Tijdens de ‘Salone del Mobile’ van Milaan blijkt dat romantiek niet noodzakelijk vloekt met spitstechnologie en dat emotioneel nog niet hetzelfde is als flauw.

Groter is in Milaan nog altijd beter. De leiders van de meubelindustrie investeren in hun imago. Ze kopiëren aldus de modesector. Met duizelingwekkende megastores in de verste uithoeken van de wereld. Met glanzende advertentiecampagnes. Met het designequivalent van de modeshow : een gigantische stand op de Salone del Mobile, of een bovenmaatse showroom erbuiten. De kledingmerken genereren een groot gedeelte van hun rijkdom uit de verkoop van parfums en accessoires, de gevestigde meubelfabrikanten trachten, voor zover mogelijk, hun patrimonium te verzilveren. Ze gokken daarnaast ook op woonaccessoires, zoals esthetisch verantwoord vaatwerk, of meubelen die kunnen worden verward met sculpturen.

Merken als Kartell en Edra plaatsen tijdens de meubelbeurs hun klassiekers onder schijnwerpers, want het gaat in de designsector al lang niet meer uitsluitend om nieuwigheden. Die blijven essentieel, maar een meubelmerk cultiveert zijn roem misschien toch vooral aan de hand van klassiekers. In tegenstelling tot die van een jurk of een auto is de carrière van een succesvol meubel niet noodzakelijk eindig. En zo komt het dat Cappellini thans de S-stoel van Tom Dixon recycleert. Dat icoon van de vroege jaren negentig krijgt een nieuw leren omhulsel, waarop in grote, frisgekleurde letters het uitgerekte logo van Cappellini prijkt. Alsof Hermès zijn Kelly-tas liet bewerken door Takashi Murakami.

Ook in de meubelsector woedt de crisis. De exportcijfers van de Italiaanse meubelindustrie, de belangrijkste in het luxesegment, daalden vorig jaar met 5,5 procent. Voor wie het zich kan veroorloven, heeft 2003 iets van nu of nooit. B&B Italia, dat sinds kort voor vijftig procent wordt gecontroleerd door een investeringsmaatschappij rond de juwelier Bulgari, presenteert nieuwe meubelen van onder andere Antonio Citterio, Patricia Urquiola en Jeffrey Bernett in een twaalfhonderd vierkante meter groot nieuw vlaggenschip. Enkele panden verder in via Durini houdt Cassina, in de jaren zestig en zeventig het moederhuis van B&B Italia, open huis in een geheel vernieuwde zaak, waarvan de vitrines worden bewaakt door een koppel vier meter hoge roodhoofden. Niet zover daarvandaan geeft het immer vooruitkijkende merk Edra een feest in zijn twee verdiepingen tellende megastore. De broers Campana presenteren er hun nieuwe stoel, die gemaakt wordt in een atelier op het Braziliaanse platteland, van aan elkaar gelijmde brokjes hout. Driade viert zijn vijfendertigste verjaardag met een rookmachine in een antiek palazzo. Danese, het accessoiremerk dat groot is geworden met de ontwerpen van BrunoMunari, opent een nieuw mercantiel hoofdkwartier met betrekkelijk bescheiden afmetingen. Moroso, ten slotte, neemt op de Salone del Mobile de vrijgekomen plaats in van B&B Italia. Daarmee markeert het merk een behoorlijke schaalvergroting. Het moment daarvoor is goed gekozen. De collectie van Moroso behoort dit jaar tot de hoogtepunten in Milaan (zie Twintig hoogtepunten, volgende pagina).

Er wordt in de meubelhoofdstad dus nogal wat gepocht met vierkante meters. Is er misschien iets mis met de meubelen zelf ? Integendeel. De oogst van Milaan kan gerust uitstekend worden genoemd. De meubelindustrie is sinds de jaren negentig een eind geëvolueerd. Flauwe discussies voor of tegen minimalisme worden gelukkig niet meer gevoerd, alles kan. Niet dat er geen tendensen te noteren vallen. De mooiste meubelen van het jaar zijn soms hard en soms zacht, maar altijd vederlicht. Het favoriete materiaal van bijdetijdse designers is schuim – in alle denkbare vormen. Daar kan men zeker een teken in zien. De jaren negentig stonden nog in het teken van vaagweg exotische, functioneel waardeloze houtsoorten als wengé. Schuim, piep of anders, is nooit nobel geweest, maar wel belangrijk. Het wordt al lang gebruikt als verpakking, of het zat verborgen in het hart van fauteuils. Daar is het nu uitgerukt, in 2003 speldt men zijn hart op zijn mouw.

Jerszy Seymour geeft zijn heerlijke, volstrekt hedendaagse installatie de titel Welcome to Scum City, beschreven als een experiment in primordiaal materiaal (” populated with sweet sinners, sexy superheroes, Elvis look-alikes and the punk in all of us“). Een bezoeker installeert zich in een amorf zitlandschap van met losse hand opgespoten schuim, dat eruitzuit als geplette merengue. Van het plafond hangt een reeks lampen in hetzelfde materiaal. Ze zijn in beperkte oplage verkrijgbaar bij de Parijse galerie Kreo. Seymour maakte ook een ScumSound Wall, met een op maat gemaakte soundtrack van Neon Nerd Orchestra aka DJ Dynamo versus Polynominal. In juni reist de installatie naar het Palais de Tokyo in Parijs.

Paul Cocksedge, die in Keulen indruk maakte met zijn lamp van aan elkaar gesmolten polystyreenkopjes, is in Milaan de gast van de gevestigde lichttovenaar Ingo Maurer. Het schuimachtige plastic dat de Belgische designers Quinze & Milan al enkele jaren gebruiken, verwant met chocolademousse, maar harder, wordt gerecupereerd door een dozijn merken.

Schuim is er ten slotte ook te zien bij Mogu, een tot nu toe obscuur Japans merk, dat in Milaan een geslaagde promotiecampagne voert. De fabrikant deelt duizenden exemplaren uit van een naar zichzelf genoemd poppetje. Het zachte omhulsel ervan is gevuld met het werkmateriaal van de fabrikant, minuscule poederparels van polystyreenschuim. Met die parels vult Mogu heerlijk comfortabele fauteuils, poppen en wanddecoraties die nog het best kunnen worden beschreven als slaphangende blauwe smurfen, enfin, penissen. Nog geslaagder is de zogeheten harde collectie van Mogu : een reeks stoelen en banken, binnen of buiten te gebruiken, in wit of zwart piepschuim. De designer is Stephen Burke, tevens auteur van een geslaagde lamp in transparant plastic, bij het Zweedse David Design.

Transparantie is een ander vaak wederkerend thema in Milaan. Het verbluffendste nieuwe meubel heet Sort of Storage, een transparant boekenrek van Ron Arad, waarvan versies worden getoond bij Magis, dat gespecialiseerd is in betaalbaar plastic, en bij de galerie Mourmans, dat het segment van de gefortuneerde verzamelaar bestrijkt. Het rek is bruut, licht en romantisch, gemaakt van restafval (en blijkbaar nog niet helemaal in orde : in de galerie staat er met een blauwe viltstift de smeekbede Please don’t touch op gekrabbeld, in tienvoud).

Vallen ook onder de rubriek vederlicht : een reeks etherische kurken krukjes en tafeltjes van Jasper Morrison voor Moooi, en een deels verkoolde, roetzwarte luchter en bergère van Maarten Baas voor hetzelfde merk. De twee voorwerpen, bewaard middels chemische injecties en gevernist met transparante epoxy, zijn brutaal en romantisch, hard en dichterlijk. Ze lijken technologisch achtergesteld, maar zijn dat niet. Schuim, ongepolijst plastic en verbrand hout suggereren alleen maar lowtech. Technologie is zo vanzelfsprekend geworden dat er niet langer mee hoeft te worden uitgepakt. Dat wil niet zeggen dat technologie onzichtbaar moet zijn, zoals dat tot nu toe het geval was met schuim, toch een van de pijlers van de moderne meubelindustrie.

De designwereld en de fabrikanten van elektronica en huishoudapparaten zoeken al jaren naar geschikte vormen van samenwerking. Niet altijd met evenveel succes. Philips gaat dit jaar in zee met Cappellini. Het eindresultaat verrast niet : de meubelfabriek heeft een kastje getimmerd rond de luidsprekers, digitale projectoren en lampen van de gigant uit Eindhoven. Alsof de elektronicafabrikant zich zou schamen voor zijn producten, wat vast niet het geval is. De lijn bestaat uit minimalistische updates van de hifikasten uit de jaren vijftig en zestig. De service nadien wordt bovendien verzorgd door Cappellini, niet door Philips, wat doet vrezen voor langere wachttijden bij kleine herstellingen. Hoe ook, een hifimeubel is eigenlijk irrelevant.

Wie zijn de designers van het jaar ? Behalve Jerszy Seymour en Stephen Burke zeker ook Patricia Urquiola. Zij lijkt de favoriete designer van het topsegment in de meubelindustrie. De in Milaan gevestigde, Spaanse designer is zowat de huisontwerper van Moroso. Ze heeft ook de reusachtige stand van het merk in een tentoonstellingspaleis van de Fiera ontworpen (een ensemble van naar beneden hangende piepschuimstaven, goedkoop en efficiënt) en ongeveer de helft van de meubelen erin. Dat zijn bijkomende elementen voor bestaande collecties en een spannend, nieuw zitsysteem, Highlands genoemd, met rug- en armleuningen die gemakkelijk rechtop kunnen worden geduwd. Voor B&B Italia heeft Urquiola een van de overtuigendste tuinmeubelen in jaren bedacht, de Lazy, gehuld in een spectaculair geperforeerd materiaal, en een reeks tafels die nog het best kunnen worden beschreven als barokke disco, getiteld Lens.

Ronan & Erwan Bouroullec ontwierpen voor Cappellini de meest begerenswaardige kast van vorig jaar, dit jaar komt de Butterfly in productie. Met de klas die ze leiden aan Ecal, de designschool van Lausanne, hebben de broers in opdracht van fabrikant Boffi een indrukwekkende update van een veldkeuken gemaakt. Voor hetzelfde evenement ontwikkelde Christophe Marchand met zijn student David Glätti een uitmuntend plastic krukje voor fabrikant Team by Wellis. Karim Rashid heeft, net als de voorbije jaren, zijn retrofuturistische zitlandschappen en siervoorwerpen bij een stoet fabrikanten geplaatst, van Cappellini tot Felicerossi. Er zit weinig evolutie in zijn werk en zijn ster lijkt enigszins getaand. Misschien is de showman uit New York alles welbeschouwd niet meer dan een showman.

Tom Dixon is, tot op zekere hoogte, een zakenman. Hij heeft onlangs een zoveelste bedrijf gesticht, dat hij dit keer naar zichzelf heeft genoemd. Dixon heeft vaak uitstekende ideeën, wat al bleek uit zijn werk als creatief directeur van Habitat. Zijn eigen collectie staat in het teken van rauwe materialen. Design wordt vaak gebruikt als een tool om complexiteit toe te voegen aan een voorwerp. Dixon doet net het omgekeerde, hij reduceert. De collectie is klein, maar elk stuk is begerenswaardig : van een deels doorzichtige spiegelballamp die in een moule wordt geblazen als bubbelgum over een reeks koffietafels van roze en turkooizen email, tot een reeks ronde tafels in rode zandsteen uit Jaipur.

Xavier Lust en Vincent Van Duysen zijn op dit moment de enige Belgische designers van wie de naam internationaal iets oproept. Cappellini bestelde bij Van Duysen een reeks commercieel verantwoorde fauteuils, Nido genaamd, en de architect liet ook een waterval van kristallen beeldhouwen voor een tentoonstelling van het Oostenrijkse huis Swarovski. Lust tekende een minimaal bed voor MDF Italia (genaamd Letto Net) dat lijkt te zweven in de ruimte en, in gelimiteerde oplage, een maximale buffetkast in geanodiseerd aluminium (genaamd Crédence) voor e De Padova, een van de meest gerespecteerde fabrikanten in Milaan. Extremis, de Belgische specialist van modern tuinmeubilair, staat in Milaan met de PicNik-set die Lust en Dirk Wynants al voorstelden tijdens Interieur van vorig jaar. n

Jesse Brouns

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content