Lang geleden dat ik nog eens zo in de ban ben geraakt van een boek als van

‘The Crimson Petal and the White’ (vertaald als ‘Lelieblank, Scharlakenrood’), de vuistdikke roman van Michel Faber over het Victoriaanse Londen van 1870. Blijkbaar ik niet alleen, want van dit boek gingen wereldwijd al 250.000 exemplaren over de toonbank. Of ik niet even bij de auteur wou logeren ? Jean-Paul Mulders / Foto’s Eva Youren

Ik twijfel dan ook geen seconde als ik na een spervuur van telefoontjes en e-mails de kans krijg om Michel Faber (° 1960) bij hem thuis in Schotland op te zoeken. Als kleine Vlaamse garnaal raak je daar dezer dagen normaal niet, verdrongen als je wordt door grote jongens als der Spiegel en Stern. “Michel wordt bijna ziek van alle media-aandacht”, zegt zijn vrouw EvaYouren aan de telefoon. “Maar ik heb al vaak moeten lachen met iets wat je schreef of zei. Waarom kom je niet gewoon een paar dagen logeren ? Breng een vriendin mee en wat muziek waar je van houdt. It will be fun.” Ik mompel iets bevestigends en loof de heer voor deze onverwachte gunst.

De Fabers (Michel, zijn vrouw Eva en Daniel en Ben, twee opgeschoten tienerjongens uit haar vorig huwelijk) bewonen een verlaten Schots spoorwegstation. Slechts twee keer per dag stopt er een trein. Meer contact met de buitenwereld hebben de schrijver en zijn vrouw niet nodig. ” Hard work and a real adventure“, heeft Eva mij aan de telefoon de weg ernaartoe beschreven. Dankzij het wondertje dat gps heet, valt dat uiteindelijk nog redelijk mee. Via de hallucinant lange orbital rond Londen en de saaie M1 gaat het naar Edinburgh. Vandaar klimmen we op tot Inverness, de hoofdstad van de Highlands. Boven Loch Ness verfijnen de wegen zich tot een netwerk van adertjes. De Fabers wonen in het oordschap Fearn, een onbeduidend speldenprikje tussen Loch Eye en Dornoch Firth. De natuur is er nog ongerept en heeft een weidsheid die je als bewoner van het benepen Vlaanderen bijna aan het hyperventileren brengt. Alleen jachtvliegtuigen van de RAF verscheuren de stilte. Haast dagelijks bekwamen ze zich hier in de nobele kunst van het bombarderen.

Michel en Eva leiden een leven dat verbluffende gelijkenissen vertoont met het romantische kunstenaarscliché. De komende dagen zal me duidelijk worden wat voor bloedhekel Faber heeft aan alles wat naar geld en luxe ruikt. Ondanks hun afzondering hebben ze geen auto. Hun huis, volgestouwd met boeken, platen en cassettes (het verzamelen van curieuze muziek is een uit de hand gelopen hobby van Faber) valt elke dag wat meer ten prooi aan de vernielzucht van Benji en Shiro, hun langharige katten. Op bijna masochistische wijze geniet de schrijver van deze afbraakwerken. Ook voor spinnen en insecten is het er heerlijk toeven.

Ze ontvangen ons in de keuken van hun woning. Eva, een voormalige lerares, is een aantrekkelijke, wat moederlijk ogende brunette, voorin de veertig. Michel, die er eerst wat bedremmeld bijstaat, ziet er jongensachtiger uit dan ik dacht. Geknield zit hij op de vloer, als een overjaarse student, in een kaki T-shirt en een zwarte broek met gaten in. Die sobere outfit geeft hem de nederigheid van een monnik. Opvallend zijn zijn makkelijke stappers, die hij afgaand op de foto’s tien jaar geleden ook al droeg.

Met iets van ontzag bedenk ik dat dit dus de geestelijke vader van Sugar is, de jonge prostituee die doet wat geen andere hoer wil doen. Na lectuur van die bedwelmende bladzijden is ze mij zo vertrouwd geworden dat ik mij amper kan voorstellen dat deze man ze gewoon uit zijn mouw heeft geschud. Faber voert de lezer mee langs een caleidoscopische tocht door de onderbuik van Londen. Het verhaal komt pas goed op gang wanneer Sugar een zekere William Rackham ontmoet, de wat softe erfgenaam van het industriële imperium der Rackham-parfumerieën (een gewaagde setting voor een schrijver die naar eigen zeggen nooit enig reukvermogen heeft gehad). William raakt zo aan haar verknocht dat hij het alleenrecht koopt op haar seksuele diensten. Sugar ziet hierin een unieke kans om zich omhoog te slapen en te ontsnappen aan de groezeligheid van haar bestaan. Tegen de achtergrond van dit liefdesverhaal defileert een stoet van heren en hoertjes, koetsiers en gouvernantes, keukenmeiden en overjaarse studenten. Stuk voor stuk weet Faber ze te tekenen alsof hij ze zelf heeft gekend. Op bijna onweerstaanbaar wijze sleurt hij zijn lezers als een alwetende verteller vanaf de eerste bladzijde zijn Victoriaanse wereld binnen. Pas 950 verrukkelijke pagina’s later laat hij de hand van die lezers weer los, om hen verweesd achter te laten met een al even bevreemdende als eigentijdse plot. Dit is het boek dat Charles Dickens, chroniqueur par excellence van het Victoriaanse tijdperk, zelf geschreven zou kunnen hebben, mocht hij wat minder pudeur hebben gehad.

“Ik vind dat boeken moeten verleiden”, zegt Faber eenvoudig, als ik hem met deze loftuitingen overstelp. “Experimentele literatuur is knap, maar ik vind dat veel schrijvers de vaardigheid verloren hebben om hun lezers een onvergetelijke ervaring te bezorgen. Ik wou niet zo’n turf schrijven die iedereen koopt om hem ongelezen in de kast te laten staan.”

Zal ik dat kind zijn beer afpakken ?

“Hier loopt Silver Street”, zegt Faber, terwijl hij een huizenrij aanwijst op een oude kaart die hij op de keukenvloer heeft uitgevouwen. “En daar is Church Lane, waar Sugars hoerenvriendinnetje Caroline woonde. Die straat is helaas met de grond gelijk gemaakt. Nu heet het er Bucknall Street. Er staat een groot, vreselijk gebouw van het leger. Maar het is nog altijd een vreselijke buurt. Het stikt van de drugdealers en in de portalen vind je net als toen nog stront.”

Hij heeft honderden boeken gelezen over de Victoriaanse tijd en ook de gespecialiseerde chatrooms zijn een onmisbare hulp geweest. “Toch zullen er nog wel een hoop dingetjes aan mijn aandacht zijn ontsnapt”, bekent hij deemoedig. “In het begin was het ook helemaal mijn bedoeling niet om The Crimson Petal tot in de details te doen kloppen. “Zo liet ik de kleine Sophie, Williams dochter, een teddybeer cadeau krijgen. Toen wees iemand mij erop dat teddyberen in die tijd nog niet bestonden. Ik heb dat dan eerst opgelost via een grappige voetnoot, zo van : ik wéét best dat teddyberen toen nog niet bestonden, beste lezer, maar u zou een kind zijn beer toch niet afpakken ? Maar op den duur bulkte het boek van dat soort dingetjes. Toen heb ik beslist om het allemaal meticuleus uit te vlooien.”

Nu hij het toch over Sophie heeft : de manier waarop hij haar kinderziel doorgrondt, is echt wel indrukwekkend. Zeker voor wie weet dat hij zelf geen kinderen heeft…

Michel Faber : “Ik zou ook nooit kinderen van mezelf willen. Ik huiver van de onvoorspelbaarheid hoe ze zullen uitgroeien. Ze kunnen vreselijke dingen beleven en ermee weg komen, of helemaal verknoeid raken door een bagatel. Wat een vreselijke gedachte om als ouder, al doe je nog zo hard je best, op een bepaalde dinsdag in 1982 iets tegen dat kind te zeggen dat blijft doorwerken en het voor de rest van zijn leven misschien ongelukkig maakt. Ik heb te snel last van schuldgevoelens om die verantwoordelijkheid te kunnen verdragen.”

Eva : “Je bent daarvoor niet evenwichtig genoeg.”

Michel : “Ik ben een schrijver. Ik ben erg egoïstisch. Ik heb mijn eigen ruimte nodig. Ik wil niet moeten inzitten met een ander menselijk wezen. Ik wil me bezighouden met mijn tekst.”

Eva : “Toen mijn zonen klein waren, trok Michel zich soms wekenlang in zijn gedeelte van het huis terug. Hij wou geen enkel contact met ons. De kinderen konden gelukkig ook nog naar hun vader als Michel langere periodes depressief was.”

Michel : “Dankzij Eva’s zonen heb ik wel kinderen kunnen zien opgroeien zonder de verantwoordelijkheid te moeten opnemen die daar meestal bijhoort. Ik denk dat ik daar als schrijver veel van heb geleerd. Maar het heeft me nooit zin doen krijgen in het vaderschap. Maar goed ook, want ik heb me laten steriliseren toen ik 23 was. Je moet al behoorlijk overtuigend zijn om op die leeftijd een dokter te vinden die zo’n ingreep wil uitvoeren.”

Eva zet ons een heerlijke risotto voor en ijs met aardbeien als dessert. Na het eten begint Michel spontaan aan de afwas, intussen vrolijk verder koutend. “Laat mij maar”, zegt hij vriendelijk als ik voorstel om te helpen. “Ik ben al zoveel met mijn hoofd bezig. Dit soort monkey work is een welkome afwisseling. De meest fantastische job die ik ooit had, was toen ik traphallen veegde. Trede per trede, zonder na te denken, tot je opeens beneden stond. Cleaning, ironing, babysitting : ik heb het allemaal gedaan. Het maakte mij erg rustig. In de meeste jobs zijn ze uit op je ziel, en die geef ik niet graag af.”

Die nacht slaap ik in zijn werkkamer op een wat muf ruikende slaapbank. Het is echter niet alleen de in de matras verwerkte, hinderlijke staaf die mij het slapen belet. Ik ben onder de indruk van het feit dat in dit benepen kamertje dat magistrale boek is ontstaan. Overal in de kamer ligt oud papier, alsof er een wervelstorm in het huis heeft gewoed. Recensies uit kranten en tijdschriften van over de hele wereld, belangstellend gelezen, maar dan weer vergeten en achteloos neergegooid. In een hoek staat een oude zwarte brandkast, de deur achteloos open. Ze bevat Fabers ongepubliceerde manuscripten. Ik kan er mezelf amper van weerhouden daar ’s nachts bij het licht van een zaklamp in te bladeren.

Fabers bureautje heeft niets van de statige werkkamer van William Rackham. Het meubeltje is van het goedkoopste soort dat je bij Ikea zou kunnen vinden, het schermpje van zijn computer even klein als het boek dat erop geschreven werd panoramisch is, en een universum op zich.

Soms is het gevaarlijk als een droom uitkomt

De ster van Michel Faber is met lichtsnelheid omhooggeschoten aan het literaire firmament. Vijf jaar geleden was hij nog een volslagen onbekende. Hij debuteerde in 1998 met de verhalenbundel Some Rain Must Fall en baarde korte tijd later opzien met zijn eerste roman Under the Skin (Nederlandse versie : Onderhuids). Van dit boek over een vrouwelijke alien die in Schotland mannelijke lifters oppikt, was het een hele sprong naar het Victoriaanse Londen, maar Faber is een ambitieuze schrijver die zich tot doel heeft gesteld telkens weer te verrassen. The Crimson Petal and the White wordt duidelijk zijn definitieve doorbraak. Hij staat aan de vooravond van de wereldroem. Onlangs tekende zijn uitgever een contract met Columbia. Zowel van Under the Skin als van The Crimson Petal and the White worden binnenkort Hollywood-films gemaakt. Faber maakt daarmee goede kans om meteen ook de beroemdste Nederlandse schrijver ooit te worden. Nederlands, jawel, want hij woonde tot zijn twaalfde bij onze noorderburen, spreekt de taal vrij behoorlijk en heeft zelfs nog steeds de Nederlandse nationaliteit.

