Hij begon zijn loopbaan als ‘zoon van’, maar werd snel beroemder dan zijn vader. Architect en meubelontwerper Eero Saarinen, verklaard voor beginners.

E ero Saarinen was de zoon van de gereputeerde architect Eliel Saarinen, ontwerper van onder meer het Centraal Station van Helsinki, een juweel in art deco. Zijn moeder, Loja, was beeldhouwster, weefster en fotografe. Ze maakte ook architectuurmodellen. Geen wonder dat Eero op zijn twaalfde, in 1922, een competitie bouwen met lucifers won. Vader en moeder Saarinen namen de artistieke opleiding van hun zoon zeer ernstig. Eero leerde bijvoorbeeld al vroeg dat een voorwerp maar beter kon worden ontworpen als deel van een grotere context. Zo moest een stoel passen in een kamer, een kamer in een huis, een huis in een straat, een straat in een stadsplan.

In hetzelfde jaar van de lucifercompetitie deed ook vader Eliel mee aan een wedstrijd, historisch beduidend belangrijker, georganiseerd door The Chicago Tribune. Die krant wilde zijn nieuwe hoofdkwartier onderbrengen in ’s werelds mooiste kantoorgebouw. Saarinen eindigde tweede, na Raymond Hood en John Mead Howells, die zich voor hun spits onder meer lieten inspireren door de kathedraal van Notre Dame in Rouen, maar voor Adolf Loos, die een gigantische obelisk had gesuggereerd. Dat Saarinen senior verloor, was jammer. Al beweren architectuurhistorici dat zijn plannen voor de Chicago Tribune Tower uiteindelijk meer invloed hebben gehad op de Amerikaanse bouwstijl, in het bijzonder van wolkenkrabbers, dan het uitgevoerde winnende ontwerp. Bovendien leidde een en ander tot de emigratie van de Saarinens van Finland naar Michigan in de Verenigde Staten. Daar hielp Eliel Saarinen de legendarische Cranbrook Academy of Art mee op te richten. Hij was de eerste directeur van die school.

Eero Saarinen – hij liet zich naturaliseren tot Amerikaan – wou aanvankelijk beeldhouwer worden. Hij studeerde een jaar in Parijs, waarna hij toch maar voor de architectuur koos. Hij begon zijn loopbaan anno 1936 als medewerker van de architect Norman Bel Geddes, voor wie hij meubilair ontwierp. Nog geen jaar later ging hij aan de slag in de praktijk van zijn vader, bij die gelegenheid herdoopt tot Saarinen & Saarinen. Hij erfde zijn vaders reputatie van een architect die weigerde zich te laten afremmen door vooropgelegde ideeën. Ongeveer terzelfder tijd kreeg hij een baan als leraar aan Cranbrook. In 1938 begon Saarinen samen te werken met Charles Eames aan een reeks meubelontwerpen voor een wedstrijd die werd georganiseerd door het Museum of Modern Art van New York. Thema : Organic Design in Home Furnishings. Hun gebogen Conversation-stoel, een sofa, rekken en bureaumeubilair domineerden de bijbehorende tentoonstelling. Voor de stoelen maakte het duo structurele schelpen met laagjes lijm en houtfineer ; de kasten werden op een basis geplaatst, wat destijds bijzonder vernieuwend was.

Saarinen werkte opnieuw samen met Eames in de vroege jaren veertig, toen de laatste zijn eerdere experimenten met gebogen hout voortzette. Voor de USNavy ontwierpen ze houten beenspalken (in werkelijkheid leken ze op moderne sculpturen). Toen begon Saarinen voor meubelfabrikant Knoll te werken, terwijl Eames concurrent Herman Miller verkoos. Aan hun samenwerking kwam zo een eind. Was de split vreedzaam ? Blijkbaar wel. Jaren later, in 1954, doopte Saarinen zijn derde kind Eames.

De Tulip bloeit al 50 jaar

Voor Knoll ontwierp Saarinen in de late jaren veertig een reeks stoelen en fauteuils in sierlijk slingerende, organische stijl, waaronder de Grasshopper van gebogen hout uit 1946, en de nog altijd populaire Womb, uit 1948. De laatste was een update van de Conversation chair, met bijbehorende poef en sofa (de naam, Engels voor baarmoeder, verwees naar het comfort van de stoel). Zijn beroemdste meubilair voor Knoll dateert van de jaren vijftig : de iconische Tulip-collectie, met stoelen en tafels op een piëdestal. Saarinen hoopte een visueel heldere stijl te ontwikkelen. Als het van hem afhing, zou het tijdperk van de poot (hij noemde het de ‘slum of legs’) voorgoed voorbij zijn. Een enkele basis, als een stengel, oogde veel minder rommelig dan een bos van poten. De Tulip-stoel en tafels, die nog steeds in productie zijn, werden gemaakt van glasvezel en aluminium, maar Saarinen verfde de hele basis wit, zodat het leek alsof de producten uit één stuk waren gemaakt. Die volgende, beslissende stap in de meubelgeschiedenis werd pas enkele jaren later gezet, door Verner Panton.

