn eerste kiekjes. Toen zijn ouders dachten dat zijn tijd gekomen was om mee in de handel te stappen, voldeed hij even aan hun verzoek, maar acht dagen later verdween hij weer.
Eerder had hij Cambridge al achter zich gelaten, zonder diploma. De jonge Cecil Beaton (in 1972 Sir Cecil Beaton) was een estheet die van kunst hield, van mooie objecten en elegante mensen. Op zijn twintigste plaatste Vogue twee van zijn snap-shots en tot aan zijn dood zou hij nagenoeg onafgebroken aan het blad verbonden blijven. Opmerkelijk genoeg aanvankelijk als cartoonist, want de Brit met de lange wimpers bleek een duizendpoot, die een sublieme tekenpen hanteerde en zijn tekeningen later van eigen teksten zou voorzien. Over The Fun of Dressing Up of How one lives from Day to Day, naar aanleiding van een concert dat door lady Cunard werd georganiseerd.
Die twee kwaliteiten zijn grotendeels onbekend gebleven en dat is jammer, want wie zijn literair en plastisch werk bekijkt, komt onder de indruk van zijn talent en van zijn humor.
Beaton nam altijd een klein fototoestel mee, fotografeerde de beau monde en de resultaten vonden al snel hun weg naar de Amerikaanse editie van Vogue. Toen hij in 1928 voor het eerst naar New York stoomde, werd hij er niet alleen warm onthaald door wie rijk en beroemd was, hij kreeg vrijwel meteen een contract van Vogues uitgever Condé Nast. Al vond die wel dat hij zijn toy camera moest omruilen voor wat professioneler ogend materieel. Beaton aarzelde, omdat hij vond dat professionele camera’s zijn bewegingsvrijheid beperkten, maar moest later toegeven dat Nast gelijk had : in een magazine dat alleen voor de allerbeste kwaliteit ging, had hij geen ander keuze.
Die keuze veranderde meteen zijn manier van werken en in een artikel in Vogue uit 1933 zette hij uiteen dat het studiowerk zijn kijk op de wereld veranderde. Hij worstelde met kunstlicht en lange belichtingstijden en begon nu op de lichtinval te letten en hoe die iemands gezicht eleganter kon maken. Maar terzelfder tijd treurde hij om de gelegenheden die verloren gingen omdat het licht niet naar zijn zin was. Zijn snel ontwikkelende technische vaardigheid, gecombineerd met zijn aangeboren talent om het mooie van het sublieme te onderscheiden, leidde tot verbluffende portretten, vaak tegen een theatrale achtergrond. In zoverre zelfs dat hij een berisping kreeg uit New York : het moest nu maar eens gedaan zijn om modellen ostentatief aan bloemen te laten ruiken, of hen tijdens het poseren ruikers in de handen te stoppen. Het bericht eindigde met de woorden, Leave the flowers as passive elements in the décor. Thank you.
Cecil Beaton slikte, maar paste zich aan, gedragen door een tomeloos enthousiasme en voortgestuwd door een steeds groter wordende schare bewoneraars. Hij frequenteerde almaar vaker the rich and the famous en werd een goede vriend van Mrs. Wallis Simpson, die hem verzocht haar te tekenen en dankbaar was voor het resultaat. Toen ze op 3 juni 1937 met de Duke of Windsor trouwde, hield de wereld de adem in. Cecil Beaton werd haar officiële fotograaf. Dat zorgde voor haat en nijd en toen hij een jaar later in de Amerikaanse Vogue een artikel van Frank Crowninshield over de Café Society illustreerde, voelde Condé Nast zich beledigd en werd zijn contract stante pede opgezegd.
Tien Greta Garbo’s te veel
Tijdens de oorlog werd Beaton door het Britse ministerie van Informatie aangezocht om de oorlog te verslaan en ook te midden misère en verdriet bleek hij zijn mannetje te staan. Meteen begon hij aan een reeks reisverhalen, leerde in Parijs zowel Cocteau als Picasso kennen. Toen de oorlog afliep, was hij 41 en de partydays leken voorbij. Zijn portretten van artiesten en intellectuelen werden soberder en indringender, de bloemen verdwenen voorgoed uit het beeld en maakten plaats voor mysterie en diepgang. En Vogue klopte terug aan. In die dagen ontmoette hij Greta Garbo, en dat bracht de dandy, die toch wel het een en het ander gewend was, compleet van streek. ” At the sight of Garbo I felt knocked back, as if suddenly someone had opened a furnace door onto me : I had almost to gasp for the next breath”, schreef hij later. De twee bleken wonderwel met elkaar te kunnen opschieten en de almaar meer teruggetrokken Garbo liet zelfs toe dat de Brit foto’s van haar maakte, waarvan er één in de Amerikaanse Vogue mocht verschijnen. Beaton stuurde de resultaten op, maar kon niet voorzien dat de eindredactie elf foto’s zou publiceren, zeer tot ongenoegen van de Zweedse, die hem maandenlang negeerde.
In de jaren vijftig werd het wat stiller rond Cecil Beaton, maar aan het begin van de jaren zestig stond hij er weer. Zijn huis in Londen en zijn zeventiende-eeuwse buitengoed Reddish House in Broadchalke werden het centrum van mondaine bijeenkomsten, waarbij de gastheer een buitengewoon talent voor decoratie tentoonspreidde. Niet zelden liet hij vooruitlopend op de volgende party zijn hele interieur verbouwen. Dat vierde talent leverde hem overigens twee Oscars op, één voor zijn bijdrage aan de kostumering van de film My Fair Lady. Maar al die jaren ging hij door met fotograferen. Toen hij in 1974 door een beroerte het gebruik van zijn rechterhand verloor, begon hij links te schilderen. Cecil Beaton overleed op 17 januari 1980, drie dagen na zijn 75ste verjaardag en minder dan een jaar na zijn laatste opdracht.
De Londense National Portrait Gallery toont tot eind mei meer dan honderd van zijn portretten, gespreid over vijf decennia, van de Sitwells in de jaren twintig, tot de RollingStones in de late jaren zestig. Hoogtepunten zijn het portret dat hij in 1956 maakte van Marilyn Monroe en uit haar eigen verzameling komt, en foto’s van Marlene Dietrich, CocoChanel en Pablo Picasso. Maar ook de oorlogsjaren ontbreken niet, met het in het oog springende portret van de driejarige Eileen Dunne, een slachtoffer van de Blitzkrieg. Dichter bij ons staan de intrigerende beelden die hij van Audrey Hepburn, Elizabeth Taylor, Lucian Freud, Mick Jagger, Rudolf Noerejev of David Hockney schoot. Kortom, er hangen in de NPG honderd en een redenen voor een dagje uit in Londen.
Tekst Pierre Darge
Cecil Beaton had het aangeboren talent om het mooie van het sublieme te onderscheiden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier