Aan de kleurrijke Vlaamsesteenweg, ongeveer aan de voet van de Sint-Katelijnekerk, knapte ingenieur-architect Alex Van De Walle een eeuwenoud pand op, zonder snufjes of luxe, maar eerlijk.

Echt rustig wordt het hier nooit, want dit deel van Brussel was eeuwenlang een havenwijk, en dat blijf je voelen. Vanaf de zestiende eeuw werd deze buurt omgebouwd tot een immense haven, toen het kanaal van Willebroek de hoofdstad met de Schelde verbond. In de loop van de twintigste eeuw verdween de haven en werden de dokken gedempt, maar er bleef nog wat van die kleurrijke sfeer hangen. Vooral op de Vlaamsesteenweg waar Alex Van De Walle woont. De benaming van deze straat brengt je even in verwarring, want de eerste keer dat je die hoort, denk je aan een brede weg. Niets daarvan: het is een vrij nauwe, ouderwetse winkelstraat die zich kronkelend een weg baant van het Sint-Katelijneplein naar de Vlaamsepoort aan het kanaal Brussel-Charleroi. Ik vind dit persoonlijk een erg aantrekkelijke wijk, omdat er van alles te ontdekken valt.

“En je bent hier ook even weg van het toneel in de Dansaertstraat”, vertelt Alex glimlachend. “Hier ben je backstage, aan het begin van een volksbuurt waar jong en oud, burger en kunstenaar samenhokken. Het lĆ©Ć©ft hier nog. De vrijdagmarkt op het plein heeft trouwens weer succes, en er zijn ook tal van speciaalzaken waarvoor de chique dames al eens naar de benedenstad afzakken. Dit is de stad, die internationale mengelmoes van marginaliteiten, waarop ik als Gentenaar verliefd ben geworden en waarvoor ik naar Brussel ben verhuisd. Het gaat er hier minder betuttelend aan toe en er valt meer te beleven.”

Ook even aanstippen dat de Vlaamsesteenweg een van de oudste verkeersaders is van de stad. Het is de route die de handelaren in de hoge Middeleeuwen volgden op weg van Vlaanderen naar Brabant, Walloniƫ en het Rijnland. Via deze straat kwamen ze op de Grote Markt. De brede Antoine Dansaertstraat kwam er pas in de negentiende eeuw, en was het gevolg van een groots urbanisatieplan om de middeleeuwse stad te moderniseren.

Gelukkig bleef de Vlaamsesteenweg gespaard en werden er niet al te veel panden afgebroken. Het huis van Alex Van De Walle stamt uit de achttiende eeuw maar lijkt nog heel wat ouder, omdat het op een archaĆÆsche manier is gebouwd. Het enige echt moderne element dat uit de tijd van de verlichting stamt, is het mansardedak, de rest mag je bijna als middeleeuws bestempelen. Meest opvallend is de houten spiltrap, opgebouwd rond een centrale houten boom. Alex heeft deze constructie deels ontmanteld. Hij haalde het stuc van de muren om de gipslatten bloot te leggen, een ingreep die het interieur helpt verschralen. Het pand is amper Ć©Ć©n balk diep en is dus volledig op de straat georiĆ«nteerd.

“Daardoor valt er veel natuurlijk licht binnen, maar ook niet te veel, want ik vind duistere ruimtes best aantrekkelijk”, legt Alex uit. “Ik leef met een minimum aan kunstlicht. Minder licht zorgt automatisch voor meer rust. Maar het licht en de sfeer hier hebben alles te maken met de artisanale constructie van het gebouw. Achttiende-eeuwse panden hebben nog iets authentieks dat negentiende-eeuwse missen, want die zijn te perfect gebouwd en versierd. Ook de proporties zijn hier volmaakt. Alle verdiepingen zijn ongeveer drie meter hoog. Ook de robuuste structuur met die moerbalken en plankenvloeren, is naar mijn mening perfect.”

