Een huis uit het grootwarenhuis

Prefab en sleutel-op-de-deur: tot voor kort waren dat niet veel meer dan synoniemen voor fermettes en andere horrorkabinetten. Warenhuizen als Ikea en enkele van ’s werelds grootste architecten willen daar nu verandering in brengen. Voorlopig nog in Duitsland en Zweden, maar binnenkort misschien ook wel in België. “Schat, vergeet je bij Ikea ook niet dat appartement te bestellen?”

Z um windigen Eck heet het Imbiss-restaurant dat zich op de kruising van de Fallhammer Strasse en de Cuxhavener Strasse heeft genesteld. In de winderige hoek. Maar zelfs dat is een wat al te rooskleurige omschrijving voor het ongure braakland in de Düsseldorfse havenbuurt, waar het hoofdkwartier van de kunstadviseur Helge Achenbach is gevestigd in een achterbouw van een achterbouw van een aftands magazijn. Driehoog in het gebouw bevinden zich daar de burelen van het architectuuradviesbureau dat Achenbach in 1994 met Klaus Zimmermann oprichtte, de NewStandard Int. Consulting GMBH. En de hele duur van ons gesprek met Zimmermann en zijn Projektleiter Dr. Georg Krawietz blijft het uitkijken. Want de oude tafel waaraan we ons hebben neergezet, leeft in volmaakte symbiose met de rest van de buurt: bij de minste aanraking dreigt ze te zullen bezwijken.

Zimmermann laat er zijn enthousiasme allerminst door temperen. In een hoek van het kantoor staan vier maquettes van huizen die een revolutie in de leefgewoontes van de Duitse natie moeten teweegbrengen. En héél voorzichtig heeft hij op de tafel een map neergelegd, met de persartikels die verschenen toen afgelopen zomer al een eerste serie met vijf andere maquettes was voorgesteld. Blik hier, Der Spiegel daar, architectuurvakbladen als Domus, de reacties waren overweldigend. De prototypes waren in het Architektur Zentrum in Wenen geëxposeerd, en inmiddels liggen er ook al voorstellen op tafel voor tentoonstellingen in architectuurmusea in Berlijn, Zürich, Frankfurt en Dresden. Van een uitgeverij kwam er ook al een aanbod voor een boek. En Zimmermann tovert ook nog een andere map tevoorschijn: een lijst met drieduizend geïnteresseerden die meer informatie wilden.

De eerste vijf modellen waren van de hand van Duitse en Zwitserse architecten: Christoph Ingenhoven, Max Dudler, Hans Kollhoff en Helga Timmermann, Roger Diener, en het duo Heinz Hilmer en Chistoph Sattler. Bij ons niet echt beroemde namen, maar een aantal van hen is ook bij het Masterplan van de Potsdammer Platz betrokken, de heraanleg van de reusachtige krater die door het wegvallen van de muur in hartje Berlijn was gecreëerd. Om maar te zeggen: in Duitsland zijn dit sterren. De vier andere maquettes die nu in de kamer staan, en vooralsnog geheim moeten blijven, zijn dan weer van de hand van enkele van Italiës meest roemruchte ontwerpers: Aldo Rossi zaliger, Danilo Silvestrin, Allessandro en Francesco Mendini, en Michele De Lucchi. Aan een muur hangt ook nog een plan van een huis dat door niemand minder dan de Brit Sir Norman Foster ontworpen werd. En Zimmermann wacht ook nog op de projecten van nog een serie andere toparchitecten: David Chipperfield, Eisele & Fritz, Richard Meier, Rem Koolhaas, Christoph Langhof, Francis Soler en – wie weet – Jean Nouvel. “Men heeft me verteld dat het op zich al een historische gebeurtenis was om hen rond één tafel te krijgen”, zegt hij. Maar nog historischer was het feit dat ze met zijn allen hadden ingestemd met het voorstel van NewStandard: elk voor zich zouden ze een prefab woning tekenen, een huis dat sleutel-op-de-deur kon worden geleverd, aan kopers met een klein of middelgroot budget. Ook in onze contreien werd dat soort klussen immers zowat beschouwd als het exclusieve jachtterrein van “gerateerde” architecten. “En hier gaat het toch wel om architecten die principieel al ‘nee’ zeggen als je naar hen stapt met de opdracht voor een huis,” zegt Zimmermann, “omdat ze enkel voor grote projecten werken, of die hoe dan ook te duur zijn. Sattler bijvoorbeeld zegt dat zijn bureau het zich niet kan veroorloven om aan een ruwbouw van minder dan 25 miljoen Belgische frank te werken.”

NewStandard, dat aanvankelijk vooral banken en andere grote bedrijven ervan trachtte te overtuigen om met het betere soort architecten in zee te gaan, was naar de grootwarenhuisketen Allkauf gestapt om dit nieuwe project van de grond te krijgen. De Allkauf Gruppe, die zijn hoofdzetel in het naburige Mönchengladbach heeft (aan de Belgisch-Nederlandse grens), is met circa honderd warenhuizen in Duitsland en 37 in Polen, 14.000 werknemers en een jaarlijkse omzet van ruim 160 miljard Belgische frank één van Duitslands tien grootste bedrijven. Het is met een aantal vertakkingen onder meer ook nog in het toerisme en de fotografie actief met ketens die respectievelijk 145 en 45 filialen tellen. Met de verkoop van sleutel-op-deurhuizen was de groep in 1983 gestart, en vandaag is Allkauf goed voor zo’n 800 à 1200 van de circa 15.000 prefab woningen die jaarlijks in Duitsland worden neergezet, zegt Zimmermann. Dat succes is onder meer aan het Ausbaukonzept te danken, waarmee het als eerste uitpakte: de huls van het huis (de muren, het dak, en de deuren en ramen) wordt daarbij door Allkauf gebouwd, terwijl de rest, zeg maar het interieur, van de verwarming tot de badkamer, wordt bijgeleverd in de Do-It-Yourself pakketten. Op die manier kan de prijs nog eens extra worden gedrukt, tot nog geen drie miljoen voor de goedkoopste fermette. “Het doel van Allkauf,” zegt Zimmermann, “was huizen te leveren aan diegenen die daar normaal gezien alleen maar van dromen konden.”

Allkauf had in de loop der tijd zijn aanbod nog met een Young Line en Trend Line uitgebreid. Maar ook het uitzicht van die huizen bleek amper boven dat van een modale fermette uit te stijgen. En dat zit dus wel anders met de huizen die in het kader van het NewStandard-project getekend werden. Niet dat die woningen in een schokkende avant-gardistische snit werden uitgewerkt. Integendeel zelfs: hoewel iedereen volgens Zimmermann “in de mate van het mogelijke” carte blanche kreeg, had een aantal van de ontwerpers zich tot een voor hun doen erg gematigde soort van architectuur beperkt. Hans Kollhoff en Helga Timmermann bijvoorbeeld tekenden met New Tradition voor een landhuis dat grotendeels op de stijl van het 18de-eeuwse New England is geïnspireerd. “En ook wij hebben bewust niet echt een origineel huis ontworpen”, zegt Heinz Hilmer.

Met zijn partner Chistoph Sattler ontwierp hij een Villa Italia die, zoals de naam al laat vermoeden, naar de taal van de Florentijnse Renaissance teruggrijpt. Maar het zinken of koperen dak en de gevel die op het gelijkvloers in steen en op de eerste verdieping in hout werd uitgewerkt, staan alvast mijlenver van de alledaagsheid die men zich bij een sleutel-op-de-deurwoning pleegt voor te stellen.

Ook Rossi en Mendini hadden zich tot een lichtvoetige variante op de klassieke woning beperkt. Maar Diener & Diener gingen met hun TWOgether toch wel een eindje verder. Zij hadden gewoon twee kubussen naast elkaar gezet met een basistructuur in hout, zoals al de andere huizen van het project, en met één hoek, die naar believen door de klant in groen, rood of blauw kan geschilderd worden. Maar het grootste succes, zegt Georg Krawietz, was tot op heden voor een ander toch wel vrij extreem ontwerp weggelegd: de Sunny van Christoph Ingenhoven, dat zo uit een Amerikaanse prent lijkt ontsnapt, en het midden houdt tussen een motelletje en een boothuis.

De architect Max Dudler had zo zijn twijfels. Want hoe ontwerp je een huis als je niet eens de bewoners kent, en de plek waar die woning zal worden neergezet? Dat soort problemen mag allicht ook verklaren waarom de jongste jaren zo weinig architecten zich geroepen voelden om zich op de prefab te storten. Er is immers de theorie die zegt dat goede architectuur zich naar de genius loci plooit, de geest van de bewoners en die plek. Afgelopen zomer gaf de tentoonstelling Standardhaüser in het Architektur Zentrum Wien, waarin ook de prototypes van NewStandard waren opgenomen, een overzicht van de vele pogingen die de grote avant-gardisten van de 20ste-eeuwse architectuur ondernomen hadden om de verworvenheden van de industrialisering (zoals het bandwerk) via prefab ook op de bouwsector te betrekken: van Frank Lloyd Wright tot Le Corbusier, of Josef Hoffman en Charles Eames tot Jean Prouvé. Zelden of nooit hadden hun projecten echter het stadium van het prototype overschreden. En in de roerige sixties was architectuur al helemaal tot kunstvorm verheven. Termen als standaardisering en prefab, die vanwege het seriewerk nochtans goedkopere prijzen konden garanderen, waren sindsdien in het grote architectuurdebat taboe gebleven. “Maar als je ziet hoe dat vooral in de voorsteden bouwpromotoren vrij spel heeft gegeven om zelf die prefab industrie te organiseren, en wat dat heeft opgeleverd,” zegt Dudler, “dan is het toch je verdomde plicht daartegen te reageren.” En dus had ook hij uiteindelijk toch maar geparticipeerd.

Dietmar Hauser heeft het in de inleiding van de catalogus van de tentoonstelling Standardhaüser over signature buildings, als hij de nog erg jonge trend van bouwpromotoren beschrijft om hun product de handtekening van een grote naam mee te geven. Maar ook Dudler hield zich opvallend low profile toen hij op vraag van NewStandard zijn Terrazza tekende, een simpele blokkendoos die zich naar het oude idee van de vroegere tuinsteden profileerde, en waaruit zijn eigen signatuur haast volledig was verdwenen. Het deed denken aan de anti-architectuur die Philippe Starck verdedigde toen hij, zoals altijd een ietsje voor op zijn tijd, via de winkelketen 3 Suisses een woning in hout lanceerde die minder als een persoonlijk ontwerp dan als een kruising van archetypes moest worden bekeken: “een Chinees paviljoen, een Russisch landhuis, een Californische woning en een Canadese hut”. Wie amper dertigduizend frank voor een koffer met de plannen en een film betaalde, kreeg meteen ook een vrijgeleide om het huis bouwen. En ook de eigenlijke constructie zou goedkoop zijn, zei Starck. Hij zag zijn huis als een provocatie van het architectengild, dat het vertikte om zijn energie te investeren in wat hij als het belangrijkste architecturale fenomeen van zijn tijd omschreef: de eenvoudige familiewoning. Maar uiteindelijk werd er tot op heden slechts één exemplaar van de Maison Starck gerealiseerd, namelijk voor Starck zelve. “En de uiteindelijk kost,” zegt Zimmermann, “veertig miljoen Belgische frank, is veel duurder gebleken dan Starck had voorspeld.”

Heel anders verging het O Sole Mio, het huis dat Matteo Thun recent voor de Oostenrijkse fabrikant Griffner tekende als een variante op de locale hooiloft, en dat net als dat van Starck riante glaspartijen met hout combineert. Eind vorig jaar kon Griffner reeds op meer dan vijfhonderd kopers rekenen. O Sole Mio is net als de Sunny zo uitgewerkt dat het alleenstaand of als rijhuis functioneren kan, en is, anders dan NewStandard, ook ecologisch zijn tijd vooruit. Het energieverbruik ligt bijvoorbeeld zes keer lager dan gebruikelijk. Thun ziet het trouwens net als Starck als een niet te schatten voordeel dat hij de reputatie heeft eerder een designer te zijn dan een architect met de grote A. “Ik noem dit Nul-Architectuur. Je geeft de gebruiker geen handtekening, maar knowhow, kennis.” Voor een bouwprijs van elf miljoen frank, of drieduizend frank de vierkante meter, krijgt de koper trouwens ook een interieur bijgeleverd, zeg maar een Nul-interieur: kalm, en niet te opdringerig, zodat de bewoner voldoende ademruimte krijgt. Op uitdrukkelijke vraag van Thun werd het uit de catalogus van Ikea geplukt, in drie varianten: klassiek, design en basic.

Thun is intussen ook één van de elf ontwerpers die evenveel ecological kit homes tekenden voor alweer een ander Duits project, dat nauw verwant lijkt aan dat van NewStandard, en waaraan onder meer ook nog Javier Mariscal, Nigel Coates, Ken Cato, David Carson, Jean Charles de Castelbajac, Robert Wilson en Danny Yung hebben meegewerkt. Prototypes van de huizen worden momenteel in een verkoopscentrum op de Canarische eilanden gebouwd. Ze zullen onder meer voorzien zijn van een verwarming op zonne-energie, en eventueel ook van een ontziltingssysteem, waardoor zeewater in drinkwater kan worden omgezet. De prijs zou tussen acht en twaalf miljoen frank schommelen. Gemiddeld toch wel een ietsje meer dus dan de huizen van het NewStandard-project, waar met een Do-It-Yourself pakket de kostprijs tot een bedrag tussen acht en negen miljoen beperkt blijft. “Maar ook dat is dus nog een som die buiten het bereik ligt van het gemiddelde Allkauf-publiek”, zegt Zimmermann. “Marktonderzoek heeft ons geleerd dat er nog een groep mensen is die tot op heden haar gading niet vond: hoofdzakelijk jongeren die oog hebben voor opwindende architectuur, maar het geld nog niet hebben. Daar willen wij op werken.”

Ook bij Ikea had men het over een gat in de markt, toen de warenhuisketen in november jongstleden in het Zweedse Helsingbord samen met één van Europa’s grootste bouwondernemingen, Skanska, het project Bo Klok lanceerde, wat zoveel betekent als: Live Smart. Ook Ikea heeft zich met dat project op het bouwen van huizen gestort. Prefab woningen, waarvan op maandag met slechts twee mankrachten de eerste vloeren worden gelegd, en waarvan de volgende zondag de sleutels reeds aan de eigenaars worden bezorgd. Het gaat om huizen met elk zes appartementen van 48 of 59 vierkante meter, die kunnen worden gehuurd voor respectievelijk 16.500 en 20.000 frank, en dat is nog 30 percent goedkoper dan de Zweedse norm. Of ze kunnen op lange termijn door de huurders worden gekocht. En uiteraard krijgt elke huurder een cheque, waarmee hij zich bij Ikea ook nog wat meubelen kan aanschaffen. Er zijn al 350 flats gebouwd, op 13 verschillende plekken, en in de buurt van Ikea-vestigingen. Kandidaat-huurders stonden echter de eerste dag al van vijf uur ’s morgens aan te schuiven, en het aantal kandidaten overstijgt nog altijd in ruime mate het aanbod. “Dat heeft te maken met het feit dat wij een heel nieuw publiek hebben willen aanboren”, zegt Inger Olsson van Skanska. “De hele tijd is men voor dat zogenaamd doordeweekse gezin met 2,2 kinderen blijven bouwen. Maar in Stockholm leeft 70 procent van de bevolking alleen. Het normale gezin is een hoogst abnormaal feit geworden. En wij willen met ons project voor die vergeten meerderheid bouwen. Het is trouwens ook zo dat wij op dat punt een taak van de overheid hebben overgenomen. Want die doelgroep is meestal niet erg begoed, en sinds het begin van de jaren negentig zit de sociale woningbouw helemaal in het slop.”

Architecte Madeleine Nob, die bij Ikea de leiding van het project heeft, gaat trouwens nog een stapje verder als het sociale aspect van het project te berde wordt gebracht: de meeste mensen van de doelgroep leven niet zomaar alleen, ze zijn ook eenzaam, en vooral die eenzaamheid moet door dit project bestreden worden. De huizen worden daarom in groep gebouwd, en van de bewoners van elk huis wordt zelfs verwacht dat ze eendrachtig een groentetuintje onderhouden.

Maar of die typische communementaliteit van de Zweedse verzorgingsstaat ook in België kan werken, toch bij uitstek een land van individualisten? En of die typische Zweedse stijl van de huizenbouw, die van de romantische schilderijen lijkt gekopieerd die Carl Larsson tijdens de voorbije eeuwwisseling schilderde, ook zomaar naar de rest van Europa kan worden getransponeerd? In tegenstelling tot NewStandard denkt Ikea er voorlopig niet aan om het project ook in België te lanceren. En omgekeerd lijken Belgische bouwbedrijven niet echt happig om zich door een initiatief als NewStandard te laten inspireren. “Wij blijven uitsluitend met ons eigen team werken”, zegt men bij Vlassak-Verhulst, hier zowat de marktleider inzake de betere huizen die sleutel-op-de-deur worden geleverd. Vlassak-Verhulst gaat er prat op dat het in ons land zowat eerst was om villa’s in provençaalse hoevestijl en de Engelse cottage te lanceren, en toont zich daarnaast ook bedrijvig in het imiteren van Toscaanse villa’s, pastoriewoningen, kasteelhoeves en koetshuizen. Maar nieuwe architectuur? Onlangs nog had het bedrijf met het oog op een jong publiek het beste van de stad en het platteland in één en hetzelfde pand proberen te verenigen: een typische stadsloft, met betonvloer en metalen trap, in een gebouw dat van buiten het uitzicht van een schuur had. “Heel veel opdrachten heeft dat voorlopig niet opgeleverd. Je zou er versteld van staan hoe traditioneel ook de meeste jongeren hier hun woning willen.”

Jongeren die het anders zien, kunnen intussen echter ook al bij hun favoriete tijdschrift terecht. Wallpaper, dat zich maar wat graag profileert als ’s werelds meest trendy blad, heeft in zijn jongste nummer een pakket in aanbieding met plannen van de Britse architectengroep Softroom voor “the ultimate build-it-anywhere, do-it-yourself, all-weather home from home”, een houten stulpje dat zo uit een film van James Bond lijkt gestapt, en door de kandidaat-bouwer met de hulp van een locale architect naar believen aan de locale weersomstandigheden of bouwreglementeringen kan worden aangepast. Het kost minimum 275.000 pond (ca. 16 miljoen frank). Naast een Alpine retreat en een Tropical hideaway behoort ook een West-coast bungalow tot de mogelijkheden. Maar met westkust wordt niet de Belgische bedoeld, wel de Amerikaanse. En die wordt voorlopig nog niet bijgeleverd in een bouwpakket.

Max Borka

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content