Benno Barnard trouwde met een in India geboren Amerikaanse. “België is een prettig land om half in te integreren”, zegt de Nederlander.

Ik woon al sinds 1976 in dit land, dat is langer dan ik ooit in Nederland heb gewoond. Eerst kwam ik in Brussel terecht. Mijn vader heeft daar een jaar les gegeven aan de theologische faculteit. Daardoor kende ik de stad. Ik heb me eerst laten inschrijven aan die faculteit, omdat ik tot mijn dertigste uit Nederland moest wegblijven. Ik wilde namelijk niet in militaire dienst. En ik had absoluut geen zin in de nobele procedure van de dienstweigering, met een vervangende dienstplicht.

Ik ben toen ook geïnteresseerd geraakt in België als Europees schaalmodel, met die praktische multiculturaliteit: meertaligheid en zo. Dat is de aanzet geworden tot de algemene thematiek van mijn werk. Dan ben ik naar Antwerpen getrokken, omdat ik een baan kreeg aangeboden bij uitgeverij Manteau. Ik moest teksten nalezen en corrigeren. Dat heb ik anderhalf jaar gedaan. Sindsdien ben ik zelfstandig auteur.

De ouders van Deanne, mijn Amerikaanse vrouw, hadden vrienden in Brussel. Daar heeft ze een tijd gelogeerd, 22 jaar oud en niet precies wetend wat ze met haar leven aanwou. Daar is ze fataal genoeg mij tegen het lijf gelopen. Ze had daarvoor al in Spanje gezeten, in Midden-Amerika, in India, waar haar ouders aan een internationale school werkten. Ze is geboren in India, trouwens. Ze heeft van zichzelf een ingewikkeld cross-cultural leven. We zijn het jaar daarop getrouwd. Ook al om zo’n typische reden: ze had een Belgische identiteitskaart nodig.

Na wat omzwervingen hebben we een huis gekocht in Antwerpen. Waar we nu een jaar of tien wonen. Iedere keer als ik 100 frank overheb, steek ik die in de verfraaiing en de verbetering van dat huis. Dat maakt me tot cliché-Belg, met een baksteen in mijn maag. Maar dat is het enige economische inzicht wat ik ooit gehad heb. Steek een frank in een huis, en hij wordt er drie waard.

Deanne is journaliste bij de wereldomroep van de VRT. Op bepaalde punten voelt zij dit land veel beter aan dan ik. Dat ondefinieerbare dat we gemakshalve belgitude noemen. Ze is beter op de hoogte van de precieze werking van de instellingen, van de verschillende regeringen, de politieke situatie. Wat mij maar matig interesseert, want politiek vind ik eigenlijk vervelend. Politiek is niet-gestolde geschiedenis, en ik hou alleen van gestolde geschiedenis.

Maar van het culturele weet ik dan weer meer. In dat opzicht vullen we mekaar allicht goed aan. Mijn reactie op België is per definitie ook veel heviger. Ik kan het meer omhelzen op een narcistische manier. Als een uitvergroting van eigenaardigheden van mezelf. Maar ik kan er ook grondiger de pest aan hebben. Die Vlaamse krampachtige zelfgenoegzaamheid irriteert me het meest. Een ontwikkeling van de laatste tien jaar, die zich uit in Wat we zelf doen, doen we beter. Een gevoel dat opgeklopt is tot een politieke ideologie. Als Vlaanderen dan toch de maturiteit bezit die het pretendeert te hebben, hoeft het niet zo te vendelzwaaien met zijn identiteit. Daar komt nog eens bij dat ik in Antwerpen woon, wat in dat opzicht een soort seismografisch instituut is, natuurlijk.

Antwerpen is in mijn ervaring een beetje een traditioneel hoerige stad, het meisje van iedereen. Dat is natuurlijk ook de charme ervan. Dat maakt het moeilijk om je uit haar armen te bevrijden. Ze heeft nooit gezegd dat ze van je houdt, maar ze vrijt wel lekker. Zoiets. De verhouding met Antwerpen is dubbelzinnig, maar daar staat tegenover dat ik in vergelijking met vroeger nog meer geworteld ben, omdat ik een zoon heb. Dat impliceert onder andere een crèche en dus contacten met andere ouders die je eigenlijk niet kent, maar toch steevast ontmoet. Ik vrees dat ik gesetteld raak, ik vrees zelfs dat ik gelukkig word. En dat heeft zeker met mijn zoon te maken. Christopher is nu twee en een half jaar oud. Dat kind is hier geboren. Vader met een Nederlands paspoort, moeder Amerikaanse. Toen ik hem ging aangeven, de sanctie die staat op geboren te worden, was hij de facto statenloos. Dan hebben we maar geopteerd om hem de Amerikaanse nationaliteit te geven. Thuis spreken we Engels met hem, en in de buitenwereld om voor de hand liggende redenen, Nederlands. Ik ben 46 en ik heb niet meer speciaal de behoefte om in een stad te zitten.

Stad, waar is uw prikkel?

Ik zou graag een rustig huis met een grote tuin hebben, om dat jong daarin te laten rotzooien. En mijn eigen jeugd op die manier te laten overdoen, of althans te observeren hoe ik zelf jong ben geweest. Die vreemde eeuwigheid tussen je vijfde en je twaalfde. Wanneer de tijd zeven keer zo traag gaat, naar het schijnt.

Ach, België is natuurlijk een prettig land om half in te integreren. Het is alsof je zegt: België is het kruispunt van Europa. Nou goed, dan ga ik maar op dat kruispunt zitten, het is een prettige plek om de karavaan stil te leggen.”

Terry Verbiest / Foto Kurt van der Elst (???)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content