Muzikant Mauro Pawlowski groeide als enige zoon van de Pool Eduard Pawlowski en de Italiaanse Anna Di Turi op in de schaduw van de Limburgse mijnen.

Mijn Poolse grootouders kwamen in 1944 naar België, op de vlucht voor de oorlog en de armoede. Mijn vader werd hier geboren. Grootvader Di Turi verhuisde in de jaren vijftig met z’n hele gezin van Zuid-Italië naar Limburg om in de mijn te werken. Mijn moeder werd streng opgevoed en mocht niet veel buitenkomen. Ze leerde mijn vader kennen via haar drie oudste broers. Die hadden een band, The Drifters, waarin mijn pa accordeon en gitaar speelde. Tweemaal per week kwam hij mee repeteren in de veranda van mijn grootouders. Ik heb mijn bestaan eigenlijk aan de muziek te danken.

Ik ben opgegroeid in de mijncités van Heusden-Zolder: Lindeman, Hal, Berkenbos. De bevolking bestond er voornamelijk uit Italianen, Turken, Marokkanen, Polen en wat Spanjaarden. Heel idyllisch. Er was veel groen en elk plein werd dadelijk omgetoverd tot een voetbalterrein. Elke dag was er een interlandwedstrijd. Er was ook veel gemekker te horen, van de geiten en schapen in de tuinen van de Turken en Italianen. Mijn bompa had ook schapen en soms kwam Cirio, de schapenslachter, langs. Af en toe moesten we bij het slachten het schaap helpen vasthouden, want zo’n beest heeft serieus wat kracht. Het was gruwelijk, al dat bloed en de stank, maar erg vond ik het niet.

Omdat mijn ouders gingen werken, woonde ik tot mijn vierde jaar bij mijn Poolse oma in Berkenbos. Toen ik naar de kleuterschool moest, verstond ik geen woord want ik sprak alleen Pools en een beetje Italiaans. Nu spreek ik die talen niet meer. Het is langzaam weggeëbd. Soms begrijp ik volledige volzinnen. Onlangs nog in de supermarkt in Borgerhout. Toen ik binnenkwam met mijn modderige schoenen riep de Poolse poetsvrouw: ‘Ziet die lomperik niet dat ik aan het poetsen ben!’ Dat had ik helemaal verstaan.

De Pawlowski’s komen uit de noordelijke havenstad Poznan en het zuidelijk gelegen Krakow. Als negenjarige ging ik eens mee naar Krakow. Ik herinner me vooral de taxirit van het station naar het familiehuis, toen de chauffeur moest stoppen om een koe van de weg te halen, en ook die keer toen ik wakker werd van een straalbezopen trompetspelende neef. Om de paar jaar komen er Poolse neven en nichten op bezoek. Die vinden dat alles er hier zeer rijkelijk uitziet.

De Di Turi’s zijn afkomstig uit Triggiano, een charmant-grimmig visserdorpje in de buurt van Bari, een havenstad met een kwalijke reputatie. Als er familie op bezoek komt, valt het me op hoe robuust de mannen en vrouwen zijn. Het lijken mensen van andere tijden.

Mijn Italiaanse familie is heel wild. Ruig en emotioneel. In tegenstelling tot de Polen die heel ingetogen en vroom zijn. De Italiaanse kant is vooral bijgelovig als het erop aankomt. Het zijn geen voorbeeldige katholieken. Mijn grootvader zal tussen het gevloek af en toe misschien een gewoon woord laten vallen. Mijn Poolse familie lijkt uiterlijk heel gereserveerd maar gaat ook regelmatig uit de bol. De beken wodka die rijkelijk vloeien tijdens familiefeesten dragen bij tot die broeierige sfeer. Het zijn eigenlijk culturele dronkaards ( lacht). Als je in Polen durft een drankje af te slaan, zijn ze niet alleen erg beledigd, ze vragen zich ook oprecht af of er iets mis is met je.

Zowel Polen als Italianen hebben een heel sterke familieband, vooral een moederband eigenlijk. Ikzelf heb ook tot vorig jaar bij mijn ouders gewoond, en toen ik vertrok had mijn ma het niet makkelijk, al liet ze er niets van merken.

Mijn vriendin is ook Italiaanse, dus alle feestdagen brengen we door bij familie. En overal wordt er héél veel gegeten. Op kerstavond eten we bij baba, mijn Poolse oma die net 78 is. Eerst laat ze een gewijde hostie rondgaan waarvan iedereen een stuk moet eten, om de avond te zegenen. Dan volgen de delicatessen die ze samen met haar inwonende dochter heeft klaargemaakt. Pierrogie, guomki en gimmenogghie – letterlijk kouwe benen of bevroren varkenspoten in gelatine – veel zuurkool, deegwaren, spek. Er staat altijd muziek op. Na het eten worden de flessen wodka op tafel gezet. In Polen staan die er gedurende de hele maaltijd, hier hebben de vrouwen dat ritueel een beetje kunnen uitstellen. Tot slot gaat iedereen naar de Poolse nachtmis in Beringen. Op kerstdag hebben alle mannen van de familie zonder uitzondering een enorme kater. Want de hele drankkast is dan leeggemaakt. Dat is bij elk feest zo. En elke aanleiding is goed om te feesten.

Op kerstdag zitten we meestal bij de Italiaanse grootouders aan een lange tafel. Met 25 à 30 man: ooms, tantes, kinderen, kleinkinderen. Er ontbreekt ook altijd iemand vanwege een heftige familieruzie, die een week later wel wordt opgelost. De vrouwen doen al het werk. Er is pasta in alle mogelijke variaties en altijd gegrild vlees omdat nonno, mijn bompa, dat zo wil, en hij is de baas. De tv staat continu en oorverdovend luid op RAI afgestemd. Tussendoor blaft de hond. Wie probeert het geluid stiller te zetten, krijgt nonno op zijn kop. Tijdens de koffie proberen een paar broers van mijn moeder elkaar luidruchtig in een worstelgreep te houden.

Mijn oom Rocco is de enige die nog professioneel met muziek bezig is. Hij was de lokale gitaarheld in Lindeman en mijn voorbeeld. Op zijn 16de kon hij al de solo’s van Santana spelen. Ik leerde die ook spelen, terwijl ik de alternatieve muziek bleef volgen. Rocco heeft me aan mijn eerste muzikale jobs geholpen. Op grote familiefeesten proberen alle ooms voor de gelegenheid nog eens samen te spelen. Maar meestal is de groep al gesplit voor het optreden begint. Ik ben veruit de braafste van de familie.

Ik ben hier geboren en opgegroeid maar ik kan niet zeggen dat ik echt een diepgewortelde band heb met België. Ik heb wel voeling met het absurde van de grijze middelmaat. Dát is volgens mij het echte, het diepere België. Dat zit in mij. Maar Jef-met-de-pet die naar de koers kijkt, blijft iets heel vreemds. Ik vind veel dingen hier zeer exotisch: duivensport, VTM, Noordkaap, Leon Spilliaert. België heeft duidelijk een plaats op deze planeet, al weten veel mensen dat niet. Een Belg is niet zo extravert als een Zuid-Europeaan of een Amerikaan. Ik kan me helemaal niet inbeelden hoe een Fransman of een Amerikaan zich voelt, maar ik kan me wel 100% inleven in de Polen, de Italianen én de Belgen. De andere culturen of volkeren kan ik alleen als kijker ervaren. Muziek is wel een sterke vorm van communicatie. Als ik in New York ben om een plaat op te nemen, voel ik me verbonden door de kracht van de muziek. Als die er niet meer is, val je terug op de mensen en voel ik me weer een toerist.”

Irene Rossi / Foto Johan Jacobs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content