“Onlangs vroeg mijn uitgever me of ik geen Brit wou worden”, zegt hij. “Zo kon ik tenminste meedingen naar de Booker Prize. Maar van nationaliteit veranderen vind ik toch wel een morele keuze. We zaten op dat ogenblik net verwikkeld in die vreselijke oorlog in Irak en ik wilde onder geen beding de indruk geven Blair te steunen. So I’m happy to remain Dutch.”

De Fabers zijn natuurlijk blij met het plotselinge succes, maar het beangstigt hen ook enorm. “Soms is het gevaarlijker als een droom uitkomt dan wanneer hij dat niet doet”, zegt Eva als we de volgende dag een trip door de idyllische omgeving maken. “Ik hoop dat het succes Michel niet verandert, dat hij er niet onderdoor gaat. In het verleden heeft hij last gehad van vreselijke depressies. Hij begint dan steeds meer dingen uit te sluiten : ik zal niet met die mensen praten, ik zal de telefoon niet langer opnemen, ik zal geen chocolade meer eten. Dat kan hij jaren volhouden, hij is daar erg hardnekkig in. Soms eindigt het ermee dat hij zijn bed niet meer uitkomt, het vertikt om te eten en zelfs niet meer drinkt tot hij helemaal uitdroogt. We zijn hem zo al een paar keer bijna verloren. Hij is daarvoor in behandeling geweest, maar de psychiaters zeiden dat ze niets voor hem konden doen. Hij had toen ook geen geld, was absoluut nog niet bekend als schrijver. Blijkbaar beschouwden ze hem als een verloren geval.”

Alleen de Engelsen zelf zijn, hoewel de recensies ook hier bijzonder lovend waren, wat minder enthousiast. Blijkbaar zijn ze niet klaar voor een boek dat de werkelijkheid achter de preutse Victoriaanse façade onthult. “Iemand zei zelfs dat mijn boek het werk van de duivel is”, lacht Faber. “Blijkbaar hebben sommige mensen het moeilijk met de lichaamssappen die in The Crimson Petal nogal rijkelijk stromen.”

’s Avonds gaan we eten bij de Indiër in Tain, het dichtstbijzijnde stadje. Wellicht de enige kost in een straal van vijftig kilometer die te vreten valt. Faber doet serieuze inspanningen de uitbater ervan te overtuigen dat de Tracy Chapman op zijn bandje snertmuziek is. “Drie keer heb ik The Crimson Petal integraal herschreven”, zegt hij tijdens het eten. “Tijdens de laatste correctieronde zat ik veertien uur per dag achter mijn bureau, zeven dagen op zeven. Niet echt een gezonde manier van leven.” Hij toont mij zijn buik die over zijn broeksriem puilt, wanstaltig dik voor zijn overigens slanke figuur. “Dit is wat ik eraan heb overgehouden.”

Schrijven voor de God van de Literatuur

Tijdens die herschrijfsessies onderging het boek ook ingrijpende veranderingen. Eerst liet Faber zijn heldin omkomen bij een ongeval, maar in de definitieve versie komt Sugar er gelukkig iets beter vanaf. Sommige karakters, zoals William Rackham, diepte hij op instigatie van Eva verder uit. Niet voor niets zijn al Fabers boeken aan zijn vrouw opgedragen. Haar rol in zijn schrijfproces kan nauwelijks overschat worden.

“Eva is analytisch zeer sterk”, aldus Michel. “Ze kan perfect aantonen waar het te lang geleden is dat de lezer iets ‘gezien’ heeft, of iets ‘gevoeld’ heeft voor een personage. Dat moet in evenwicht blijven. Het is als schrijver erg belangrijk om een partner te hebben die een uitmuntende criticus is. It gives you distance. Die heb je niet meer als je dag en nacht, zeven dagen op de zeven met je neus op iets zit. Soms heb ik zelfs het gevoel dat er een klein Evaatje op mijn schouder zit dat me goede raad influistert.”

Eva : ( lacht) ” He’s internalized me. Je hebt me dus zelfs niet meer nodig. Ik kan morgen doodvallen als ik wil.”

Michel : “Zonder jouw aanmoediging had ik wellicht zelf nooit iets naar een uitgever gestuurd. Je weet dat ik vroeger een zeer romantische visie op het schrijverschap had. Ik schreef voor mezelf, en voor de God van de Literatuur. De mensen zouden mijn werk wel ontdekken na mijn dood.”

Als we weer in het stationsgebouw zijn, zegt Faber dat hij nog maar negentien was toen hij over The Crimson Petal begon na te denken. Hij toont mij een paar dichtbekribbelde pagina’s waarop hij, jaren terug, de plot en personages meticuleus uittekende. “Sinds mijn vijftiende was ik al aan een heleboel boeken begonnen. Ik dacht dat mijn enthousiasme en energie er mij wel doorheen zouden trekken. Maar zo werkt het dus niet bij mij, om de een of andere reden liepen die boeken na twintig of veertig pagina’s altijd weer spaak. Ik heb zelfs vijf jaar aan een SF-boek gewerkt dat uiteindelijk toch weer is doodgebloed. Dat vond ik erg frustrerend. Daarom wou ik dit erg zorgvuldig plannen en uittekenen, bijna als de blauwdruk van een statig gebouw. Maanden ben ik daarmee bezig geweest.”

“Hij had deze notities al in de vuilnisbak gekieperd”, zegt Eva schamper. “Ik heb ze er weer uitgehaald. Onlangs vertelde iemand mij dat musea er een smak geld voor over zouden hebben.”

Ik zeg hem dat het opvalt dat zijn hoofdpersonages altijd slimme vrouwen zijn, terwijl de mannen in zijn werk meestal hun pik achterna hollen.

Faber schrikt er een beetje van. “Je hebt gelijk”, zegt hij aarzelend. “Maar ik zou niet weten waarom dat zo is.”

Eva : “Misschien komt dat doordat Michel zelf altijd een beetje buiten de ‘mannengemeenschap’ gestaan heeft. Haast al zijn vrienden waren lesbiennes.”

Michel : “Ik was tiener in de late jaren zeventig, en Australië was toen een bolwerk van het feminisme. Zoals je op deze foto kunt zien (Michel in vrouwenkleren, met een lange blonde pruik op) ben ik zelf nooit erg macho geweest. De typische mannendingen, voetbal en zo, interesseerden mij niet. Ik praatte veel liever met vrouwen. Maar er moeten nog andere redenen zijn…”

Eva : “Michel heeft een diepgewortelde afkeer van veel aspecten van de machocultuur : geweld, arrogantie, competitie, de drang om oorlog te voeren. Ik ken hem nu veertien jaar en heb kunnen zien hoe hij zijn man-zijn steeds beter aanvaardt. Hij voelt zich nog altijd wel beter tussen vrouwen, maar ik denk niet dat hij er zelf nog een wil zijn.”

Michel : “Voor veel mannelijke schrijvers zijn vrouwen echt een andere soort, aliens of antilopen of zo. Ze hebben problemen om zich in ze in te leven. Terwijl ik dat juist met mannen heb. Als je met ze gaat vissen of in het café zit, blijft het eerst zes uur stil. Dan zegt er opeens een : ‘Weet je, het is niet meer hetzelfde sinds mijn vrouw weg is. ‘ En de andere antwoordt : ‘Hm-Hm. ‘ Meer durven ze niet lossen over zichzelf.”

Eva : ( lacht) “Het zou fantastisch zijn mocht jij een boek schrijven met een echt, mooi mannelijk hoofdpersonage. Volgens mij is dat zelfs je volgende uitdaging. Maar misschien moet je daar eerst wat ouder voor worden en mijn zonen volwassen zien worden. Het zal interessant zijn te zien hoe dat doorwerkt op zijn fictie.”

Michel : “Het zal ongetwijfeld zijn invloed hebben. Op een bepaalde manier zijn mijn boeken erg autobiografisch. Zo gaat The Crimson Petal and the White op een dieper niveau over het opbouwen van je identiteit, uitzoeken wie je bent, kijken of je iemand anders kunt worden. Leren hoe je mensen kunt liefhebben. Sommige details zijn ook op een directere manier autobiografisch. De tijgermotieven op Sugars huid bijvoorbeeld, waar William zo op kickt. Mijn eerste echtgenote had zo’n huidziekte. Ik vond dat prachtig.”

Ik wil mijn eigen mythe saboteren

De tweede nacht liggen we met zijn vieren op het bed van de Fabers en luisteren naar de muziek die ik heb meegebracht. Het door Jacques Brel in tranentrekkend Nederlands gezongen Laat me niet alleen kan Faber zeer bekoren. Hij vraagt zelfs of hij het schijfje mag kopiëren. ” Rammstein, oh ! We love Ramm-stein“, zegt Eva als ik het Duitse metalgeweld bovenhaal. Even later weergalmt Die Sonne bombastisch tot in de donkerste hoekjes van het verlaten spoorwegstation. Dan begint Faber aan een indrukwekkende demonstratie van zijn enorme platencollectie. Ik onthoud onder meer The Young Gods, Wiseblood en het pathetische Failure van Swans. Om drie uur in de ochtend, als de muziek is weggestorven, leest Faber ons met een bevreemdend empathische stem een verhaal voor dat hij zopas heeft geschreven : Vanilla-bright like Eminem. “Mijn Amerikaanse uitgever schreeuwt om een vervolg op TheCrimson Petal“, zegt hij. “Maar voorlopig zijn verhalen het enige wat ik nog wil schrijven. Mijn leven is te ingewikkeld geworden door dat boek. Ik wil het nu laten bekoelen, mijn eigen mythe saboteren.”

De volgende ochtend, voor we vertrekken, vraag ik hem zijn boek voor mij te signeren. Hij vraagt mij hetzelfde te doen met mijn roman Aftersun, die ik voor hem meegebracht heb en die in vergelijking met The Crimson Petal ter plekke tot een dwerg verschrompelt. “Voor Michel, een van de weinige schrijvers voor wie ik graag drieduizend kilometer omrij”, krabbel ik erin. “Bedankt voor Sugar en The Young Gods.” Even worden zijn ogen vochtig als hij het leest. Als hij zijn hand uitsteekt, denk ik dat hij zijn pen wil terugnemen, maar hij drukt mij de hand. Plechtig, vijf seconden lang.

Of hij zelf weet hoe het zijn personages verder zal vergaan, vraag ik hem een beetje ongemakkelijk. “Ik weet sommige dingen buiten het boek”, antwoordt hij raadselachtig, “maar lang niet alles. Zo tast ik zelf in het duister over de vraag waar Sugar op het einde met Sophie naartoe is. Maar ik weet wel dat het verminkte lijk dat uit de Theems werd opgevist, niet is wie ze denken. It is not Agnes.” n

“Mijn uitgever vroeg of ik geen Brit wilde worden. Maar ik wilde niet

de indruk geven dat ik Blairs Irak-politiek steunde. Daarom ben ik blij dat ik Nederlander ben gebleven.”

“Als je met mannen in het café zit, blijft het eerst zes uur stil. Dan zegt er opeens een : ‘Weet je, het is niet meer hetzelfde sinds mijn

vrouw weg is.’ ‘Hm-Hm’, antwoordt de ander.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content