Een rechts, twee averechts

Deze dames hebben veel gemeen. Ze experimenteren met nieuwe draden en verleggen de grenzen en mogelijkheden van breiwerk. Ze zijn verslaafd, gebeten door de tricot-microbe. En omdat tricot een lacune is in de modeopleidingen, komen ontwerpers voor hun breiwerk bij hen aankloppen. Rita Valcke werkt voor Mieke Cosyn, Marianne Reding en Fabienne Renwart voor Gerald Watelet, Hilde Frunt voor Dirk Van Saene, Raf Simons, Wim Neels. ?Is dat niet wonderlijk ? Met een draad maken we tegelijk de materie en het model.”

TRUI MOERKERKE FOTO’S : LIEVE BLANCQUAERT

Het ambachtelijke van Marianne Reding en Fabienne Renwart

In 1976 openden Marianne Reding en Fabienne Renwart een winkel in breigarens. De toutes les couleurs, de naam zegt het al, was een winkel vol verschillende draden in wel duizend kleuren. ?We reisden door Europa op zoek naar draden”, zegt Marianne Reding. ?We organiseerden tentoonstellingen in de winkel, waar ook klanten hun werk konden tonen. Het was een boeiende en creatieve periode. Onze winkel beantwoordde helemaal aan een vraag.” Fabienne Renwart : ?In die tijd kon je in boetieks geen leuke pulls vinden. Het waren klassieke pulls of saaie jacquardpulls. Dus gingen vrouwen zelf breien.”

Tegen 1989 viel het creatieve enthousiasme en de breilust compleet stil. De industrie was snel gevolgd met machines die handbreiwerk vrij goed imiteerden en dat tegen een prikje. ?Je kon goedkoper een afgewerkt product kopen”, aldus Fabienne Renwart. Exit De toutes les couleurs. Maar voor Fabienne en Marianne was dat geen reden om hun breimachines aan de kant te zetten. Marianne Reding : ?Ik ben altijd voor privé-klanten blijven werken. Ik heb helemaal geen zin om naar de industrie te gaan. Ik wil kledingstukken maken zoals een schilder z’n schilderij schildert.” Marianne leidt ook een atelier in de modeschool La Cambre, waar ze studenten de technische en creatieve aspecten van breiwerk bijbrengt. Fabienne nam een job ?le boulot alimentaire” maar komt nu via tentoonstellingen en het werk voor ontwerper Gerald Watelet stilaan terug naar haar roots.

?Watelet had via via over mij gehoord”, vertelt Marianne Reding. ?Fabienne en ik zijn ernaartoe gegaan met stalen, met afgewerkte stukken. Al zeggen we het zelf : samen hebben we een ervaring die weinig modestudenten hebben. Het was een boeiende job. Hij had nog nooit tricot in z’n collecties opgenomen. We hebben de modellen samen gecomponeerd, zeer precies, zoals een couturier dat doet.” Fabienne : ?We hebben een 10-tal stukken gemaakt, echt ingewikkeld, waarbij elk detail aandacht vraagt.”

Nieuwe draden uitproberen ?de evolutie op dat vlak is fantastisch” , nieuwe steken en vormen uit de machine halen, de liefde voor tricot gaat bij Fabienne en Marianne nooit meer over. ?Als je begint, laat je je overweldigen door de explosie van mogelijkheden. Je wordt daar vanzelf soberder in. Gesofistikeerde eenvoud, daar zoek ik nu naar”, zegt Marianne Reding. Fabienne : ?We hopen nog voor de haute couture te kunnen werken. Daar kunnen we onze ervaring en kennis kwijt. Beter dan in een prêt-à-porterlijn.” Marianne : ?Noem ons ambachtslui. Misschien slagen we er op een dag in de link te leggen naar het commerciële circuit. De manier waarop bijvoorbeeld de hoedenmaker Christophe Coppens werkt, ambachtelijk maar toch met een winkel, vind ik een mooi compromis.”

De haute tricot van Hilde Frunt

?Ik ben verslaafd. Tijdens mijn studies public relations ben ik van school gegooid. Ik zat altijd te haken in de les.” De tricotverslaving van Hilde Frunt duurt al meer dan 20 jaar. Met haar collectie Mathilde had ze jaren een winkel, eerst naast Ann Salens in de Antwerpse Wolstraat, daarna in de Otto Veniusstraat. Nu komen de klanten bij haar thuis, op afspraak of tijdens de opendeurdagen. En Mathilde hangt ook bij de eigenzinnige boetiek Lisa Lotta in Leuven.

Voor de losse jurken, de strakke jurken, de lange rokken, broeken, bijhorende pulls, allemaal in aparte kleuren, van Hilde Frunt bestaat een trouw publiek. ?Sommige klanten volgen me al twintig jaar. Ze brengen nu hun dochter mee. Ik krijg vaak bestellingen per telefoon : ik moet naar een feest, doe maar iets. Het gevoel om tricot te dragen, is verslavend, zo makkelijk en beweeglijk. Trouwens, alles wat hier hangt, kan in de wasmachine. Ik pas ook de modellen op maat aan en de klant kan de kleur kiezen.”

Hilde Frunt omschrijft haar collectie graag als haute tricot. ?Ik doe dingen die in een fabriek niet kunnen. Het heeft geen zin om met de industrie te willen concurreren. Wij breien de modellen op vorm en zetten ze daarna met de hand ineen. Daarom komen jonge ontwerpers naar mij : ik kan hen een afwerking bieden die ze elders niet vinden.” De lijst van namen die voor het tricot in hun collectie een beroep deden op Hilde Frunt, is indrukwekkend : Walter Van Beirendonck, Kaat Tilley, Sarah Corynen en dit seizoen Raf Simons, Wim Neels, Dirk Van Saene, Carine Lauwers. ?De samenwerking verloopt goed, ze vertrouwen mij. Makkelijk is het niet : tricot wordt nauwelijks onderwezen. En dan komen ze met een patroon, alsof het om een stoffen kledingstuk gaat. Terwijl er zoveel andere mogelijkheden zijn in tricot. De manier van werken in stof en in tricot is totaal verschillend. Wij knippen niets en met een draad maken we tegelijk de materie en het model.” Voor ontwerpers werken, betekent vrij anoniem werken. Hilde Frunt : ?Dat vind ik totaal geen probleem. Het doet me plezier als hun collectie goed loopt.”

Hilde Frunt gebruikt geen patronen, wel lange berekeningen. ?Het gaat om zoveel steken, zoveel toeren. En om de zoveel toeren minderen. Soms kom je toevallig bij iets uit, of door een fout te maken. Ik geef aan de breister bijvoorbeeld een ontwerp door, voor een pull met een boordje in een bepaalde steek. Zij begrijpt het verkeerd en breit de pull helemaal in die steek. Dat kan tot verrassende resultaten leiden.”

Origineel in de collectie-Mathilde zijn de bruidsjurken : fijne en vloeiende ensembles in wit en beige. ?Waarom zou de bruid van die stijve jurken moeten dragen. Ik mag er niet aan denken. Alsof je met tricot niets feestelijks zou kunnen maken.”

De bedrieglijke eenvoud van Rita Valcke

?Eenmaal je in de materie zit, kan je technisch steeds verder gaan”, vertelt Rita Valcke. ?Het interesseert me totaal niet meer om in stof te werken. Omdat ik die bagage niet heb, zou ik in stof waarschijnlijk zeer conventionele dingen brengen.”

Rita Valcke maakt al meer dan 10 jaar aparte tricotcollecties die ze in haar winkel in Brussel verkoopt. Afgelopen seizoen leverde een stand op de Parijse beurs XXXX haar verkooppunten op in Duitsland, Frankrijk en de Verenigde Staten. En sinds kort werkt ze ook voor ontwerpster Mieke Cosyn. ?Ze contacteerde me voor het tricot in haar collectie. Het is een samenwerking. Ik vul haar tekening technisch in : de steken, de materialen. Dit seizoen heb ik voor haar een steek ontworpen om een speciaal effect te bereiken. Ze legt me uit wat ze wil en dan doe ik de practische uitvoering. Dat klikt.”

Rita Valcke studeerde kunstgeschiedenis en schreef een thesis over de geschiedenis van de mode. Maar dat was alleen een theoretische link met dat wat ze echt wilde doen : een eigen collectie, in tricot. ?Ik ben na m’n studies met een piepkleine winkel begonnen. De eerste jaren daar waren een echte scholing.”

De gedrevenheid om een eigen lijn te beginnen, kwam natuurlijk niet uit de lucht vallen. ?Ik was twaalf en wilde andere kleren dragen dan de andere mensen. Ik maakte ze dus zelf. Maar we hadden thuis geen naaimachine en om te breien, heb je alleen twee naalden nodig. M’n gebreide modellen lukten meteen. Ik heb wel stukken stof verknipt, zonder veel succes echter. Ik denk dat ik stof toen al te rigide vond en dat de kneedbaarheid van tricot me beter moet gelegen hebben.”

Voor zomer ’96 heeft Rita Valcke veel wit en beige voor jurken, cardigans en topjes. Eenvoudige modellen, maar apart door de materialen. ?Tricot is soberder geworden. In de jaren ’80 gebruikte ik veel dessins, nu niet meer. De collectie ziet er bedrieglijk eenvoudig uit. Toch is niets zomaar recht of zak-achtig. Tricot jurken met een goede vorm kan je bijna niet meer vinden. Ofwel zijn ze recht en aansluitend, waarbij elke ronding geaccentueerd wordt, ofwel zijn ze wijd en vormeloos, zodat niemand er echt goed mee staat.”

Dat probleem lost Rita Valcke op door met een vlakbreimachine op vorm te breien. ?Alleen de Italianen en de Engelsen doen het nog op die manier. In de industrie worden meestal stukken geknipt uit lappen tricot. In mijn modellen zit de vorm er al in. Waardoor de kledingstukken niet snel meer vervormen of uitrekken als je ze draagt. Die manier van werken geeft veel meer mogelijkheden, maar het beperkt wel de productie. Ik kan een paar honderd stukken per seizoen aan, geen duizenden. De afwerking vereist veel handwerk.”

Fantasiedraden, stretchdraden, mengelingen : Rita Valcke heeft de snelle evolutie op dat vlak meegemaakt. ?Omgaan met de verschillende materialen leer je door ervaring. Wol valt zo, katoen anders. Dat moet je aanvoelen. Stukken in viscose kan je, als ze bijna af zijn, nog vervormen door ze zeer warm te strijken. Zo worden viscosepulls, die anders bij iedere draagbeurt groter worden, vormvast.”

Breien mag dan veel techniek vergen, het moeilijkste lijkt nog de zoektocht naar draden. Keuze genoeg, maar je moet ze kunnen kopen, in redelijke hoeveelheden vooral. ?Italianen zijn zeer creatief in tricot. Maar het is niet altijd even gemakkelijk om met hen samen te werken. Late leveringen, of soms helemaal niet. Want stel dat ik een speciale draad kies, maar achteraf blijkt dat Jean-Paul Gaultier ook net die draad wil, tja, dan kan ik het vergeten. Ik heb vooral Britse en Ierse leveranciers. Voor deze zomer heb ik veel katoenlinnen gebruikt, uit Ierland. Het probleem is niet zozeer de draad, maar de kleur : wil je een speciale kleur, dan moet je minstens 50 kg bestellen. In Ierland heb ik nu iemand gevonden waar ik 25 kg kan bestellen, maar dat betekent nog dat je er 100 stuks moet mee maken.”

In de beginjaren van de winkel toen de brei-het-zelf-rage nog woedde kwamen wel eens dames langs die haar vroegen : ?Vous ne faites pas les fils Anny Blatt ?” Dat was de vraag die haar de toonbank op dreef. ?Ik keek strak voor me uit en antwoordde alleen : non. Aan klanten die ik kende, verkocht ik soms wat wol. Maar meestal kwamen ze terug… om een afgewerkt stuk te kopen. Want zo simpel is het niet.”

Marianne Reding (rechts) en Fabienne Renwart, en onder een model van Gerald Watelet : We hebben het samen gecomponeerd, zeer precies, zoals een couturier dat doet.

Hilde Frunt : Anoniem werk ? Dat vind ik totaal geen probleem. Het doet me plezier als een collectie goed loopt.

Rita Valcke : Ik kan een paar honderd stukken per seizoen aan, geen duizenden. De afwerking vereist veel handwerk.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content