Saarinens eerste architectuurproject dateert van 1947. Toen diende hij een wedstrijdontwerp in voor het Jefferson National Expansion Memorial, een eerbetoon aan Thomas Jefferson, de natie en het moderne tijdperk, niet minder dan dat. “De grootste zorg,” schreef Saarinen, “was het creëren van een monument dat duurzaam en betekenisvol zou zijn, en tegelijk een embleem van zijn tijd. Een obelisk of een rectangulaire doos pasten bij omgeving noch concept. Maar hier, aan de Mississippi River, leek een grote boog net juist.” Zoals zijn ouders hem vele jaren eerder hadden geleerd, had Saarinen in eerste instantie de context bestudeerd. Hij liet later verstaan dat hij zijn ontwerp perfect vond van vorm en symboliek. Het monument, The Gateway Arch, rijst nog steeds op uit een klein bos aan de oever van de rivier : een stalen regenboog, of een doormidden geknipt logo van McDonald’s.

Een gedicht van beton

Tussen 1958 en 1962 bouwde Saarinen de terminal van Dulles Airport, in Chantilly, Virginia, de verre banlieue van Washington DC. Het golvende dak van dat gebouw maakt een soort vliegbeweging : een stilistische truc die ook vandaag nog navolging vindt, bijvoorbeeld in de recentste terminals van Roissy Charles de Gaulle bij Parijs. In dezelfde periode werkte hij aan een ander luchthavengebouw : de TWA Terminal van John F. Kennedy Airport in New York, een gedicht van beton, en Saarinens meesterwerk. Het gebouw illustreert perfect hoe sterk de architectuur in de jaren vijftig geëvolueerd is. De critici lauwerden de stijl van Saarinen als een revival van architecturaal expressionisme. De opwindende, allesbehalve rigide vormen suggereren een vogel in vlucht. De interieurs, met hun eindeloze muren en ingenieuze trappenpartijen, zijn een sierlijk mengsel van beeldhouwkundige vormen die van de reis een opwindende ervaring moeten helpen te maken. “Alle krommen en bochten, alle ruimten, de signalisatie, de displayborden, het traliewerk en de incheckbalies : alles moest bij elkaar passen”, schreef Saarinen zelf. “We wilden dat de passagiers die door het gebouw stroomden een volledig ontworpen leefwereld zouden ervaren, waarin elk element voortvloeit uit een andere element en waarin alles tot dezelfde vormelijke wereld behoort.”

De TWA Terminal werd gesloten in 2001, na het failliet van de maatschappij. Plannen om het gebouw af te breken werden opgeborgen toen lagekostenmaatschappij JetBlue de terminal overnam. De terminal wordt binnen afzienbare tijd een onderdeel van een groter complex.

In Michigan bouwde Saarinen het General Motors Technical Center. Voor dat minder bekende project ontwierp hij ook een reeks bureaustoelen, in productie gebracht door Knoll. Zijn laatste belangrijke ontwerp werd pas na zijn dood gebouwd. Hij overleed in september 1961, amper 51, aan de gevolgen van een hersentumor. Zijn testament : een dreigend zwarte wolkenkrabber voor televisiestation CBS in Manhattan. Het gebouw, Saarinens eerste torengebouw, kreeg de bijnaam Black Rock. In Manhattan, dat gedomineerd werd door aluminium en helder glas, zorgde de donkere monoliet voor nogal wat controverse. In een boek over grafisch vormgever Lou Dorfsman, destijds artdirector van CBS, vertelt die hoe een taxichauffeur afscheid van hem nam met de woorden: “Here you are,… Buchenwald !” Black Rock, aan 51- 53nd Streets blijft bijna vijftig jaar later een van de indrukwekkendste torens van New York.

Saarinen keek al verder dan architectuur. “We zouden moeten stoppen met denken over afzonderlijke gebouwen. We zouden het advies moeten volgen dat mijn vader me gaf : Kijk altijd naar the next larger thing. Als het probleem een gebouw is, dan moeten we kijken naar de ruimten en naar de relaties die het gebouw creëert met andere gebouwen. Mettertijd zal de architect sterke opinies formuleren over openbare ruimte – de schoonheid van de ruimte tussen gebouwen – en als hij dat doet, kan hij zijn overtuigingen gebruiken voor zijn belangrijkste uitdaging : hoe steden te bouwen.” n

Tekst Jesse Brouns

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content