Een merkwaardig grensgeval
Rond het huis van Peter Gabrielse staan drie grenspalen. De façade aan de Belgische kant lijkt nergens op, maar de Nederlandse achtergevel is een parel. Peter verpandt zijn hart aan wat verdord, verkleurd, verfomfaaid en versleten is. Althans in de ogen van iemand zonder zijn cultuur.
Vroeger woonde ik in de buurt van Amsterdam, maar daar wordt het stilaan te druk en overvol, dus besloot ik om uit te wijken naar Zeeuws-Vlaanderen”, legt Peter Gabrielse uit. Hij is per slot van rekening een Zeeuw, afkomstig uit Middelburg, maar woonde vele jaren tussen Amsterdam en Utrecht. Nu wierp hij zijn anker uit in Overslag, een klein dorp bij Zelzate. “Mijn vrienden uit het noorden zeggen wel eens: wat stop jij je weg. Daarop antwoord ik: Amsterdam is niet zaligmakend. Als ik vroeger naar de opera ging in Amsterdam en geen abonnement had, kon ik nooit een kaartje kopen. Daar woonde ik ook al twintig kilometer van het centrum af. Hier ben ik even ver van Gent, waar ik wel aan een kaartje geraak en het operagebouw zoveel mooier is. Op toneelgebied gebeurt hier ook van alles, en ook in de moderne kunst, daar heeft Jan Hoet voor gezorgd. Als je dit bedenkt, kom je hier niks tekort.” Bovendien heeft Gabrielse al jaren een nauwe band met Gent, lang voor hij naar Overslag kwam. “Toen ik in Holland woonde, zakte ik toch maandelijks een keer af naar Gent. Vooral voor de vlooienmarkt, waar je veel meer schilderachtige rommel vindt dan bij ons. Ik zoek het om mijn kastjes mee te bouwen. Bovendien is Gent zo mooi. Je voelt dat heel deze streek erg rijk moet zijn geweest.”
Gabrielse zocht twee jaar lang Zeeuws-Vlaanderen af op zoek naar een oud pandje en stootte uiteindelijk op dit grenshuis. De grens loopt over zijn stoep, waarop een prachtige grenspaal staat te pronken met in ouderwetse kapitalen Oostenryk, een leuke herinnering aan de tijd dat we landgenoten van Mozart waren. Peter Gabrielse vond de paal onder de stoep van zijn huis en heeft hem netjes teruggeplaatst: een historisch eerherstel.
Zijn stulp heeft twee totaal verschillende gezichten. De voorgevel, ooit een juweel van landelijke barok, werd in de jaren zestig vreselijk verminkt. De prachtige kruisramen werden opgeofferd voor banale vensters en tot overmaat van ramp werd een nieuwe steen tegen de gevel gezet. Wat destijds als een verbetering werd ervaring, blijkt een misbaksel. Aanvankelijk dacht ik zelfs aan het verkeerde adres te zijn, want ik had fraaie foto’s van Peters interieur gezien en kon me niet voorstellen dat zijn huis vanop straat zo onaantrekkelijk oogt.
Aan de tuinkant, de Nederlandse zijde, is de oude gevel gaaf bewaard. In de weide van de buurman staat er nog een immense molenromp waar vogels in- en uitvliegen. “Dat is zoals ik het graag mag: pittoresk. Op smaak gebracht door de tijd”, zegt hij. “Met die schilderachtigheid hebben mensen van tegenwoordig het moeilijk. Op een schilderijtje doet een gepatineerd hoevetje het altijd: daar houdt iedereen van. Maar wie zelf zo’n pandje herstelt, kuist het te grondig op. Zo’n restauratie betekent veelal een afbraak: slopen tot er niets spannends meer overschiet. Soms wordt achter het oude boerderijtje zelfs een nieuwe bungalow opgetrokken. Zo springen ook velen om met de natuur. Een boom vinden ze wel leuk, maar er groeien blaadjes aan die afvallen, dus wordt er duchtig gehakt.”
Peters woning is copieus gevuld met stillevens die er al eeuwen lijken te staan. Schijn bedriegt, hij woont hier amper twee jaar. Als zoon van een antiekhandelaar en meubelrestaurateur graait hij bijeen wat hem aanspreekt. “Daar begon ik al vroeg mee. Vorige week nog vertelde ik iemand het verhaal van mijn tinnen lepel die aan de schouw hangt. Als jongen van twaalf vond ik hem tussen de rotzooi onder de werkbank van mijn vader. En heb hem heel trots opgepoetst. Mijn moeder zag het ding en pakte het terstond af om in haar eigen keuken te hangen.”
Dat was het begin van een jarenlange zoektocht. Met zijn eerste zakgeld kocht hij bouwfragmenten. “Moeder vond dat we rommel genoeg in huis hadden, maar vader vond mijn interesse wel aardig. Verzamelen is trouwens meer dan vergaren: je leert veel bij door je met die dingen te omringen. Bovendien werd daar bij ons thuis dagelijks over gesproken. Vader had het dan over dubbelgebogen kabinetten en wortelnotenhout. Een voordeel, merk je naderhand, als je bij mensen komt die pas later belangstelling krijgen voor oude spullen: ze moeten nog leren wat voor jou vanzelfsprekend is en voelen niet aan dat kunstgeschiedenis een levend verhaal is waarin het ene uit het andere vloeit.”
