Een podium van papier
John Lennon in ’67, The Bee Gees tien jaar later. Madonna in ’87, The Spice Girls, vorig jaar nog. Allemaal op de voorplaat van Rolling Stone, ’s werelds bekendste muziekblad. Of hoe een verzameling tijdschriftcovers de historiek van de rock- en popmuziek kan schrijven.
Wie op de cover van Rolling Stone komt, heeft het gemaakt; wie er meermaals op mag verschijnen, is een legende. Een stelling die haast spreekwoordelijk is geworden, hoewel de status van het blad vandaag wat tanend is, ondanks een blijvende oplage die het miljoen overschrijdt. Rolling Stone is niet langer het lijfblad van de muziekminnende jonge generatie; die leest Vibe, Spin of een of ander tijdschrift waarin evenveel over deejays en rap-groepen als over trends te lezen valt. Rolling Stone is volwassen en voor volwassenen. Het overbekende logo is de vlag die de lading dekt: beschaafd swingend, retro maar niet reactionair. Binnenin het blad grossiert men in gitaren en Marshall-versterkers, in rock, singer/songwriters en al bij al traditionele formaties – acts die weliswaar groot geworden zijn door de hulp van het tweewekelijkse magazine. De titel kan wel teren op een haast onwrikbare reputatie van ernst en geloofwaardigheid. Iedereen die zich in de machinaties van de muziekwereld wil verdiepen, van fan tot platenmogol, gaat nog steeds niet aan het magazine voorbij, al dan niet uit plichtsbesef of nostalgie.
Het onlangs verschenen boek, “Rolling Stone: alle covers van 1967-1997”, schetst aan hand van alle voorplaten de levensloop van het mettertijd tot instituut verheven tijdschrift. Tegelijk geeft het een overzicht van de komende, blijvende en soms voor eeuwig gaande gezichten die de rock- en popgeschiedenis zijn gaan domineren.
Rolling Stone ontleende, net als Muddy Waters en The Stones voordien, zijn naam aan het oude gezegde: A rolling stone gathers no moss (“Op een rollende steen groeit geen mos”). Het tijdschrift werd voor het eerst uitgegeven in ’67 door een minuscule redactie, die met een klein budget opereerde vanuit een zolder boven een drukkerij in San Fransisco. Het opzet was simpel maar ambitieus: een serieus journalistiek blad maken over rock-‘n-roll en alles wat enigszins onder die noemer kon gerangschikt worden. Muziek dus, maar ook, in mindere mate, film, televisie, sport, politiek en al het overige dat jong Amerika bewoog en beroerde. De eerste jaargangen werden nog gedrukt op voddig krantenpapier, de covers waren zwart-wit of hier en daar met de hand ingekleurd. Rolling Stone ontdekte vlug de kracht van een opvallende voorplaat. Het nummer uit ’68 met een naakt poserende John Lennon en Yoko Ono op de omslag, was het eerste dat volledig uitverkocht. Er moest zelfs een tweede oplage gedrukt worden. Het magazine zette een sindsdien vaak nagevolgde trend in. Typische, en dus saaie promo-foto’s, veelal door de platenfirma afgeleverd, werden bewust geweerd. In plaats daarvan kreeg een ploeg (staf)fotografen de opdracht persoonlijke, verrassende of artistieke portretten te schieten. Het publiek kreeg via de eerste pagina van Rolling Stone een andere, vaak ironische invalshoek op de entertainment-wereld te zien. Letterlijk en figuurlijk: Fleetwood Mac samen in hetzelfde bed gefotografeerd, ten tijde van echtscheiding -en overspelroddels; Beach Boy Brian Wilson als een Mozes met een surfplank, in ’76, net terug van een jarenlang kluizenaarsbestaan; actrice Bette Midler met een clownsneus; Tom Petty, activist in anti-gezag, in driedelig pak.
De covers van Rolling Stone waren verfrissend voor hun tijd, soms controversieel (toenmalig tieneridool David Cassidy poedelnaakt in het gras, Ice-T in politie-uniform, na een heisa rond zijn “Cop Killer”), soms profetisch: de foto van – opnieuw – Lennon en Ono, verstrengeld in een innnige omhelzing, op de voorplaat van het januari ’81-nummer, was enkele uren voor zijn dood genomen. Op die cover, nog steeds één van de beste uit het bestaan van het blad, kwam hoogst uitzonderlijk geen letter tekst te staan.
Rolling Stone creëerde door de jaren heen ook een persoonlijk top-tienlijstje. Sommige namen werden meermaals uitgenodigd – bij de mannen is Mick Jagger voorlopig recordhouder met 19 verschijningen, Madonna als vrouw met 9 – als in een definitieve heldenrij. Wat meteen verklaart waarom prille artiesten zo trots zijn op ‘hun’ eerste Rolling Stone-voorplaat.
Typografie-fanaten zullen bij het doorbladeren van dit boek weinig interessants ontdekken. Het Rolling Stone-logo veranderde nauwelijks en de lay-out in die drie decennia is klassiek en formeel te noemen. De fotografie daarentegen is wel opmerkelijk, uitstekend zelfs, vooral die uit de jaren ’70, toen Annie Leibovitz het leeuwendeel van de covers voor haar rekening nam. Verder flitsten zwaargewichten als Steven Meisel, Herb Ritts, Hiro, Richard Avedon en Anton Corbijn voor het blad: afwisselend poëtisch, realistisch, ludiek, of glossy, maar steeds in het teken van de rock-‘n-roll.
“Rolling Stone: Alle covers 1967-1997” – uitgeverij THOTH, 272 blz., 1780 fr.
1
Peter De Potter
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier