“Tu me suivrais, si tu m’aimais”, zei de Parijse harpiste tegen haar vriend en ze kwam naar de Vlaamse Opera. Haar dochters hebben een Frans paspoort maar voelen zich “de vraies flamandes”.

Door het openstaande raam op de eerste verdieping van een statig herenhuis, hartje Gent, weerklinken twee jonge meisjesstemmen. Neen, ze zingen geen aria uit Tristan und Isolde, en ook geen stukje Carmen of Salome. Wel iets dat lijkt op rap, rock, techno en hiphop samen, maar dan gespeeld op piano en aangekleed met wat tere harpklanken. Célia en Laure Geslin zijn hun tweestemmig arrangement op I think I’m paranoid van Garbage aan het instuderen. Shirley Manson zou er ongetwijfeld van opkijken.

Célia en Laure hebben een Frans paspoort. “En toch zijn we de vraies Flamandes“, beklemtonen ze in vlekkeloos Frans. “Geboren en getogen in Gent.” Eenentwintig jaar geleden week hun moeder, Arielle Valibouse, uit naar Vlaanderen. Ze heeft er niet eens lang over moeten nadenken. Toen ze op die nevelige novemberochtend de brief van de Vlaamse Opera opende, besefte de Parisienne dat haar leven nooit meer hetzelfde zou zijn. In het Parijse Conservatoire National Supérieur de Musique, waar ze haar eerste prijs harp en kamermuziek had behaald, zou ze niet zitten verdorren, had ze zich voorgenomen. Nu las ze zwart op wit die beklijvende woorden: “Gefeliciteerd, uw harpspel zat vol nuancering en gevoel. Vanaf wanneer kunt u de repetities bijwonen?” Gent zou dus voortaan de plaats en bestemming worden van de toen 22-jarige vrouw, harpiste bij de Vlaamse Opera haar nieuwe bestaan. Niemand kon haar nog op andere gedachten brengen, ook Yann niet, de minnaar met wie ze kinderen wilde. Als hun liefdesband dan toch zo sterk was, dan moesten ze de 300 kilometer tussen Parijs en Gent maar zien te overbruggen. Had Carmen haar geliefde José in Bizets gelijknamige opéra comique trouwens niet toegefluisterd: Là-bas, là-bas, tu me suivrais! Tu me suivrais, si tu m’aimais?

Eenentwintig jaar en een veelvoud aan opera’s later heeft Arielle haar beslissing nog geen seconde betreurd. Rigoletto, Giovanna, Maddalena, Tristan, Faust, Salome, Herodias en Carmen, ze heeft ze allemaal zien passeren vanuit de orkestbak. En haar vriend Yann? Il la suivait. Zij het gedeeltelijk. Elke vrijdagavond, al die jaren lang, trekt hij de deur van het Parijse conservatorium achter zich dicht en komt hij net op tijd in Gent aan om zijn gezin goedenacht te wensen.

“Mijn ouders hebben een LAT-relatie”, zegt Laure, net geen 15, met kennis van zaken. “Mama staat nogal op haar onafhankelijkheid”, plaagt ze. Célia, haar zus van 17, vergoelijkt: “We zijn een open gezin. Onze banden zijn strak, zelfs al leven we op drie uur treinrijden van elkaar.” Maar wat ze op de schoolformulieren naast het beroep van papa moeten invullen – hij doceert compositieleer en elektronische muziek – is hun nog altijd niet echt duidelijk. “Soms neemt hij het geluid van de regen op, en daar doet hij dan allerlei rare dingen mee”, zegt Laure. Zelf zien ze zich niet in papa’s klas. En evenmin in zijn Parijs, eigenlijk. “Die stad zegt ons niets. Papa’s appartement is trouwens veel te klein om er met al mijn vriendinnen naartoe te trekken. Ik wandel liever met hen door Gent.” Waarop Célia: “Wij zijn hier opgegroeid en in het Nederlands opgevoed. Dat we nog altijd de Franse nationaliteit hebben, is puur toeval. Op de middelbare school weet niemand dat ik Française ben. En als ik op woensdag naar Rijsel trek om er harplessen te volgen, voel ik me pas echt een buitenbeentje.” Laure droomt zelfs in het Nederlands: “Alle monsters in mijn nachtmerries spreken Vlaams”, lacht ze. Maar heel af en toe heeft Française zijn wel zijn voordelen. Laure: “Als die Fransen in Parijs hun belgenmoppen bovenhalen, zwaai ik gewoon eens met mijn Frans paspoort. Ben ik nu een opportunistje?”

Misschien werkt Laures trucje ook wel in Nederland. Want daar wil Célia volgend jaar met een paar klasgenoten naartoe. Om in Delft lucht- en ruimtevaarttechnieken te studeren. “Waarom zitten er alleen maar mannen in de controletoren bij een raketlancering, vraag ik me al jaren af. Vrouwen moeten dat toch ook kunnen?” Laure wil liever in de voetsporen van haar mama treden. Ze droomt van een muziekgroep en wil dolgraag een Bekende Vlaming worden. “Ik moet daar trouwens dringend werk van maken. Over 10 jaar, als ik 25 ben, is het te laat.” Op Célia moet ze alvast niet rekenen. Die ziet zich niet op de harp spelen in het groepje van haar zus. “Ik kan het niet zoals mama. Maar die is natuurlijk al zo lang bezig met muziek. Voor mij zal het nooit meer dan een hobby zijn.” En hebben zij er ooit over nagedacht om, net als hun moeder, hun dromen buiten Vlaanderen te realiseren? De meisjes halen hun schouders op, antwoorden niet echt. Tot Célia opeens zegt: “Momenteel niet. Maar wie weet, misschien word ik ooit wel betoverd door een knappe Fransman.” Elle le suivrait, si elle l’aimait.

Jan Lodewyckx / Foto Yves Logghe

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content