Peter begon met het verzamelen van majolicategels, de gekleurde steentjes die wij gemakshalve Delftse tegels noemen maar eigenlijk meer in Antwerpen, Rotterdam en Gouda zijn gemaakt. Nogal wat collectioneurs vangen daarmee hun carrière aan, want tegels zijn fraai en niet eens zo prijzig. Voor Peter waren tegels een vertrekpunt om andere leuke dingen te ontdekken, zoals haardstenen en schotels van Delfts plateel en Chinees porselein. In dit huis blijven de tegels wel alomtegenwoordig. Je ziet ze overal op kasten geëxposeerd en als wandbekleding. Van dit huis waren de gang en de keuken oorspronkelijk helemaal bedekt met witte tegeltjes. Dat is in deze streek niet uitzonderlijk, veel Oost-Vlaamse boerderijen en huizen hebben tegelwanden. In de woning van Gabrielse werd wel ooit een groot deel van de betegeling gesloopt om te moderniseren. Na het weghalen van de valse zoldering kwamen nog oude tegels tevoorschijn tussen de balken. Ondanks de verbouwwoede bleef deze woning uit 1746 vrij gaaf bewaard, met inbegrip van een oude trap, de deuren en fors gebouwde schouwen met opulent stucwerk.
Echt restaureren doet Peter niet. Hij snoeit weg wat de harmonie verstoort, zoals betimmeringen en een afschuwelijke schouwmantel rond de haard in de voorkamer. “Dat ding was zo lelijk dat ik er buikpijn van kreeg. Ik heb hem dus met veel plezier kapotgeslagen.”
Onder de trap stak hij een oud venster in de muur om rechtstreeks naar het atelier te kunnen gluren, een stapelplaats voor bouwmaterialen, wrakhout, vellen goudleder en curiosa bedoeld voor de kijkkasten die Gabrielse bouwt. Die kijkkasten zijn afspiegelingen van zijn eigen woning. Gabrielse heeft zijn verzamelwoede perfect kunnen verzoenen met zijn vroegere beroep van decorbouwer voor de televisie. “Ik bouw kleine scènes,” bekent hij, “interieurs die in alle vrijheid zijn gecomponeerd, met extreem hoge plafonds en muren: dat kan je in werkelijkheid nooit realiseren. Ze zijn een ode aan de schilderachtigheid die verloren gaat, stel ik vast. Vroeger had ik ze nooit hoeven te maken. Bomen die de kans krijgen om mooi om te vallen en niet terstond in brandhout worden gehakt, of schuren die invallen en gevels die afbladderen zoals het hoort, krijg je steeds minder te zien. Ik hel natuurlijk wat over naar de andere kant en grijp op een veiling meteen naar wat smerig en kapot is. En denk dan wel eens: man, wat heb je daar toch weer in je hand.”
Maar Gabrielse verwerkt geen waardeloze spullen in zijn kastjes. In eentje staat een prachtig zestiende-eeuws glas op de scène. Toen hij de kast toonde in de Amsterdamse Nieuwe Spiegelstraat, het Mekka van de Nederlandse antiekhandel, wilde de grootste glashandelaar van de stad ze onmiddellijk kopen om zijn collectie te verrijken. Gelukkig voor het kunstwerk ging de koop niet door. Peters kijkkasten zijn ondertussen overal bekend en worden geëxposeerd van Parijs tot in New York. Het is een belevenis om ze te bewonderen in zijn interieur.
Peter Gabrielse houdt open deur van 8 t/m 10 mei en van 15 t/m 17 mei, dagelijks van 11 tot 18u. Adres: Dorpstraat 1 in Overslag. Bezoek kan ook na afspraak: (00-31) 115.60.88.58.
5, 19
Verzamelen is meer dan vergaren, zegt Gabrielse. Kunstgeschiedenis is een levend verhaal waarin het ene uit het andere vloeit.
6, 4
Gabrielse maakt kijkkasten: miniatuuruitgaven van zijn eigen interieur en een persoonlijke ode aan de schilderachtigheid die verloren gaat.
16
Een huis vol stillevens die hier al eeuwen lijken te staan. Schijn bedriegt, Gabrielse woont hier amper twee jaar.
3
Mensen hebben het tegenwoordig moeilijk met schilderachtigheid, zegt Gabrielse. Voor een schilderijtje vinden ze het prima, maar hun eigen woning moet er zo perfect mogelijk uitzien.
17
De schouwmantel in de voorkamer, ooit een wangedrocht uit de jaren zestig, brak Gabrielse met overgave af. Hij vond deze houten mantel bij een brocanteur.
Piet Swimberghe / Foto’s Jan Verlinde
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier