Een echo van de Schelde
Marc Massa en Roger Liekens bliezen nieuw leven in het huis en atelier van Karel Aubroeck, beeldhouwer van onder meer de IJzertoren in Diksmuide en het Koning Albert I-monument in Nieuwpoort.
Tekst en foto’s Jean-Pierre Gabriel
Het was liefde op het eerste gezicht. Twee weken later was het huis van ons.” Binnenhuisarchitect Marc Massa en bouwkundig ingenieur Roger Liekens beseften al van bij hun eerste bezoek dat de renovatie van dit monumentale pand, dat in meerdere fases door Karel Aubroeck was neergezet, nog een heel avontuur zou worden.
In 1928 bouwde de toen 32-jarige beeldhouwer zijn eerste huis in art-decostijl en liet zich inspireren door de symmetrische vormen van de tempel van Isis die oorspronkelijk op het eiland Philae in de Nijl stond. In minder dan tien jaar tijd werd het huis met bijbehorend atelier tot driemaal toe verder uitgebreid. Aubroeck had meer ruimte nodig om te werken. In die periode sleepte hij namelijk twee baanbrekende opdrachten in de wacht : eerst in 1931 voor de bouw van de IJzertoren in Diksmuide en vervolgens vijf jaar later voor die van het Koning Albert I-monument in Nieuwpoort.
De voorgevel geeft een goed beeld van deze opeenvolgende ingrepen en de hiermee gepaard gaande verschuiving van art deco naar modernisme. Op de muur staat in reliëf de naam van het huis, De Uil, uitgevoerd in typische vooroorlogse letters. Deze naam heeft alles met de plek te maken. De wijk waarin het huis staat heet namelijk Uilenberg en is gelegen op een heuvel, één van de cuesta’s van de Schelde, die zo’n honderd meter verderop stroomt. Ook de brug van Temse is niet ver weg. Karel Aubroeck hield van deze omgeving en keek van achter het raam op de eerste verdieping graag uit op de geliefde stroom van Emile Verhaeren, een uitzicht dat des te betoverender was wanneer de Schelde ’s winters buiten zijn oevers trad en de omliggende vallei onder water zette.
Vernieuwd en bewaard
Toen Marc Massa en Roger Liekens het huis kochten, verkeerde het niet helemaal in oorspronkelijke staat. In de loop der jaren was het namelijk in tweeën gesplitst. In het ene deel woonde de beeldhouwer zelf tot aan zijn dood in 1986, in het andere leefde zijn dochter met haar gezin van vijf kinderen. Zij verbleven er tot oktober 2002, toen het werd verkocht aan Marc en Roger. “Hiervoor woonden we in het centrum van Sint-Niklaas, in een achttiende-eeuws huis dat ook de uitvalsbasis was voor onze renovatie- en interieuractiviteiten. Door te verhuizen wilden we onze inrichting een nieuwe draai geven. Klassiek vormt nog altijd de basis, maar alles daaromheen is hedendaags, zodat ook de twintigste eeuw zijn intrede kon doen.”
Na drie jaar verbouwen heeft het huis een nieuw gezicht gekregen. “Het is voorzien van alle moderne snufjes, de bedrading is volledig vervangen en er werd domotica geïnstalleerd. Maar tegelijk wilden we het werk van de bedenker in ere houden. Zo is het recentste deel van zijn atelier, daar waar hij het Koning Albertmonument heeft uitgevoerd, in oorspronkelijke staat behouden. De cementtegels op de vloer en de opnieuw gevoegde bakstenen muren zijn neutraal grijs geverfd om de schetsen van de beeldhouwer beter te laten uitkomen evenals de installatie die Günther Förg hier realiseerde voor de door Jan Hoet georganiseerde tentoonstelling Ponton uit 1990.”
Aan de buitenkant hebben de nieuwe eigenaars nauwelijks iets veranderd. “We hebben de buitenkant wit geschilderd, zodat de stijlverschillen wat minder opvallen. Maar binnen hebben we alles kaal gestript met het oog op de nieuwe voorzieningen. Behalve in de twee ateliers is overal de vloer vervangen. In de grote hal en in de keuken is Belgisch marmer gebruikt. In de andere kamers ligt nu eik.”
Ook moest de circulatie nodig worden aangepakt. Op een paar plekken zijn zelfs nieuwe doorgangen aangebracht. “Er was maar één verbinding tussen het woongedeelte en de ateliers. Nu zijn er meerdere. Om de ruimtes extra groot te laten lijken, lopen de deuren helemaal door tot aan het plafond. Ook in de keuken is voor een hoge deur gekozen, met glas, die uitkomt op de achtertuin.
Drie functies
De geschiedenis herhaalt zich nu De Uil weer een drievoudige bestemming heeft gekregen als woning, expositieruimte en werkplek. Beneden zijn de eerste twee functies zorgvuldig met elkaar verweven. Zo lijkt de grote hal, met vierkante marmeren tegels van 1,10 meter, nu op een uitloop van de gezellige woonkamer, die het midden houdt tussen een ontvangstruimte en een zomervertrek. Deze indruk wordt nog versterkt door de open haard tussen de twee ruimtes in. Het enige duidelijke onderscheid is de vloer, die in de living uit oude eikenhouten planken bestaat.
Zowel aan de decoratie (zilveren schalen van David Huycke en Annemie De Corte, vazen van Gambone, waaronder zijn eerbetoon aan Fontana) als aan het meubilair (een console van Emile Veranneman, een Cockfighterstoel, een Tall Boymeubel, een Italiaanse console, Gilardilampen…) is te zien dat alles met zorg is gekozen.
Die zorg komt ook tot uiting in details. Zo staan alle lange tafels, van de bibliotheek tot en met de ateliers, op schragen en is het grootste tafelblad vervaardigd uit een massieve stronk hardhout. “Die schragen zijn gemaakt door dezelfde Mechelse ambachtsman die ook al onze banken en fauteuils levert. Volgens kenners heeft hij een patent op zitcomfort. Er is in heel Europa niemand zo goed als hij.”
De verdieping is ingericht als een grote hotelsuite. De notenhouten vloer verbindt het kleedvertrek (met een eveneens in notenhout uitgevoerde overhemdenkast in Engelse stijl), de badruimte (met Memkranen) en de slaapkamer met elkaar. Deze laatste kamer, vol souvenirs van verre reizen, ademt een Japanse sfeer, die onder andere wordt opgeroepen door sommige meubels, de sakeschaaltjes en de baksteenrode muren. Rond het bed ligt een handgeweven tapijt.
Tuin van Daniël Ost
Vanop de verdieping, waar zich de werkvertrekken bevinden, heb je het mooiste uitzicht op één van de parels van de hele renovatie, namelijk de op art deco geïnspireerde tuin ontworpen door Daniël Ost. De nabije Schelde krijgt hier een dubbel eerbetoon : in de langgerekte waterpartijen en in de oosters aandoende patronen van buxushagen. Deze buxussen weerspiegelen de deining van de rivier, die zeker tot in Temse nog in de greep van het getij verkeert. De tuin leent zich bij uitstek voor wisselende decoraties. Zo is er nu een sculptuur uit gebrand hout van Bart De Zutter te bewonderen.
Bij de inkom van het huis worden bezoekers verwelkomd door een van de laatste werken van Aubroeck, het meisje met de bal. Die bezoekers hebben dan net de door Daniël Ost ontworpen trap achter zich gelaten, die vanaf de straat omhoogloopt naar het huis. Deze trap voert letterlijk en figuurlijk naar een ‘hoogtepunt’, zoals de tuinkunstenaar zelf uitlegt : “Als je de trap oploopt bevindt je blik zich op een bepaald ogenblik precies op gelijke hoogte met de waterpartij voor het huis die in de zomer bezaaid is met waterlelies. Het is dan net alsof je als een vis door het wateroppervlak breekt om lucht te happen.”
Info : Vigilando@skynet.be
Tekst en foto’s Jean-Pierre Gabriel
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier