Champagne, gotische glasramen en outletshopping : Troyes is van vele markten thuis. Langs de vallei van de Aube gelden zowel de koning van de wijnen als de ’typische’ ingewandenworst ‘Andouillette de Troyes’ als streekspecialiteiten. Gezondheid !

Een loodzwarte lucht hangt over het noorden van Frankrijk, troosteloos zoals het zwerk enkel hier lijkt te kunnen zijn. Is het om die zwaarmoedigheid te bezweren dat hier de vrolijkste van alle wijnen, de champagne, zijn oorsprong vindt ? Of noemt men daarom de stroom die zijn naam aan deze wijnhellingen geeft de Aube, het ochtendgloren ? Op het stationsplein van Troyes geldt de pas gezandstraalde blanke gevel van het station als een voorbode van de renovatiewerken die de oude stad in hun ban houden. Liefst 53 ha beschermd monumentengebied omsluit de middeleeuwse stadskern, waar stratenmakers kasseisteegjes renoveren en her en der een metalen constructie een scheefgezakt vakwerkhuis onderstut. We schuiven onze voeten onder de lange houten tafel van een wijnbar voor onze eerste, maar zeker niet de laatste, bubbels van het weekend. Ambachtelijk, het woord kan mij hoofdzakelijk aan tafel bekoren, zoals in de ambachtelijke paté, salami of kaas die als hapjes de drank begeleiden. Maar in de hoofdstad van de Champagnestreek klinkt ambachtelijk als een eretitel, Troyes telt de grootste concentratie vakwerkhuizen in Frankrijk.

“Als een van de weinige Noord-Franse steden werd Troyes tijdens de wereldoorlogen niet in puin gelegd”, vertelt stadsgids Kim. De slag om de Somme, de massagraven van Verdun, ze liggen vlakbij en in het geheugen gegrift. “De kathedraal, de basiliek en de zeven kerken van Troyes in het historische hart bleven gespaard”, vertelt Kim, een jongeman uit Vilvoorde die al enkele maanden als stadsgids in Troyes werkt. “Al in de twaalfde en dertiende eeuw kwamen veel Vlamingen naar de grote jaarmarkten, de Foires de Champagne. Troyes lag als een handelsknooppunt op de as van het noorden naar het zuiden. Zoals in Vlaanderen was textiel de belangrijkste handelswaar. Tijdens de industriële revolutie vestigden grote textielfabrikanten zich in de streek. Ze verkochten in Troyes voor het eerst overschotten in fabriekswinkels aan dumpingprijzen. Troyes is de bakermat en de hoofdstad van de outletshopping.”

In de verkeersvrije wandelstraat recupereert een Zweedse kledingketen een negentiende-eeuws warenhuis met gietijzeren gevel. Na een druk op de bel opent automatisch een anonieme deur tussen twee winkels. Het gangpad leidt naar een intieme binnenplaats met een vakwerkgevel in galerijen, waarlangs een wenteltrap twee verdiepingen hoog kronkelt. Het geheel is versierd met handgesneden eikenhouten beeldjes en gezichten, pilaren en balustrades. “Tijdens renovatiewerken enkele jaren geleden werd deze zestiende-eeuwse woonst ontdekt”, vertelt Kim. “Zoals dit Hôtel du Lion Noir liggen er vele pareltjes verborgen in het oude centrum. Aarzel dus niet om tijdens een stadswandeling eens een deur naar een achterafwereldje binnen te lopen.”

Het oude Troyes dat – neen, ik verzin het niet – de vorm heeft van een champagnekurk, is een verkenning waard. Na de rampzalige brand van 1524 werden de vakwerkhuizen minutieus heropgebouwd en opgevrolijkt met de pasteltinten van de opkomende Italiaanse renaissance. Uit angst voor een herhaling van de vuurzee verdwenen de eikenhouten steunbalken onder een laag pleister. Sinds de jaren zeventig schrapen restaurateurs die pleisterlaag weer van de balken, de ruwe gebinten pronken opnieuw als in de hoogdagen van de middeleeuwen. We dwalen langs de rue Champeaux en belanden op de binnenplaats van het Mortier d’Or, langs de ruelle des Chats, waar de overhellende gevels elkaar bijna raken boven het hobbelsteegje. De muren in zachte tinten rood, geel of groen verlichten de rustiek van de gerestaureerde eiken balken in de puntgevels en herenhuizen.

“Ooit telde Troyes tientallen kerken, sedert de Franse Revolutie nog een tiental”, vertelt Kim in de Madeleinekerk, uit de dertiende eeuw. De oudste kerk van de stad prijkt met een oksaal in flamboyante gotiek, een gordijn in gebeeldhouwd kantwerk scheidt het koor van de kerk. “Tijdens de godsdienstoorlogen en de Revolutie werden de meeste oksalen vernietigd, maar alweer bleef Troyes gespaard”, verduidelijkt Kim. De kathedraal domineert onze verkenning van de stadswijk die het hoofd van de champagnekurk voorstelt ; een gigantisch gebouw, zoals enkel de bouwmeesters van de gotiek het durfden te verzinnen, met bont geschilderde monumentale glasramen, een triomf van de gouden zestiende eeuw. “Vijftienhonderd vierkante meter glasramen telt deze kathedraal”, weet Kim, die eraan toevoegt dat Troyes door de uitzonderlijke concentratie glasramen – een kwart van de totale oppervlakte in Frankrijk – de eretitel ‘Heilige Stad van het Glasraam’ verdient.

Tijd voor een ander glas, denk ik dan, maar dat is buiten Kim gerekend, die mij meetroont naar het Maison de L’Outil et de la Pensée Ouvrière. Tussen de beiteltjes en hamertjes, tangen en truwelen, zagen en onbenoembare werktuigen, waarvan het nut enkel voor schrijnwerkerskinderen duidelijk is, blijkt dat de werkman van vervlogen dagen wel iets anders aan zijn hoofd had dan voetbalschandalen en gokchinezen. Vijlen en schaven in alle maten en gewichten lijken door de vitrines te zweven als een vlucht vreemdsoortige ruimtetuigen, miniatuurmodellen van Panamarenko.

In hotel-restaurant Le Royal ontmoet ik een Belg die een leven als God in Frankrijk niet in het diepe zuiden zocht, maar net over de grens. Philippe De Vos presenteert een verfijnd menu, met aangepaste sprankelende champagne van het aperitief tot het dessert. Als digestief suggereert de gastheer vieux marc, een distillaat van het druivenresidu. “Niets wat in de pers gaat, gaat verloren”, weet Philippe, die zich het Franse chauvinisme eigen gemaakt heeft. “Onze marc is vergelijkbaar met, maar superieur aan grappa.”

DE CHAMPAGNEROUTE

Even buiten Troyes liggen de eerste wijngaarden op de heuvel van Montgueux, in het Pays d’Othe. We slenteren langs de kraampjes van de wekelijkse vroegmarkt rond de kerk van Aix en Othe, geklasseerd als een van de ‘Uitzonderlijke markten van Frankrijk’. Ongetwijfeld verdient het dorp die eervolle vermelding voor de uitzonderlijke andouillettes die gezond blozende marktkramersvrouwen aanbieden. “Varkensingewanden in varkensdarm, puur en met de hand gedraaid, volledig ambachtelijk”, probeert de winkelierster met de passende naam Tourneur mij te overtuigen. Ik vrees dat er nog leven zit in de bultige worst en bedank vriendelijk. Nee, dan liever de champagneroute.

In het zuidoosten van het departement concentreren de wijngaarden zich in de Côte de Bar, op de grens met de Bourgogne. De Aube, het tweede champagnedepartement, trekt jaarlijks een vijfde van alle champagneflessen op kurk. Les Riceys, een verzameling van drie dorpskernen van enkele honderden inwoners (Ricey-Bas, Ricey-Haute Rive et Ricey-Haut) geldt met 870 hectare wijngaarden en 45 champagneboeren als de grootste champagnegemeente. Als enige wijndorp telt Les Riceys niet minder dan drie beschermde herkomstbenamingen (AOC) : champagne, de niet-mousserende coteaux champenois en de rosé des riceys. “Het verwonderde Lodewijk XIV dat de arbeiders uit de Aube, die aan het paleis van Versailles werkten, zoveel wijn konden verzetten en toch zo hard werkten. Hun rosé des riceys, voller en smakelijker dan een doorsneerosé, werd zo de geprefereerde wijn aan het hof”, vertelt onze gids. Enkel in de beste oogstjaren reserveren plaatselijke wijnboeren enkele hectaren pinot noir van de steilste hellingen voor de zeldzame rosé des riceys.

Eind februari ligt Les Riceys er doodstil bij. Hier geen grootsteedse vakwerkhuizen, maar solide, stenen landhuizen die getuigen van de hoogdagen van de rijke textielhandelaren uit Troyes. De wijnstokkenziekte van eind negentiende eeuw kwam de streek nimmer te boven. “Vroeger leefden hier wel 5000 mensen, nu minder dan een derde”, vertelt onze gids. Van de drie gotische kerken staan twee er erg vervallen bij, de gebroken ramen gedicht met spaanplaat. Naast de kerk van Ricey-Bas staat de eerste chambre d’hôtes van het wijndorp in de steigers. De meeste panden huisvesten stijlvolle wijnkasteeltjes, waar al generaties goed geboerd wordt in wijn. In de keldergewelven van zijn zestiende-eeuwse pand ontvangt Jacques Defrance ons voor een proeverij. “Uitgezonderd een millésime moet je een champagne dadelijk drinken en niet bewaren,” adviseert Jacques, “en was je champagneglazen altijd met de hand, anders mis je de bubbels.”

De meeste wijnhuizen gaan hier vele generaties terug, zoals het familiebedrijf Robert-Grandpierre. “Sinds 1850 maken wij champagne als récoltant-manipulant. We doen alles, van druif tot fles”, vertelt Françoise Grandpierre. Die schat aan ervaring ontpopt zich niet enkel in het glas (een van de betere champagnes die ik proefde), maar ook in het privémuseum waar ze ons met gepaste familietrots langs voorvaderlijke landbouwwerktuigen loodst. Van handgeblazen wijnflessen uit 1850 tot de laatste foto’s van de boerenpaarden van haar vader in 1962, de factor nostalgie ligt hoog.

“Twee derde van onze druiven verkopen we in de Marne, aan wereldberoemde champagnehuizen”, vertelt haar zoon Vincent, wijnboer van de zevende generatie. Plannen om de productie van dertigduizend flessen op te drijven heeft hij niet. “Onze klanten kennen de weg.” Zonder tussenpersonen of marketing blijven ook de prijzen ouderwets zacht. Traditie voor alles : de dégorgement gebeurt hier niet via nieuwlichterij zoals het bevriezen van de nek van de fles, maar manueel. Met zwier demonstreert de wijnmaker het draaien van de flessen, met een snelle kwartslag van de polsen. “Na enkele maanden draaien zit het bezinksel in de top van de fles.”

Dan volgt het delicate moment van de dégorgement. “We houden de champagnefles schuin en manipuleren de grote bel koolzuurgas naar de flessenhals. Net voor de gasbel het bezinksel bereikt, wordt de metalen capsule manueel van de fles gehaald. Door de druk van het gas schiet het bezinksel uit de fles. Vliegensvlug duwen we er dan een kurk in. Zesendertig maanden na de pluk is de fles drinkensklaar.”

Praktisch

Troyes ligt 370 kilometer van Brussel en 1,5 uur van Parijs.

Informatie vindt u bij Maison de la France, 0902 88 025 (0,75 eur/min), op www.frankrijkkortbij.be, of bij het Comité Départemental du Tourisme de l’Aube en Champagne, 34 quai Dampierre, 10000 Troyes, +33 3 25 42 50 00, www.aube-champagne.com

Eten en slapen

– Hotel-restaurant Le Royal, 22 boulevard Carnot, 10000 Troyes, www.royal-hotel-troyes.com

– In Auberge de la Scierie verblijf je op het platteland, in de goede handen van Eddy Kansowa, jarenlang chef in het Londense tophotel The Savoy. Auberge de la Scierie, 3 route Druisy la Vove, 10160 Aix en Othe

– In Aux Maisons, een driesterrenlogies in het dorp Maisons les Chaource, ontvangen Jacky en Sophie Enfert als vierde generatie restaurateurs in een mooie afspanning. Troeven zijn de gastronomische menu’s, het zwembad en een boeiend achterland. Aux Maisons, 11 rue des A.F.N., 10210 Maisons les Chaource, www.logis-aux-maisons.com

Tekst en foto’s Jo Fransen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content