Als de mistral over de Middellandse Zee raast, maken de vissers van Favignana zich klaar voor een traditioneel ritueel : het tonijnvissen met de tonnara. Een gruwelijk en tegelijk fascinerend schouwspel.

G. LAZZARO DANZUSO

FOTO’S : JEFF ROTMAN

De term mattanza waarmee de Italianen tegenwoordig vaak verwijzen naar de maffia-moorden, is afgeleid van het Spaanse matar (doden). Ooit werd dit woord uitsluitend gebruikt om de belangrijkste en indrukwekkendste faze van het tonijnvissen te beschrijven : het ogenblik waarop de vissers met de kracht van hun armen reusachtige zilveren vissen uit de bloedrode zee ophalen. Deze traditionele manier van vissen heeft schrijvers altijd geĆÆnspireerd tot epische vergelijkingen. Zoals Aischylos in zijn toneelstuk De Perzen over de slachting van Salamis : “… de Grieken haalden fel uit, zij braken de Perzen hun ruggen alsof zij tonijnen waren… “

Twee grote schilderijen in het Nationaal Museum van Palermo tonen hoe Koning Ferdinando di Borbone en Koningin Carolina van Oostenrijk samen met Siciliaanse edellieden een mattanza bijwoonden. Hieruit blijkt dat zelfs tot in de vorige eeuw het tonijnvissen voor rijk en arm een grote attraktie vormde. Bovendien hebben de tonnare een term waarmee zowel wordt verwezen naar het ingewikkelde nettensysteem waarmee de vissen worden gestrikt als naar de fabrieken waar ze worden verwerkt steeds een belangrijke rol gespeeld in de Siciliaanse ekonomie. Tot in de tweede helft van de vorige eeuw telde SiciliĆ« eenentwintig tonnare. Maar de belangrijkste tonnara was ongetwijfeld deze van de inwoners van Favignana, het grootste van de Egadische eilanden, gelegen recht tegenover het Siciliaanse Trapani. Het eiland dankt zijn naam aan de mistral, de sterke wind die in de oudheid favonius werd genoemd en die de tonijn in de richting van de tonnara-val duwt. Volgens de legende is dit het vlakke eiland dat Odysseus, in Homerus’ gelijknamige werk, aan AlcinoĆ¼s beschrijft als “het eiland waar geen mensen wonen, maar dat mekkerende geiten voedt”. Het is een klein maar schitterend eiland, ruw en trots, wild en bekoorlijk, dat ooit de koningin van de tonnare werd genoemd. Een koningin zonder koninkrijk, als je bedenkt dat het aantal tonnare dat de voorbije jaren in SiciliĆ« nog werd uitgegooid op een hand kan worden geteld.

Daarmee wordt echter wel een eeuwenoude traditie in ere gehouden. Hier op de Egadische eilanden, meer bepaald op het eiland Levanzo, bevindt zich de oudste getuigenis van de tonijnvangst : fascinerende opschriften van meer dan tienduizend jaar oud, gegrift in de wanden van een grot de grotta del Genovese. Achtduizend jaar voor Kristus ontdekten de inwoners van de Egadische eilanden dat een goddelijke vis elk jaar uit de oceaan terugkeerde naar de warme Siciliaanse zee om er zich voort te planten. De mistral kondigde de komst van de tonijnkaravaan (carvana) aan, hun trek (corsa) naar het Middellandse-Zeegebied. Dit is het enige moment waarop tonijnen uit de oceaan samenkomen in scholen ; normaal zwemmen ze solo. De kubusvormige schoolformatie zoals Plutarchus ze in 50 voor Kristus beschreef zou de kans op de externe bevruchting van het ei vergroten. Wanneer de karavaan de Middellandse Zee bereikt na zo’n 150 mijl per dag te hebben afgelegd voegen de oudere golfitani zich bij de school. Golfitani zijn tonijnen die in de Middellandse Zee geboren zijn. Wanneer zij de vruchtbare leeftijd hebben bereikt (rond vier jaar), ondernemen zij aan het einde van de voortplantingstijd hun eerste tocht naar de Atlantische Oceaan.

Tienduizend jaar geleden moet de tonijn voor de inwoners van de Egadische eilanden echt een god hebben geleken de vis is immers reusachtig groot. Zijn naam zou zijn afgeleid van het Fenicische than en het Griekse thannin. Het betekent zoveel als : zilverkleurige, heel sterke dieren van grote afmetingen die kunnen sterven zonder te kermen (hoewel het volksgeloof vooral in de vorige eeuw wilde dat zij tijdens de mattanza onderdrukt, bijna onhoorbaar huilen). De vis werd echter bovenal als een god beschouwd omdat hij, door zichzelf te offeren, de mensen van de Egadische eilanden in staat stelde te overleven. Naarmate het aantal tonnare toenam, ontstond in Siciliƫ en in het Middellandse-Zeegebied in het algemeen een ware tonijnviskultuur. Er werden steeds grotere en ingewikkelder netten gemaakt en fabrieken opgezet om de vis te verwerken. In het zuidoostelijk deel van Siciliƫ, langs de kust van Portopalo, bijna recht tegenover het eiland Capo Passero, werden de oudste overblijfselen gevonden : een werkplaats uit de Griekse oudheid. De grootste en mooiste fabriek staat echter in Favignana. Zij werd gebouwd door de Siciliaanse ondernemers Florio naar plannen van Almeyda, een architekt uit Palermo. Tot 1983 was dit schitterende gebouw nog in gebruik als distributie- en verkoopcentrum voor tonijn. Hier sneden de vissers hun vangst de koppen af en haalden zij er de ingewanden uit hoewel dit toen al niet meer gebeurde in de bosco, dat deel van de fabriek waar de vissen met hun staart werden opgehangen alvorens te worden gekookt in enorme ketels.

Tot voor dertig jaar werd tonijn in blik nog verkocht met een verschillende kleurenkode, naargelang om welk stuk van de vis het ging : ventresca was het vlees afkomstig uit de zachte buikholte, tuna stond voor het ruggedeelte en tarantello voor vlees van de flanken en de staart. Doordat de kultuur al een eeuwenlange ontwikkeling had doorgemaakt, werd elk stuk van de tonijn benut : niet voor niets werd hij ook zeevarken genoemd. De zachte deeltjes die na de verwerking overbleven, liet men in grote containers (doorgaans kerkhoven genoemd) op de binnenplaats van de fabriek rotten in de zon. Dit leverde uiteindelijk een olie op die werd gebruikt in metaalgieterijen. Andere restprodukten werden aangewend als meststof voor de landbouw of om voedermeel te produceren.

De fabriek van Favignana ligt al jaren stil en fungeert nu als opslagplaats voor de netten en ander materieel van de tonnara. Hoewel dit materieel nog steeds wordt gebruikt, wordt er veel minder tonijn gevangen dan in de vorige eeuw. De rekordvangsten staan in de fabriek op de muur geschreven : in 1833 werden in totaal 6828 vissen gevangen ; vijftien jaar later waren dat er 4345. In 1850, het “laatste jaar van de Florio’s”, werden onder Rais Antonio Casubolo 10.159 vissen opgehaald uit dit gedeelte van de zee. “Rais” is een Arabisch woord voor grote baas, de man die beslist waar de netten moeten worden uitgegooid.

Het is belangrijk om weten dat niet alle tonnare identiek zijn. Afhankelijk van de periode waarin wordt gevist, worden ze onderverdeeld in tonnare di corsa en di ritorna.

Eerstgenoemde hebben plaats van april tot juni, wanneer de scholen aankomen uit de oceaan, en laatstgenoemde van juni tot augustus, wanneer de vissen terugkeren naar de Atlantische oceaan. Je hebt ook tonnare di posta (positie), waarbij een matroos over de val waakt en er zelfs wordt gevist als er maar weinig vissen zijn. Bij de tonnare monta e leva, tracht men zoveel mogelijk vissen bijeen te brengen vooraleer de netten in de dodenkamer worden getrokken en de slachting kan beginnen. De tonnara van Favignana is een tonnara di corsa en monta e leva. Dit is trouwens typisch voor West-SiciliĆ«. In het oostelijk deel van het eiland daarentegen, zoals in Portopalo, vist men doorgaans di ritorno en di posta. In 1989 hadden de vissers van Portopalo een vernuftig monitorsysteem in gebruik dat de netten via sensoren in verbinding stelde met camera’s, zodat kon worden gedetecteerd wanneer de vissen in de val zwommen.

In Favignana begint het werk rond de tonnara halverwege april. Vroeger was dat altijd de derde mei, volgens de kristelijke kalender de dag van de kruisvinding. De plaatselijke term voor het uitzetten van de netten is wellicht niet voor niets cruciari.

Er worden zo’n vijftien kilometer netten neergelaten in een zone die de Rais aangeeft. Ze worden zodanig opgesteld dat de tonijnen automatisch naar het isola (eiland) of naar de vaso (vaas) worden geleid. Een beschrijving van de werking van de tonnara vonden we in de Giornale di Sicilia van 18 mei 1892 : “De vaso van de tonnara is een groot parallellopipedum met een rechthoekige doorsnede. De bovenste boorden zijn gevormd uit dikke touwen gemaakt van hennep, kokosvezel of esparto. Zij worden drijvende gehouden met behulp van kurken en vastgemaakt met meerkabels die in alle richtingen worden uitgespreid en er zo voor zorgen dat de rechthoekige vorm behouden blijft. De netten die de wanden van de vaso vormen, gaan vanaf deze kabels recht naar de zeebodem. Aan de landzijde wordt een opening voorzien van 40 tot 70 meter. Dit is de mond van de tonnara. De gehele vaso van de tonnara wordt ingedeeld in een aantal grotere en kleinere kamers met behulp van vertikale netten die loodrecht staan op de hoofdas van de vaso. Elk van deze scheidingswanden vormt een deur die kan worden gesloten door de wand op te trekken en geopend door hem op de bodem te laten vallen. Via deze deuren worden de vissen van kamer naar kamer gedreven, tot ze uiteindelijk in de dodenkamer terechtkomen. Deze dodenkamer is de grootste van allemaal en bestaat uit een wiegvormig net : aan het begin zijn de mazen zeer breed, maar naar het uiteinde toe is het net gemaakt van hennep met zeer fijne mazen. “

De vaso van de tonnara onderging nauwelijks enige veranderingen van de negentiende eeuw tot nu. Alleen de pedale, het lange net waarlangs de vissen naar de vaso worden gedreven, is langer geworden. Dat is dan ook de enige modernizering die ooit werd doorgevoerd. Enkele minuten voor de slachting begint, laat de Rais een duiker naar beneden om de situatie in de dodenkamer te kontroleren. Hij moet vooral nagaan of er geen haaien tussen de tonijnen zitten, want haaien zijn piscu malu, kwade vissen.

Het half religieuze, half profane gebruik waarbij men de beeltenis van een heilige in Favignana een portret van San Francesco di Paola en een beeld van Sint-Antonius in het water liet zakken om de tonnara te zegenen wanneer de vissen er te lang over deden om in de vaso binnen te gaan, ging met de jaren verloren. De vissers hadden trouwens een sterke band met de kerk : voor het visseizoen begon, zegende een priester de chiurma (bemanning) van faratici (tonijnvissers), bijna alsof het om kruisvaarders ging. Paus Clemens VII bepaalde overigens in een pauselijke bul hoeveel tonijn moest worden afgestaan aan de kerken van Palermo. Hoe groot het sociaal en ekonomisch belang van de Siciliaanse tonnare in de voorbije eeuwen was, blijkt uit het edikt van de Hertog van Monteleone van 1524. Hierin werd bepaald dat “al wie aan de tonnare werkt… niet door zijn schuldeisers mag worden lastig gevallen van 10 april tot 20 juni. In die periode mogen deze mensen ook niet in de gevangenis worden opgesloten voor burgerlijke schulden, en indien zij zich reeds in de gevangenis bevinden, moeten zij worden vrijgelaten nadat zij een passende vorm van garantie hebben gegeven zich opnieuw aan te bieden na de periode van hulp. “

Iemand die aanzienlijke privileges genoot, vooral omdat de opbrengst van het vissen van hem afhing, was de Rais. In het verleden werden hem zelfs wonderbaarlijke krachten toegeschreven. Ook vandaag nog is het de Rais die zich twee keer per dag naar de vaso begeeft, in het gezelschap van twee capi bastarderi (de meest ervaren vissers) om de bewegingen van de vissen in de verschillende kamers te observeren door de glazen bodem van zijn boot. Zodra hij meent dat er voldoende tonijn in het net zit, deelt hij de tonijnvissers mee op welke dag de slachting zal plaatshebben.

Die ochtend, kort voor zonsopgang, trekken kleine sleepboten de witte boot van de Rais naar de vaso. Ze zijn vergezeld van acht grote, zwarte boten en twee vascelli (schepen van tweeĆ«ntwintig meter lang die elk tot 75 ton vis kunnen bevatten). Aan boord bevindt zich een honderdtal mannen. Zodra ze zich boven de tonnara bevinden, neemt een van de vascelli een positie in boven de “staart”, het laatste gedeelte van de dodenkamer. Aan beide flanken van dit grote schip, in een rechte hoek, nemen twee paar grote, zwarte boten hun positie in. Ze vormen aldus een vierhoek met een ontbrekende zijde.

