Dat mensen tegenwoordig veel minder met elkaar praten in het vliegtuig, wist een bereisd zakenman mij te vertellen. Was mij eerlijk gezegd nog niet opgevallen. Wellicht omdat ik het soort mens ben dat praatgrage types aantrekt. Saillante details uit hun ziektegeschiedenis, besognes met partners en kinderen, ups en downs in de carrière, tussen borrelnootjes en duty free worden ze mij bij wijze van in flight entertainment uitgebreid uit de doeken gedaan. Soms begint het al in Zaventem. Zoals onlangs toen ik met een gezelschap Weekend Knack-lezers naar New York vloog. “Ha, ik ben toch niet de enige Belg op het vliegtuig”, reageerde een jongeman die ons onder elkaar bezig hoorde. Eerlijke werkmansknuisten had hij, en een prangende behoefte aan geruststelling wegens nog nooit eerder gevlogen. Qua luchtdoop kon het natuurlijk tellen, meteen de grote plas over. En allemaal wegens een deur. Een Belgische deur in New York. Waar speling op zat omdat het gaatje waar de grendel in hoorde te passen iets te groot was. Zodat er een stalen plaatje met een nieuw gaatje aangebracht moest worden. Een klus die, de globalisatie ten spijt, alleen door een Belg geklaard kon worden.

Zelf vond hij het aanvankelijk een kostelijke grap : even over en weer naar de Big Apple vliegen om een gat in een deurlijst te boren. Alleen staan de Amerikaanse immigratiebeambten niet meteen bekend om hun gul gevoel voor humor. “What is the purpose of your visit ?” “To make a hole in a door, sir.” Er zijn er al voor minder aan een intieme fouille onderworpen. Maar ik hield mijn mond, de jongeman keek al zorgelijk genoeg. Want dat gat boren, dat was zo geklaard. Wat hem dwarszat, was wat hij met de resterende uren moest aanvangen. Zijn baas was nochtans genereus geweest : “Blijf jij maar lekker een weekend in New York, Luc.” Een voorstel dat hij verontwaardigd had afgewimpeld. Wat moest hij in godsnaam drie volle dagen in zijn eentje in New York ? Omdat ik in mijn jeugd veel musicals gezien heb, stelde ik me de situatie meteen op breedscherm en in technicolor voor : de eenzame mecanicien met zijn koffertje onder de arm al tapdansend in Central Park, op de esplanade voor het Rockefeller Center, op de Empire State Building. New York, New York, a wonderful town…

Tja, dat koffertje. “Zit er iets in uw bagage dat als wapen gebruikt kan worden ?” had de veiligheidsagent gevraagd. “Alles”, had hij naar waarheid geantwoord, waarna het koffertje meteen binnenstebuiten werd gekeerd en naar de buik van het vliegtuig verwezen, net als mijn mascara, waarmee ik wel eens een bom zou kunnen detoneren, een flatterende overschatting van mijn technische vaardigheid. In het vliegtuig zat Deurman enkele rijen achter mij, tot zijn groot verdriet, want aan de Amerikaanse naast hem had hij geen verhaal. Maar telkens ik over mijn schouder keek, stak hij stoer zijn duim op : alles kits. Op de stoep voor JFK zag ik hem voor het laatst, zenuwachtig aan een sigaretje lurkend. De confrontatie met de robuuste zwarte vrouwelijke immigration officer had zijn laatste greintje zelfvertrouwen aangetast. Die deur in New York was eigenlijk een deur te ver. Ik heb nog gezwaaid : “Remember Luc, if you can make it here, you can make it everywhere… “

Linda Asselbergs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content