“Ze hadden gezegd dat het naar snoep zou ruiken papa, maar het rook naar pipi.” Dochtertje is kwaad op de dokter van wie ze in het masker moest blazen, en die haar misleid heeft bij de verdoving. Blijkbaar gebruiken ze nog dezelfde truken van de foor als toen ik een jaar of vier was. De anesthesiste wist dat mijn vader kunstschilder was, gespecialiseerd in bekoorlijke vrouwen. “Zou hij mij ook eens willen schilderen in mijn blootje ?” vroeg ze terwijl ik op de operatietafel lag. Het waren de wulpse jaren 1970. Met onbezoedelde spontaniteit en onvervalst West-Vlaams accent wou ik al antwoorden dat papa dat verzekers wel zou willen doen, toen haar ogen opeens ernstig werden en ze het masker met verdovend gas op mijn gezicht duwde. Het laatste wat ik mij herinnerde was dat gevoel van verraad, van smerige beetgenomenheid. Een generatie later is mijn dochter even hevig verontwaardigd.

Maar de operatie is goed verlopen, dat is het voornaamste. De poliepen, in een flesje, zien eruit als het wit van een sinaasappel, niet half zo mysterieus als wat ik mij altijd bij amandelen en zoetwaterdieren voorstelde. De dokter laat mij met het speciale apparaatje naar dochters trommelvliezen kijken, waar nu buisjes in zitten die diabolo’s worden genoemd. Het doet mij denken aan kinderspeelgoed dat ik lang niet heb gezien, en waarbij met stokken en een koord iets in de lucht moest worden gegooid dat ook diabolo werd genoemd. Tegelijk komen de bikkels in mij op, de tollen waarin je punaises kon slaan en de kwartetten van gevechtsvliegtuigen en sportwagens. Porsche Carrera (ik herinner mij dat ik die naam toen al wat circusachtig vond) : zes cilinders. De Tomasa Pantera :vee àcht cilinders !

Wat is er geworden van die jongens ? Sommigen werden veearts of escamoteur, anderen zijn in de georganiseerde misdaad gesukkeld, zoals het bankwezen. De meesten verdwenen zonder veel potten te breken in de anonimiteit van een passiefhuis. Mijn beste jeugdvriend van toen, met wie ik op ruitjespapier functionerende laserpistolen tekende, blijkt uit het leven te zijn gestapt. In zijn nalatenschap trof zijn moeder een kaartje aan waarop ik mijn naam en adres voor hem had geschreven, in de tijd dat Reza Pahlavi nog sjah was van Iran. “Ik dacht dat JP uitvinder zou worden”, schijnt hij tegen haar gezegd te hebben toen hij mijn naam later aantrof op deze of gene bladspiegel, “maar blijkbaar is hij uitvinder geworden van treffende woordconstructies.”

Ik voel mij tekortgeschoten in onze dromen. Wat betekenen een handvol schamele woorden voor wie hoopte het heelal te veroveren ?

Voor het slapengaan, na het poetsen met te roze tandpasta, lees ik dochter voor uit het boek met sprookjes en legpuzzels : Assepoester, Sneeuwwitje en De Drie Kleine Biggetjes, waarvoor ik een niet te duiden voorkeur heb. De sprookjes blijken gecensureerd, zo wordt de oma van Roodkapje door de wolf soft opgesloten in een kast. Dochter is hierover terecht ontevreden vermits zij het sprookje elders al in zijn volle toedracht heeft gehoord. Grootmoeder moet worden ópgegeten – en bevrijd door de jager natuurlijk.

Soms zijn ze zo lief, soms van een niet te schatten wreedheid die je ze niet eens kwalijk kunt nemen. Zoals wanneer zij berensnoepjes vraagt en in één moeite door bij de foto van mijn grootmoeder gaat staan, die bijna dag op dag drie jaar geleden stierf. “Die mag weg, hé”, beslist zij nonchalant en met de mond vol zuurtjes. “Want die leeft toch niet meer.”

Zo begripvol mogelijk zeg ik dat oma ons graag gezien heeft en dat zij daar altijd mag blijven staan. Ik denk aan de woorden van Flip van Duijn, de enige zoon van Annie M.G. Schmidt : “Mijn ouders waren nuchter genoeg om te weten dat kinderen geen lieflijk onschuldige, maar wrede wezentjes zijn die moeten worden getemd.”

Gelukkig is er ook nog steeds de schommel met ons wederzijds geroep : “Ik voel het in mijn bui-uikje !” Een mens wordt weer kinds met zo’n kind en zelfs de smurfen zijn terug in het land, al worden ze ervan beticht racistisch te zijn, seksistisch en totalitair. Je houdt het niet voor mogelijk.

’s Nachts droom ik van een schaduwrijke speelplaats en van witte torpedo’s vol zenuwgas, die zich opsplitsen in kleinere projectielen met zelfzoekende kop die almaar agressiever achter ons aanrazen. Voor die ene keer dat ik mij een droom kan herinneren, mag het er dan een zijn met kersen ter grootte van sinaasappelen en glooiende velden met af en toe een lindeboom en een bedwelmende anesthesiste in haar blootje ?

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content