De spanning stijgt. Het refrein van de cialoma, een traditioneel werklied van de Siciliaanse vissers, geeft het ritme aan van de bewegingen van de tonijnvissers. Het lied verschilt van tonnara tot tonnara. Het is vaak moeilijk te begrijpen, want het is het resultaat van verschillende tradities en talen. De cialomatore, wiens stem doet denken aan een Arabische muezzin, voert het gezang aan. De melodie zwelt aan naarmate de netten zwaarder worden.

Op aanwijzing van de Rais beweegt de vascello twee meter naar voor ; de man koƶrdineert de bewegingen van de tonijnvissers met fluitsignalen. Het schip kan lateraal bewegen doordat het is uitgerust met bepaalde remmen, de ritenute. Die worden bediend door twee matrozen die ook de tradimenti besturen, waardoor de boord van het net van de dodenkamer strak tegen de boot wordt gehouden om te voorkomen dat de vissen langs opzij kunnen ontsnappen.

Wanneer de tonijnen dat deel van het net bereiken waar de mazen fijner en het net zwaarder wordt, verandert het ritme van de cialoma. Dan sluit de tweede vascello de vierhoek af en roept de cialomatore : “Spara ‘a tunnina ! “, wat betekent “sla op de tonijn”. Dit is het signaal : de vissen worden aan de oppervlakte gehaald. Ze bevinden zich niet langer in hun natuurlijke omgeving en slaan wild met hun staart. Het witte schuim spat op uit de dodenkamer, die al gauw rood kleurt door het bloed van de tonijnen die elkaar doodslaan. Heel wat vissen zijn al na enkele minuten dood : door gebrek aan water of doordat zij verpletterd worden door de andere leden van de school. Sommige, vooral de grootste (die tot vijfhonderd kilo kunnen wegen), proberen wanhopig te ontsnappen. Zelfs wanneer zij zich al binnen de vascello bevinden, achter de vissers, blijven zij met hun scherpe, halve-maanvormige staarten zwiepen en verwonden daarmee de andere vissen. Het schouwspel is gruwelijk en fascinerend tegelijk. Het is een soort corrida in de zee zeer wreed, maar gerechtvaardigd als je bedenkt dat de vissen niet worden omgebracht voor de sport, maar om te overleven. Het is een eerlijk gevecht tussen de goddelijke vissen en de mens, die hen met behulp van een harpoen in de boot kiepert.

Veel minder gevaarlijk, maar steriel en koud, is het vissen met de tonnare volanti (mobiele tonnare). Hierbij wordt de carvana opgespoord in de oceaan, omsingeld met boten en worden de vissen gevangen met haken. Deze metode richt echter veel meer schade aan, omdat de school vaak uiteen wordt gejaagd en de corsa eindigt in zeeƫn waar de vissen zich onmogelijk kunnen voortplanten. Volgens wetenschappers is deze vistechniek samen met de watervervuiling verantwoordelijk voor de drastische terugval van het aantal tonijnen in de Middellandse Zee en bijgevolg ook voor de sluiting van de Siciliaanse fabrieken, die alleen renderen wanneer zij minstens tweeduizend vissen kunnen verwerken.

Favignana, de koningin van de tonnare, de schatkamer van een duizend jaar oude traditie, dreigt een toeristische attraktie te worden nu het zijn levendigste en oudste kulturele betekenis verliest. De Rais en de tonijnvissers verliezen hun heldenrol in een episch gevecht en worden in plaats daarvan akteurs in een pantomime met alle negatieve bijklanken van de Spaanse corrida. Het is dan ook te hopen dat het vissen op tonijn in de oceaan aan banden zal worden gelegd door een internationale overeenkomst. Als daarenboven ook de vervuiling van de zee langs de kusten van Siciliƫ wordt tegengegaan, wat reeds gedeeltelijk werd verwezenlijkt, zullen er opnieuw talrijke scholen tonijn naar de Middellandse Zee trekken. Het is de enige kans voor de tonijnvissers van Favignana, de laatste vertegenwoordigers van een trots ras, om hun waardigheid terug te vinden en te kunnen overleven.

De vissen bevinden zich niet langer in hun natuurlijke omgeving en slaan wild met hun staart. Het witte schuim spat op uit de dodenkamer.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content