Wat later werd toegevoegd aan de oude structuur heeft Alex verwijderd, maar de rest werd zachtjes opgeknapt. “Er stond een lelijke negentiende-eeuwse schouw van rode marmer die gebarsten was: die heb ik eruit gegooid. Bovendien wilde ik daar een open haard maken waar die schoorsteenmantel niet bij past.” Structureel werd er zo goed als niets aan dit pand veranderd. “Het is toch verbazend hoe lang zo’n oud huis meegaat en daarbij ook mooi veroudert”, zegt de ingenieur enthousiast. “Moderne materialen zullen niet zo lang standhouden. De hele constructie is zo eenvoudig: opgebouwd uit enkele balken die van muur tot muur lopen. Als je dat vergelijkt met onze hedendaagse bouwsels: zelfs zoiets simpels wordt zwaar verankerd in beton. Daar komen veel berekeningen bij kijken. Hier gebeurde alles met een krijtje, een zaag en wat mortel.”

De functionele verdeling van de woning lag voor de hand. Op de gelijkvloerse verdieping heeft Alex een winkel waarin hij decoratieve antiquiteiten verkoopt: een schilderachtige verzameling bouwfragmenten, spiegels, meubels en snuisterijen. Op Ć©Ć©n hoog kom je in de keuken en de eetkamer. “Voor mij is dat een van de belangrijke plekken van dit huis. Omdat het een kleine woning is, vind ik dat je overal leefruimten moet creĆ«ren. Zo is de badkamer voor velen een plek waar ze ’s morgens en ’s avonds even binnenglippen. In dit huis blijf je overal wat rondhangen, van de keuken tot in de badkamer. De keuken is ook een echte leefkamer die zelfs als ontvangstruimte kan dienstdoen. In dit huis lopen heel wat functies door elkaar. Voor mij bewijst deze woning dat oude panden geschikt blijven voor onze moderne leefstijl, dit in tegenstelling tot wat sommigen beweren en waardoor aan oude huizen te veel wordt verbouwd. Ik stel vast dat mensen nu niet zo heel anders leven: ook voor ons blijft de keuken de centrale plek van de woning. Velen hebben een erg abstract idee van wonen. Uiteindelijk heb je al die moderne snufjes niet nodig, hier vind je geen lift of domotica, en heb je genoeg goede leefruimten. Veel mensen leven tegenwoordig achter een scherm in een virtuele wereld. In dit huis daarentegen kan je alles vastpakken, en hebben de meest eenvoudige dingen een sensualiteit: een deur, een balk, wat lichtinval, het geluid van krakende balken…”

Hoewel Alex tevreden lijkt met de eenvoudige rijkdom van dit huis, straalt zijn woning een schilderachtige opulentie uit. Hetzelfde geldt voor de kleuren van dit interieur: de grijswaarden primeren, maar zitten vol schakeringen. “Ik heb iets tegen kleur”, bekent hij. “Maar ik houd van grijstonen waarin wat oker, zwart of rood verborgen zit. Dat is mijn palet, ik moet geen zuiderse tinten, wij wonen nu eenmaal in het noorden. Als ik een terracotta gevel zie, dan rijzen mijn haren ten berge. Dit is geen mediterraan land, hier passen enkel herfstkleuren.”

Ook de vele objecten die hij bij antiquair Michel Lambrecht opdiepte en de kunstwerken van de Franse kunstenaar Jean-Marc Louis zijn herfstig getint, ze zijn ietwat vergaan, versleten, aangetast door de tijd. Van deze kunstenaar en zijn vrienden heeft Van De Walle heel wat opgestoken, omdat die al verscheidene panden in de Brusselse binnenstad heeft opgeknapt. Louis springt voorzichtig om met oud patina, en voor hem betekent het opknappen van zo’n oud pandje: een artistieke improvisatie. Dit is ook de aanpak van ingenieur-architect Van De Walle, die het opknappen en renoveren van oude huizen boeiender vindt dan nieuwbouw.

Piet Swimberghe / Foto’s Jan Verlinde

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content