Een stroom van impressies
Van Peru via Colombia naar Brazilië op de grootste stroom ter wereld in het grootste regenwoud ter wereld, waar indianen nog steeds jagen met gifpijl en blaaspijp. De gevreesde ontmoeting met kaaimans en krokodillen werd er één met stinkvogels en vliegende vuilniskarren.
Iquitos moet zowat het tegengestelde van Rome zijn : daar leiden àlle wegen naartoe, naar deze stad geen één. Deze plek in Peru, op vier graden ten zuiden van de evenaar, is met ongeveer een half miljoen inwoners de grootste stad op aarde die enkel bereikbaar is vanuit de lucht of over het water. Toch is het er onwezenlijk druk. Roestige auto’s en gehavende bussen die eruitzien alsof ze van de schroothoop komen, claxonneren dat horen en zien vergaan ; daardoorheen krioelen fietsen en gemotoriseerde riksja’s.
De meeste reizigers vliegen vanuit de hoofdstad Lima naar Iquitos, maar Dr. John deed het op grootvaders of backpackers wijze. Hij trok met een bus over de Andes, vervolgens drie dagen per schip over de Amazone. “Een boottocht voor drie dollar, acht maaltijden inbegrepen”, zegt hij, niet zonder trots. “Je slaapt in een hangmat, eet wat de pot schaft en wordt opgevreten door de muggen. Iemand telde na één nacht 116 beten.”
John Harwood studeerde plantkunde in Londen en is doctor in de microbiologie. Hij werkte onder meer in Swaziland en Burundi voor hij zich in Brazilië vestigde. Maar hij verliet de universiteit om reizen van wetenschappers te begeleiden. Als je op National Geographic een uitzending ziet over de Amazone, kun je er donder op zeggen dat hij van de partij is. Deze krasse knar met Sinterklaasbuik en -baard houdt aan boord van de MS Bremen lezingen van het gehalte 6H2O + 6CO2 C6H12O6 + O : “De pijl van links naar rechts betekent fotosynthese, van rechts naar links is verrotting en brand.” Het gaat mijn pet te boven, maar aansluitend geeft hij praktische veiligheidsinstructies om over te stappen van het schip in de zodiacs, om zijarmen te verkennen of aan land te gaan. “Ga zitten, blijf zitten en houd altijd je zwemvest aan. Kijk uit als we onder lage begroeiing varen. Niet alleen voor takken, er kunnen ook insecten uit de bomen vallen. Vooral in cecropia’s zitten agressieve mieren. Wees na excursies op tijd terug bij de zodiac, pas over twee jaar komt er weer één langs. Blijf samen, anders loop je verloren, en achterblijvers kunnen verslonden worden door een poema.”
Dol op jong mensenvlees
Ook in het water en op de oevers loeren gevaarlijke dieren, zoals krokodillen en kaaimans. Het verschil ? De krokodil heeft een lange spitse snuit, de kaaiman een brede ronde. Bij de krokodil blijven de tanden zichtbaar, ook als hij zijn bek dicht houdt. Wurgslangen tot twaalf meter dwalen door de rivier, speurend naar vissers als prooi. En de pirarucu is een monster, de dinosaurus der vissen die tot drie meter lang wordt, en naar verluidt dol is op jong mensenvlees, op kindertjes met andere woorden. Maar ook kleine visjes zijn een bedreiging. Piranha’s zouden in een mum van tijd driehonderd drenkelingen verslonden hebben nadat hun boot kapseisde. En in de Amazone zwemmen transparante visjes, ter grootte van een tandenstoker, die lichaamsopeningen zoals aars en vagina binnendringen, zich vasthaken en enkel operatief verwijderd kunnen worden.
Als hij de volgende ochtend aan de zodiac verschijnt, ziet Dr. John er licht belachelijk uit, met zijn witte tropenbroek in zijn zwarte sokken gepropt. Nog geen dag later doen wij hetzelfde. Meer zelfs. Om kruipend, zuigend, stekend en / of bijtend ongedierte van ons lijf te houden, vernevelen we insectenwerende middelen op huid, haar en kleren.
We gaan aan land in Pevas, om op bezoek te gaan bij de Bora- en Witoto-indianen, die nog steeds jagen met blaaspijp en gifpijlen, die kleding vervaardigen uit boombast, hun gezicht en bovenlichaam beschilderen en zich tooien met veren. Glinsterende vissen liggen te drogen voor hun paalwoningen. Omdat die geen gesloten wanden hebben, is er een eeu- wig briesje dat verkoelt en muggen verjaagt.
De dorpjes van de Bora en de Witoto liggen op een steenworp of een boogscheut van elkaar, maar dat is figuurlijk : ze leven in vrede, de strijdbijl is lang geleden begraven. Elk dorp heeft een grote schuur met rieten dak. Daar dansen de inwoners, ze verkopen zelfgemaakte schilderijtjes, gevlochten armbanden met gekleurd touw en houten kralen. Andere snuisterijen knutselen ze met zaden, pitten en schelpen. Of met tanden van apen of jaguars, papegaaienveren, bekken van toekans of piranha’s : souvenirs van dierlijke oorsprong, waarvan het om ecologische of wettelijke redenen af te raden is ze te kopen.
Eilanden van waterhyacinten
“Er is ontzettend veel veranderd in korte tijd”, zegt Claudia Roedel, een andere Amazonedeskundige aan boord van de MS Bremen. Ze studeerde biologie en tropische ecologie en behaalde het diploma Overleven in de Braziliaanse jungle van het Braziliaanse leger. “Twintig jaar geleden kreeg elke vrouw zes kinderen, nu niet eens meer de helft daarvan. Dat is een spectaculaire evolutie in één generatie. Het analfabetisme sterft uit, want er verschijnen steeds meer schooltjes in de jungle. Ook voor volwassenen, waar ze bijvoorbeeld leren een generator draaiend te houden om elektriciteit op te wekken.”
“Ik heb er een goed oog in”, zegt Claudia. “Het Amazonegebied heeft een enorm ecologisch belang, en de toestand is veel minder alarmerend dan men in de jaren tachtig dacht. De zoektocht naar tropisch hout is verboden in Brazilië, en er komen steeds meer beschermde stukken land.”
Op de Rio Amacayacu naar een nederzetting van Ticuna, nog een van de 130 indianenstammen in het Amazonegebied die leven van jacht en visvangst. Eilanden van waterhyacinten, -sla en -ananas ijlen de zodiac voorbij. In rustiger wateren plukt Claudia een orchidee, een pluizig takje mimosa, of ze raapt een grote witte gustaviabloem uit de stroom.
Kinderen peddelen ons tegemoet. Hun glimmende, gladde bruine lijfjes tuimelen over elkaar, duikelen in het water. Ze plonzen, ze schateren en ze zwaaien naar ons. Aan de rand van het dorp schoffelt een schraal varken in het kreupelhout. En gevogelte dat wij scharrelkippen zouden noemen, met een wel zeer vrije uitloop. In het kerkje hangt een afbeelding van een jonge Jezus als indiaan in de jungle. En er is ook een schooltje, waar de kinderen eerst ontbijt krijgen, vervolgens les en lunch, en daarna mogen ze naar huis. Tot ze dertien zijn, is het onderwijs verplicht en gratis. Daarna moeten ze per prauw naar een ander dorp naar school.
Afrodisiacum en smaragd
Vochtige hitte, het geschreeuw van onzichtbare papegaaien, modderige straten met kleurrijke groente- en fruitstalletjes : dit is Leticia, dat 35.000 inwoners telt en tegelijk in Peru, Colombia en Brazilië ligt. Ook dit stadje, op vierhonderd kilometer van Iquitos, is niet via weg of spoor te bereiken. Francisco Orellana, de Spaanse veroveraar die in 1542 de eerste Amazone-expeditie van de Andes tot de Atlantische Oceaan leidde, heeft hier een hupse squaw tot de zijne gemaakt en de nederzetting naar haar genoemd.
Voor de deur van een roze souvenirwinkel staat een jongetje met een levende miereneterbaby als een knuffel in zijn armen. De winkel is tot het plafond volgestouwd met T-shirts met opschriften zoals I survived the Amazon, opgezette piranha’s en chuchuhuaza, het beroemde afrodisiacum met zeven verschillende wortels. Maar ook een smaragd is een gegeerd souvenir, want Colombia, met Leticia als verste uithoek, is hét wereldcentrum van die kostbare edelsteen. Volgens Dr. John moet je uit je doppen kijken als je er één koopt. Een perfect ogend exemplaar dat minder dan duizend dollar kost, is misschien gewoon gekleurd glas. En elke verkoper in Leticia wéét dat je volgende week of volgend jaar niet zult komen klagen als je bedrogen bent. Als leek koop je dus best iets goedkoops, zegt hij. “Twintig tot vijftig dollar is oké, daar val je je geen buil aan. Of ga op zoek naar Rodrigo, de eigenaar van de Agatajuwelenboetiek in Hotel Anaconda, die zou te vertrouwen zijn.” Maar Rodrigo, te herkennen aan een lamme rechterarm, is er niet.
Zonder smaragd weer naar de zodiac. Dikke wolken bollen op boven het woud, van ver zijn de bomen broccolistruikjes, groen als het edele gesteente. De termen schapen-, stapel- en onweerswolken volstaan niet voor wat aan ons oog voorbijtrekt in een kleurrijk en wisselend spektakel, bijna als in een versnelde film. En zoals elke avond gaat de hemel zich te buiten aan een zonsondergang in een vulkanische uitbarsting van kleuren, zoals die in Europa alleen door een krankzinnige zondagsschilder verzonnen kan worden
Vliegende vuilniskar
Om de ochtendgeluiden van de jungle waar te nemen, tuffen onze rubberbootjes nog voor zonsopgang over de Rio Jutai, een zwartwaterrivier. Die is, zoals het woord zegt, zwart. Of soms donkerbruin als sterke thee. Om onze hoofden tollen hommels als brommers, en libellen als zware helikopters. Dan weer lijkt het of de brandweer uitrukt.
Van toekan tot kolibrie, van harpij tot een pluimgewicht met lange gespreide tenen dat op het water schijnt te lopen : alle mogelijke soorten vogels zijn hier voorhanden, maar één van de merkwaardigste is de hoatzin, ook ‘stinkvogel’ genoemd, omdat hij ruikt als een koestal. Het beest wordt tot zestig centimeter groot, heeft een olijfkleurig lijf en een lange saffraangele staart. Hij nestelt laag boven het water zodat ouderparen hun kroost kunnen leren duiken en zwemmen. De eerste weken hebben die jongen prehistorische klauwen aan het eind van hun vleugels om weer naar het nest te klauteren. Jammer eigenlijk dat die klauwtjes verdwijnen, want een volwassen hoatzin is niet bepaald een hoogvlieger. Log als een kalkoen zit er één op een tak en sleept zich naar een struik als een krukkig oud wijf.
Nog een vreemde vogel is de hoornhoenderkoet. “Een vliegende vuilniskar”, zegt Dr. John. “Dat dier is voorzien van een soort geluidsinstallatie die zijn buikgeluiden versterkt.” Hoog boven ons klapwieken twee roodstaartpapegaaien voorbij. Onze gids herkent ze aan de korte vleugelslag. Blijft zo’n koppel altijd samen ? “Voor eeuwig, madame, net zoals zwanen, en zoals wij, mensen”, zegt hij ernstig en tuurt in de verte.
De avond dat de Bremen afvaart naar Manaus, staat er film op het programma : Fitzcarraldo van Werner Herzog, met Klaus Kinski in de hoofdrol. Hij vertolkt een waanzinnige rubberbaron die als een bezetene van Iquitos naar Manaus roeit, twee dagen en twee nachten aan één stuk, om Caruso te zien optreden. In werkelijkheid is de legendarische zanger meermaals in Manaus uitgenodigd, maar telkens stuurde hij zijn kat, bang als hij was voor slangen en tropische ziekten.
Wenende bomen
De geschiedenis van Manaus is een wild verhaal van hebzucht en pronkerij. Halverwege de negentiende eeuw was het een nederzetting met een duizendtal inwoners, amper vijftig jaar later was het oord fabuleus rijk. Met tweehonderdduizend mensen was het per hoofd de rijkste stad ter wereld, de tweede in het westelijke halfrond met elek-trische straatverlichting, de allereerste met een elektrische tram. Die weelde had Manaus te danken aan wat de Hevea brasiliensis opleverde, in indianentaal : cahuchu of ‘wenende boom’. Rubber.
Door enkele uitvindingen in het Westen, waaronder het vulkaniseren, de automobiel en de luchtband, steeg de vraag naar rubber tot ongekende hoogte. Om daaraan te voldoen, werden indianen tot slavernij gedwongen. Terwijl die zich dood zwoegden – elke ton rubber kostte zeven mensenlevens -, zwommen de rubberbaronnen in het geld. Het operagebouw, het Teatro Amazonas, ingehuldigd in 1896, is een schoolvoorbeeld van welvaart en verspilling.
De schepen die vertrokken met rubber, kwamen met vrachten Europese luxe terug. Niet alleen bouwmaterialen voor de opera – tegels uit Delft, een trappenhuis uit Engeland, kristallen luchters uit Murano, marmer uit Carrara – er was ook een ongeziene toevoer van kooplui en hoeren, van piano’s en trams en… schone was. Wasgoed werd destijds gewoon naar Europa verscheept, omdat men dacht dat met het smerige water van de Amazone niets wit te wassen viel.
Zoals bekend, duren mooie liedjes niet lang. Er waren kapers op de kust. Tot dan groeiden nergens anders ter wereld rubberbomen, maar in 1876 smokkelde een zekere Henry Wickham zeventigduizend zaadjes naar Londen, waar ze werden opgekweekt. Niet veel later werden in Azië grote rubberplantages aangelegd, en algauw was Brits rubber zes keer goedkoper dan het Zuid-Amerikaanse. Ook al was de kwaliteit van dat laatste beduidend beter, daar konden de rubberbaronnen niet tegenop. Ze lichtten hun hielen, brachten zakken vol geld naar Europa, en lieten de indianen aan hun lot over.
Vandaag is Manaus van een trieste schoonheid. Het oerwoud rukt op, het stopt niet bij de voordeur, ook in gewezen riante salons woekeren slingerplanten. Daartussen hangen wollige webben en hoogstwaarschijnlijk zitten er spinnen verstopt, zo groot als harige pruimen op poten.
Door Griet Schrauwen I Foto’s Robert Hartman
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier