Een heus landhuis met een enorme tuin in het Noord-Brabantse Vught: een jarenoude droom van beeldend kunstenaar Flip en journaliste Céline Rutten. Het eerste bezoek was een ontgoocheling, het interieur een ramp. En kijk nu.

Het zal je maar overkomen, drie jaar lang wandelen voor je droomhuis en dan bij je eerste bezoek geconfronteerd worden met een totaal verknoeid interieur. Omdat de verkoop jaren werd uitgesteld, kregen Flip en Céline geen kans om er eerder binnen te gluren. Flip maakte thuis tekeningen van het grondplan. “Alleen de trap wist ik niet precies te situeren. Ik stelde me wel een royale inkomhal voor.” Maar zo mooi zag het er niet uit. “Alles was verprutst”, jammert Céline. “Tot en met de trap, die helemaal met platen betimmerd was. Op de vloer van de inkomhal waren tegels gelijmd. De voorkamer werd ontsierd door een afschuwelijke lambrisering en een betonnen schouw: van dat bombastisch gedoe van doe-het-zelvers. Enkel in de kelder kwamen we weer een beetje bij, want daar vond Flip de marmeren schouw van de voorkamer.” Tot overmaat van ramp was het huis ook nog in twee gedeeld, zodat je er niet meer dwars doorheen kon kijken: het ruimtegevoel was zoek.

Ondanks alles bleef de woning Flip en Céline aanspreken. Vooral de duizenden vierkante meters grote tuin was aantrekkelijk en ze hoopten dat er binnen toch iets van de originele opsmuk bewaard was gebleven. “Daarom heb ik me bij de verkoop even aan het wakend oog van de makelaar onttrokken en ben ik teruggegaan naar de voorkamer om aan de lambrisering te trekken. Een deeltje gaf mee en daaronder ontdekte ik de zitbankjes van de vensters. Wat een opluchting!”, vertelt Céline.

Toch kochten ze de woning niet meteen, want het verknoeide interieur deed hen twijfelen. Maar er daagden plots zoveel kopers op, dat de knoop toch vrij snel werd doorgehakt. Een goede beslissing bleek achteraf. Overal ontdekten ze sporen van de originele decoratie onder lagen verf en betimmeringen. “Het opkalefateren was dus een puzzelwerk, zo’n klus kan je niet overlaten aan een architect. Daarom hebben we zelf de handen uit de mouwen gestoken. We waren terzelfder tijd bouwheer, aannemer en bouwmeester”, zegt Flip. Door deze aanpak maakten ze nauwelijks fouten. Dergelijke panden worden al te vaak verknoeid door ambitieuze bouwheren en architecten die zonder respect voor de originele harmonie zwaar ingrijpen in de architectuur en in de decoratie. Hier bleef alles beperkt tot het slopen van een later toegevoegde muur en het terugplaatsen van enkele deuren om de vroegere circulatie te herstellen. De hoge vensters bleven uiteraard bewaard. Want Flip houdt niet van moderne woningen met grote raampartijen: “Ze lijden aan een vorm van exhibitionisme. Je krijgt meteen alles te zien, hier blijft de begrenzing tussen binnen en buiten tastbaar aanwezig.” Bovendien is dit geen villa, maar een landhuis in de letterlijke zin. Het verschil ligt voor de hand: veel villa’s zijn burgerlijke stadswoningen in het groen, waarvan de grote vensters de tuin tonen als een schilderij. Hier kan je langs alle kanten naar buiten om in de tuin te werken. De enorme groenpartij rondom het huis vraagt immers bijna dagelijks om onderhoud.

Met Flip en Céline Rutten onderging de woning een artistieke wedergeboorte, zonder dat de decoratie volledig werd gereconstrueerd, want die was oorspronkelijk bombastischer en drukker van kleur. Het huis werd rond 1840 opgetrokken in een landelijke biedermeierstijl, maar in 1870 door een gefortuneerde bierbrouwer aangepast aan de nieuwe smaak. In de jaren ’40 van de vorige eeuw werden prachtige, classicistisch getinte interieurs gecomponeerd. Dat was vóór de industriële revolutie het zuivere ambachtswerk verdrong met geprefabriceerde bouwmaterialen, en vóór de doorbraak van de neostijlen (na 1850 werden alle grote stijlen hernomen, van gotiek tot en met rococo).

Het sobere grondplan met dwarse gang, van voordeur tot tuindeur, waarrond de woonvertrekken liggen, is nog van klassieke inspiratie. In de keuken en de inkomhal bleef iets van de ouderwetse biedermeiersfeer bewaard. De woonkamer met de vensterbankjes en de ietwat pompeuze schouwmantel is een creatie van de brouwer. In 1870 was in Nederland Willem III aan het bewind, hij schonk zijn naam aan een stijl die Engelsen als Victoriaans zouden bestempelen. Oorspronkelijk was de voorkamer beladen met zware draperingen en donker behang: een soort pluchedecor. De Ruttens hebben weliswaar alles piekfijn hersteld, maar ze hebben de stijl van deze kamer geënt op de eerste bouwfase: de biedermeierversie. Het resultaat is een sober aangekleed vertrek met kale wanden en weinig meubilair, zelfs zonder vloerkleed. Zo weerkaatst het licht prachtig op de brede planken van de vloer. In deze riante kamer zorgt de kleine glazen kroonluchter van de in Amsterdam werkende Tsjechische ontwerper Borek Sipek voor een frivole noot. De ontwerptekening van de luchter heeft Flip opgehangen in de bibliotheek. Dit boekenvertrek vormt een soort doorgangkamer naar een lange, smalle eetkamer: de mooiste plek van de woning. Ook alle meubilair hier, van de lange tafel tot de twee antieke zitbanken, heeft een uitgerokken vorm. De tafel komt van de vermaarde Nederlandse antiquair Jean-Jacques Massé, die in een oude loods in het hartje van het pittoreske Zaltbommel ongewone decoratieve objecten verkoopt. “We hebben een zwak voor stoelen en tafels”, verklaart Céline. “Er komen er steeds meer bij. Telkens verdwijnt er een tafel naar een ander vertrek, tot alles volstaat. Ach ja, bij ons loopt alles altijd uit de hand, we kopen een paar zwarte vazen en binnen het half jaar hebben we er vierendertig of zo. Te veel dus. Maar eenmaal je oog op iets valt en je aandacht gescherpt is, ben je verloren: je wordt een halve verzamelaar.”

Toch overheerst ook hier weer de poëtische leegte. Alle vondsten staan in twee hoekjes bijeen. In de donkerste hoek zie je een typische tegelkachel uit de Franse Elzas. De grote plafondlampen werden bij een uitdrager op de kop getikt en komen uit een Noord-Hollandse kerk.

De keuken is het drukste vertrek van de woning, hier wordt er gekookt en pluist Céline dagelijks haar krant uit. Rond de tafel staan witgeschilderde stoelen uit de 18de eeuw en tegen de muur rust een beeldige buffetkast met spitsboogjes: een biedermeieraccent. De lange kast waarboven bakvormen hangen, steekt vol keukengerei en ook zaadgoed. Want dit is de voorraadkamer van de tuin die elk jaar opnieuw door Céline wordt aangelegd volgens een eigen concept. In de winter kleurt ze in een ouderwets boek het grondplan van de bloementuin. “Omdat ik last heb van het schaarse licht in de winter, tilt dat werkje me over die donkere periode heen. Ik kan er mijn avonden mee vullen. Het is een hele klus om die bedjes in te kleuren. Ik moet goed nadenken over wat bij wat past. Gelukkig mislukt er elk jaar voldoende om het spannend te houden. Het is de bedoeling dat de bloeitijd van de diverse rijen mooi bij elkaar aansluit, zodat er altijd wat bloeit, van het voorjaar tot diep in het najaar. Ook het verzamelen van zaden is een heel karwei. Ze komen overal vandaan. Ik zoek ook rariteiten, zoals zwarte korenbloemen. Sommige zaden kreeg ik van vrienden die ze meebrachten van op reis.”

De woning heeft verschillende tuinen: vooraan een soort landschapstuin met oude bomen en aan de zuidwestkant een bloementuin en een moestuin. Dit is de biotoop van Céline, Flip huist in een atelier onder de pannen van het dak. Het is een groot, hoog en op het noorden gericht werkhuis. In de woning hangt opvallend weinig werk van hem aan de muur, maar toch laat hij overal sporen achter. Het is Flip die het kleurenpalet van het huis heeft samengesteld. Hij verstrekt overigens wel meer kleurenadvies voor het schilderen van interieurs. Flip verraadt zijn aanwezigheid ook door de vele ansichtkaarten die overal rondslingeren. Zelfs in het toilet staat een rekje vol kaarten. “Ik gebruik ze als inspiratiebron voor mijn schilderijen. Doordat ik dergelijk beeldmateriaal nodig heb, ben ik er een beetje een verzamelaar van geworden. Ik ga nu en dan zelfs naar een beurs. Daar lopen mannen rond met dikke sigaren die me vragen wat ik zoek. Als ik hen dan zeg dat ik het zelf niet weet, kijken ze op, want zij weten heel precies wat ze hebben moeten. Ik zoek van alles: afbeeldingen van parkeerplaatsen tot en met watervallen. Dus liefst wat ongewoon is.”

Door hier te komen wonen, onderging het oeuvre van Flip een gedaanteverandering. Vroeger schilderde hij abstracte tableaus, tegenwoordig werkt hij weer figuratief. “Dat heeft zeker met het huis te maken. Want sinds ik hier woon, wil ik meer herkenbare dingen schilderen. Misschien komt dat wel doordat je hier dichter betrokken bent bij de natuur en de werkelijkheid.”

8,6,1

Piet Swimberghe / Foto’s: Jan Verlinde

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content