“Het heeft allemaal met respect te maken”, zegt Annick Segal (39), dochter van Julien Segal en Marie-Claire Moncarey, kleindochter van Gaston Soccoleanu di Segal.

Aan het begin van de twintigste eeuw kwam mijn grootvader uit Roemenië met zijn ouders naar Antwerpen. Dat was nog voor de Eerste Wereldoorlog, een periode waarin veel Poolse en Roemeense joden naar het Westen vluchtten. Maar voor zover ik weet, en ondanks die joodse naam, was onze familie niet joods. Veel uit die tijd bleef onduidelijk, maar zeker is dat mijn overgrootvader in Antwerpen een boekwinkel opende, de librairie Segal. Later verdween hij spoorloos. Mijn overgrootmoeder, Anna Lupu, naar wie ik ben genoemd, bleef achter met vijf kinderen en de winkel.

Mijn grootvader had één groot doel: hij zou zich in zijn nieuwe thuisland aanpassen en zich integreren. Hij dook in het verenigingsleven, werd lid van de filharmonische vereniging, nam actief deel aan het parochieleven en zette Vlaamse kermissen op. En ten slotte liet hij zijn naam inkorten tot Segal. In het trouwboekje van mijn ouders staat nog de oude naam. Zelf ben ik zeer trots op mijn roots. Ik ervaar die afkomst ook in mijn bloed, ik voel die bohémien achtergrond. Als ze me morgen doen kiezen tussen een appartement op de tiende verdieping of een caravan, dan kies ik voor het laatste. Zeker weten. Hoe ouder ik word, hoe sterker ik me verbonden weet met de natuur. Maar het sterkst voel ik me verwant met de muziek uit Oost-Europa. Voor zover ik weet, komen we niet uit een zigeunerfamilie, maar als ik die muziek hoor, is het alsof ik thuiskom. Na een drukke werkdag, als ik omringd ben geweest door mensen die alleen maar in termen van carrière denken, zet ik Ederlezi op, van Goran Bregovic. Die muziek helpt me meteen alles te relativeren. De frustraties vloeien zo uit me weg, dan weet ik dat het niet om carrières draait, maar om jezelf zijn. Terzelfder tijd voel ik wie ik ben en ervaar de kracht die daaruit voortkomt.

Nee, ik ben nooit in Roemenië geweest, mijn vader ook niet. Het komt nog wel, maar het is geen prioriteit. Ik neem slechts één keer per jaar vakantie en dan wil ik met het gezin naar het zuiden, naar de zon. Bovendien heb ik een wat negatief beeld van de industriestad Ploesti, waar de Segals vandaan komen. We hebben ook geen enkele band meer met familieleden in Roemenië. Maar ooit ga ik, als de tijd er rijp voor is. Intussen heb ik op internet wel een Segal-site gevonden, waar ontzettend veel mensen opstaan. Van een galeriehouder in New York tot een wijndomein in Californië.

Ik denk wel eens vaker aan mijn grootvader terug en hoe het allemaal zou gelopen zijn als hij niet de kans had gekregen om hier een levenswaardig bestaan op te bouwen. Het is vreemd hoe weinig er in de familie over dat verleden wordt gepraat. Oost-Europeanen zijn nogal gesloten, komen vooral los als ze gedronken hebben, maar mijn vader drinkt niet. Ik geloof dat ik een van de enigen ben die trots zijn op die afkomst en er graag over praten. Omdat het mij op de een of andere manier rijker maakt, vollediger.

Ik ben ook blij dat ik in Antwerpen woon, omdat het zo’n kosmopolitische stad is, het is een stad die de wereld ademt. Waar iedereen naartoe komt en waar sommigen blijven. Onlangs liet ik in een interview in een populair blad iets vallen over mijn afkomst en de reacties daarop waren zeer opvallend. Ik werd erover aangesproken door jonge Marokkanen, altijd in dezelfde teneur: ‘Gij zijt ook niet van hier en toch komt ge op tv.’ Zo van: het kan dus. In die opmerking voelde ik zowel verwondering als hoop. Dat vond ik geweldig.

Eigenlijk ben ik er in mijn binnenste van overtuigd dat er veel kan, alles kan eigenlijk. Als er respect is voor elkaar, kan er nooit iets mislopen. Zelfs al komen er ontzettend veel buitenlanders. Maar dat respect is essentieel, van beide kanten. Ik vind het ook niet prettig als ik er ’s zomers wat luchtiger bijloop en dan in een Marokkaanse buurt schunnige dingen naar mijn hoofd geslingerd krijg. Omdat respect te maken heeft met een ander laten zijn wie hij is. Niet meer en niet minder. Als dat kan, wordt elk contact met een vreemde cultuur een verrijking. Het lukt natuurlijk niet altijd om de hand uit te steken. Toen het eerste Marokkaanse gezin zich in de buurt kwam vestigen, maakte ik vaak een praatje met het jongste meisje. Tot dat op een dag blijkbaar niet meer kon, ze sloop voorbij. Ik vermoed dat haar familie er geen goed oog in had. Wantrouwen of angst voor vreemde invloeden? In elk geval, ik vond het wel erg jammer.”

Pierre Darge / Foto Verne

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content