De beau monde slentert er door hobbelige straatjes waar de bevoorrading bij dageraad nog altijd per ezel gebeurt. Een eiland als een levensstijl, Saint-Tropez in Grieks wit en blauw.

Wat maakt een vakantieoord tot een legende ? Waarom Capri, Saint-Tropez en Mykonos wél en Ischia, Sainte-Maxime en Siros niet ? Ik vraag het me af als ik in een boekenwinkeltje in Zouganelli Street naar oude zwartwitfoto’s tuur van beroemdheden die hier ooit kind aan huis waren : Maria Callas achter een gigantische zonnebril, Jackie Kennedy-Onassis onder een hoofddoekje, de immer triest kijkende prinses Soraya. Brigitte Bardot danst op een tafel, Ingrid Bergman glimlacht gul naar een mooie, jonge Griek. Mykonos, eiland van de sterren, ster onder de eilanden. Witgekalkte huisjes met kobaltblauwe of turkooizen luiken op een kale rots, trossen kerken, kerkjes en kapellen met koepelvormige daken, vissershaventjes waar het heldere zeewater de boeg van ’s werelds beroemdste jachten weerspiegelt. En de windmolens natuurlijk, die op een heuvel de hoofdplaats Hora bewaken en fotogenieke zonsondergangen garanderen.

Beginnen deed het hier allemaal in de jaren vijftig, toen een stel jongelui van de Atheense haute bourgeoisie met hun jacht in de baai voor anker gingen en bij gebrek aan steiger met een sloep aan land kwamen. Elektriciteit was er evenmin, maar dat maakte het avontuur alleen maar spannender. Hoewel… De lokale vissersfamilies openden gastvrij hun deuren voor de jongelui, maar keken er streng op toe dat meisjes en jongens aparte accommodatie kregen ! En toch moet het een fijne vakantie geweest zijn, want de volgende zomer kregen de inboorlingen nauwelijks de tijd om hun huisjes wit te kalken voor er zich bootladingen pretzoekers aandienden. Sindsdien is er veel gebeurd : in het kielzog van de avontuurlijke rijke jongelui landden Bekende Grieken als Onassis en Melina Mercouri en hun vrienden uit de internationale jetset, cruiseladingen welgestelde toeristen, gevolgd door hippies en de gay people, die zoals bekend een goede neus hebben voor plekken waar het lekker leven is.

De kentering

Sindsdien hebben ontelbare Cassandra’s de ondergang van het eiland voorspeld. Stijlgoeroes bestempelden Mykonos als te massatoeristisch, te ‘hoge hakken en fake Rolex’ en betreurden dat de heren in witte zomerpakken en strohoeden verdrongen werden door getatoeëerde spierbundels met een veter tussen de billen. De recente beurscrisis liet ook sporen na : in de zomer van 2002 en 2003 bleven veel riante villa’s ook tijdens het zomerseizoen gesloten of erger nog, ze stonden te koop. De kentering kwam er in 2004, toen de Olympische Spelen Griekenland in de schijnwerpers zette en Mykonos meer dan ooit het doelwit werd van alles wat naam heeft in mode en (show)bizz. Valentino’s jacht meerde aan in de baai van Ornos, zowat pal onder de suite van Jean Paul Gaultier in het Kivotos, het bekende boetiekhotel op een klif boven de zee. Daar lag het zij aan zij met de Goygpus, de 50 meter lange plezierboot van Bill Gates en de al even imposante vaartuigen van de Niarchos– en de Goulandris-clans. Thierry Mugler werd herhaaldelijk in Pierro’s gesignaleerd, een van de vele nachtclubs die er verantwoordelijk voor zijn dat het schoon volk hier pas na zonsopgang zijn/haar kingsize bed opzoekt. Harrison Ford en Calista Flockhart deden het kalmer aan. Nu ja, wat ze ook deden, deden ze in strikte intimiteit, want naast een villa voor henzelf huurden ze meteen ook de vier omringende.

Om al die prominenten waardig te ontvangen kreeg Mykonos een grondige opknapbeurt. Verschillende luxehotels werden gerenoveerd, in het Belvedere opende een filiaal van het befaamde Nobu-restaurant. Een andere langverwachte opening was die van het Theoxenia hotel, volledig heringericht in onvervalste sixties-stijl. Of dat nu wel een goed idee is, is altijd mijn eerste reactie als ik zoiets hoor. Wellicht omdat ik de originele jaren zestig heb meegemaakt en op kwaaie momenten nog wel eens visoenen krijg van vloeistofdia’s en integraal oranjebruine interieurs. Maar in het Theoxenia is de combinatie van de cycladische bouwstijl en de trip down memory lane bijzonder goed geslaagd. De kubistische witgekalkte gevel en de ruwe natuurstenen muren contrasteren aardig met de minimalistische decoratie in oranje, gifgroen, vuurrood en turkoois. Klinkt verontrustend, maar het resultaat is absoluut verfrissend, met prachtig keramiek in onvervalste Space Age-stijl en van die eivormige rieten fauteuils aan kettingen in het plafond, alsof je per ongeluk op de set van The party terechtgekomen bent en elk moment tegen Peter Sellers kunt aanbotsen.

In mijn duplexkamer, of moet ik suite zeggen, kan ik een brede grijns niet onderdrukken. Want de oranje chiné lampenkappen zijn van krek hetzelfde textiel gemaakt als de kousenpull waar ik me als prepuber zo verschrikkelijk hip in voelde en waar ik prompt een gat in brandde toen ik ‘m tijdens een stiekeme nachtelijke leessessie over het nachtlichtje drapeerde. De badkamer is dan weer resoluut 21ste-eeuws, met een melkglazen douchekooi met multi-jets en een ergonomische badkuip die je rug op precies de juiste plekken ondersteunt. En voor wie liever in de open lucht mediteert, zijn de junior suites voorzien van privé-pergola’s met uitzicht over zwembad en zee.

Badplaatsen zonder massa

De ligging van het Theoxenia is hoe ook een van de meest bevoorrechte van het eiland, in een rustige baai pal naast de rij windmolens die zo typerend is voor Mykonos en op spuugafstand van Alefkandra, bijgenaamd Little Venice, waar de ‘piratenhuizen’ uit de zestiende en zeventiende eeuw, voorzien van kleurige balkons en houten galerijen, als het ware met de voeten in het water staan. Het is begin oktober als ik op Mykonos neerstrijk en het windy island doet zijn reputatie alle eer aan. Golven met schuimkragen spatten op de kaaimuren uiteen, de toeristen schuiven stoelen en tafeltjes achteruit zodat ze uit het bereik van het zeewater blijven, maar toch in de zon zitten. De zon die volop schijnt en een verblindende gloed verspreidt die je licht in het hoofd maakt, zo laat in het jaar.

Noem het een afwijking, maar ik heb een zwak voor de melancholie van badplaatsen buiten het seizoen. De jetsetters en de strandtoeristen zijn weg, wie hier nu rondloopt, is een reiziger, iemand die zich verplaatst puur voor het plezier van het ergens anders zijn. Overdag is het hier nog behoorlijk druk, het labyrint van smalle straatjes van Hora gonst van de passagierende cruisegangers, belust op eindeseizoenkoopjes. Maar als ’s avonds iedereen weer aan boord is voor het diner, wordt het stil op Mykonos. De kelners van Alefkantra, een populair restaurant met een groot terras, hebben marineblauwe truien over hun witte hemden aangetrokken, wat hen iets stoer-nautisch geeft. Omdat dat nu eenmaal van hen verwacht wordt, flirten ze met twee liefdeshongerige Engelse vrouwen met diepe splitten in hun rok. Maar hun hoofd is er niet echt bij, het is genoeg geweest, ze willen naar huis, naar vrouw en kind. De terrasstoelen van Alefkantra staan ei zo na op de drempel van de katholieke kerk. Kaarsen walmen, dit is de enige kerk die ik ken waar het doordringend naar gegrilde calamares ruikt.

De populaire Caprice en veel andere bars aan de waterkant zijn al dichtgetimmerd voor de winter, maar in Theoxenia lokken de elegante turkooizen barkrukken. Veel designhotels hebben iets intimiderends, alsof van de gasten verwacht wordt dat ze even cool en stijlvol zijn als het interieur, maar hier is de sfeer gemoedelijk en relaxed. De jonge, enthousiaste manager Sakis Spyrou heeft na zijn studie niet voor niets een paar jaar in een gezinshotel op Korfoe gewerkt, waar families generatie na generatie hun jaarlijkse vakantie doorbrachten. Spyrou is nooit om een praatje verlegen en terecht trots op de renovatie van zijn hotel. Of ik de toiletten in de hall al bezocht heb, wil hij weten. Die blijken een lokale bezienswaardigheid te zijn, zoals die van het Parijse Café Costes destijds. En inderdaad, het heeft wel iets, je handen wassen boven een felrode wasbak, van binnenuit verlicht, als was het een kampvuur. Design met een knipoog, daar ben ik altijd voor te vinden.

Muilezels en pelikanen

Het ontbijt met zicht op zee is anders ook niet mis. Naast de traditionele eierbereidingen en de gerookte zalm zijn er minicroques en gevulde bladerdeegjes en voor de zoetekauwen gebak en artisanale puddinkjes zwemmend in de karamel. Goddelijke decadentie ! Mykonos is sowieso het leukst in de vroege ochtend, stel ik vast. De wind schept me in de knieholten en stuwt me door de smalle straatjes waar de exclusieve modezaken en de juweliers (grootste dichtheid per vierkante kilometer ter wereld) nog gesloten zijn en oude vrouwtjes in het zwart met een muilezel voor de bevoorrading zorgen. Voor auto’s is er geen plek in dit medina-achtig labyrint, ooit gebouwd om piraten in verwarring te brengen, hoogstens voor sputterende driewielers. De pope drinkt zijn Turkse koffie op een terras en kijkt filosofisch naar twee middelbare heren in bermuda mét keurig geperste vouw die hand in hand voorbijflaneren.

De wijk Gialos, met het bescheiden stadhuis en Paraportiani, een geheel van vijf met elkaar vervlochten kerken, is de vaste stek van Petros, de pelikaan die als plaatselijke mascotte fungeert. Nu ja, de originele Petros is al lang in de pelikanenhemel en inmiddels huizen er hier wel vier exemplaren, waarvan één een cadeau van Jackie Onassis zou zijn. Tam als een schoothondje zijn ze, en als ze genoeg hebben van de flitsende fototoestellen, stoppen ze simpelweg hun kop tussen hun bleekroze veren. In de haven trekken vissers geholpen door een paar toeristen van de meer atletische soort met vereende krachten een sloep op het droge. Op een bank naast de kade waar de excursieboten naar Delos vertrekken, resideert een andere mascotte : een magere, bruinverbrande veertiger in witte katoenen kleren die hier hele dagen in de zon zit te soezen en die ik voor het gemak De onthechte man noem.

Wat later drink ik een cappuccino in Katherine’s Bar. Drie tafeltjes staan er op het balkon boven een woelige, staalblauwe zee. Witte gazen gordijnen staan bol in de wind, op een aanpalend balkon haalt een vrouw de was binnen. Wellicht is het dat wat de jetset hier zo aantrekt : de mengeling van het kosmopolitische met het authentieke, onverstoorbaar Griekse. Ik leun achterover tegen de muur, hef mijn gezicht naar de zon. Op de achtergrond croont Dean Martin : ” Dance with me, sway with me…

De laatste dag van mijn verblijf op Mykonos gaat de wind liggen en neem ik de boot naar Delos, ‘het Pompei van Griekenland’ en volgens de overlevering de geboorteplaats van Apollo. Een heiligdom zoals de toeristen het graag hebben : lekker veel ruïnes en relicten, samengebracht op een beperkt, overzichtelijk oppervlak. Dat hebben die Antieken goed geregeld. Op de terugweg krijg ik een flesje water van Evagelos, een visser die als bijverdienste helpt bij het aanmeren van de boot. Of ik getrouwd ben, wil hij weten. Als ik ontken, heft hij zijn armen ten hemel. Die westerse carrièrevrouwen toch, altijd maar werken, geen tijd voor de liefde. Na een kwartier zijn we zo goed als verloofd. “Kom bij mij wonen, het is hier altijd mooi weer en ik leer je octopus vangen met je blote handen”, belooft mijn nieuwbakken beau. Ik vernauw mijn ogen tot spleetjes tegen het felle licht en lik het zout van mijn lippen. Mocht ik ooit aan een drastische carrièrewending toe zijn, wacht mij op Mykonos een mooie toekomst. n

Tekst Linda Asselbergs

Noem het een afwijking, maar ik heb een zwak voor de melancholie van badplaatsen buiten het seizoen.

Wellicht is het dat wat de jetset hier zo aantrekt : de mengeling van het kosmopolitische met het authentieke, onverstoorbaar Griekse.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content