De nieuwe rijken in Hongkong en andere grote steden van Oost-Azië zoeken geciviliseerde manieren om geld op te doen. En dat vinden ze in privé-clubs, zoals The China Club bijvoorbeeld.

Sus van Elzen / Foto’s Maria Fialho

Middenin Hongkong Central, tussen het zuilenrijke Legco-gebouw (het parlement) en de blauwe, messcherpe nieuwe toren van de Bank of China, staat het oude torengebouw van de bank eerbiedwaardig te wezen en oeroud, zoals alles wat hier meer dan vijftig jaar oud is. De glamour van Hongkong is hier in Central op z’n schitterendst, en van het terras op de vijftiende verdieping van het oude bankgebouw heb je een weergaloos uitzicht op Victoria Harbour en op het glas en staal van de duurste skyline ter wereld. Dat terras behoort bij The China Club, een privé-club die op de drie bovenste verdiepingen van de toren gevestigd is. Aangezien ze de dertigste juni 1991 openging, vierde ze haar zesde verjaardag uitgerekend op de dag van de Handover, toen Hongkong weer bij China ging horen. David Tang, de Hongkongse miljardair die de club stichtte, had die dag meteen maar uitgeroepen tot hét moment voor het modegevoelige publiek om op z’n Chinees gekleed te gaan. David Tang is immers ook Shanghai Tang, die driehonderd meter verderop een heel speciale Chinese klerenzaak heeft.

Met een eenmalige toetredingssom van rond het half miljoen en een lidgeld van goed vierduizend frank per maand is de club naar Europese smaak niet goedkoop maar de tijgerlanden van Oost-Azië en China zelf hebben de afgelopen twintig jaar een hele klasse gefortuneerde lieden geproduceerd die op dit soort bedragen niet afknappen. Vooral omdat er wat tegenover staat. Wie voor het eerst The China Club binnengaat, trekt z’n ogen open. De naam, de faam en het eerbiedwaardige gebouw wekken hoge verwachtingen, maar toch zijn de bruinrood gelambriseerde, omfloerste art-decoruimten een verrassing. Aan de muur hangt uitsluitend hedendaags werk van Chinese kunstenaar. Mao Zedong en zijn vrienden zijn goed vertegenwoordigd, vaak meer dan levensgroot, in een stijl die het magisch realisme van de officiële socialistische school nauwelijks parodieert. De grens tussen spot en goedgemutste affectiviteit is hier bijna niet waar te nemen, en met al zijn popartachtige brutaliteit zal de humor de goede smaak nooit geweld aandoen : dit is een ontmoetingsplaats waar deftige lieden moeten kunnen komen.

Verschillende lijnen en tendensen komen hier samen in de art-decozalen van de club (allemaal nieuw en speciaal voor de club ingericht, tot in de perfectie, in de stijl die we ?Oud-Shanghai? zullen noemen), en maken van deze drie verdiepingen in Hongkong een knooppunt met een bijna symbolische waarde.

Ten eerste zijn er de nieuwe rijken. Vooral de Hongkongers, en de laatste jaren steeds meer vasteland-Chinezen. Die staan zo langzamerhand voor een hele berg dollars, zonder dat ze de afgelopen veertig jaar hebben kunnen leren hoe die uit te geven. Yachts van minder dan tachtig voet worden gênant gevonden in de jachtclub van Hongkong ; taxfreeshops bieden alleen belachelijk dure exclusieve cognacmerken ; miljardairs zonder privé-jet vliegen op z’n minst in hun eigen helikopter rond. Waarom rijk zijn als je ’t niet mag laten zien ? Maar mettertijd is er een vaag verlangen ontstaan naar intelligentere, misschien geciviliseerdere manieren om geld op te doen. De mogelijkheden daartoe scheppen zonder dat het altijd roze en goudkleurige Rolls-Royces moeten zijn, daar wordt aan gewerkt. In privé-clubs als deze bijvoorbeeld.

Ook in de kunst. De permanente schilderijententoonstelling in de Club is een symptoom van iets breders. Van de golf moderne kunst die uit China aan het komen is op de eerste plaats. Dat is werk van schilders en beeldhouwers die nog maar sinds luttele jaren min of meer vrij zijn om uit te werken wat ze in hun hoofd hebben. Alles mag, behalve politiek en pornografie, en de jongste tijd lijkt een beetje pornografie ook weer te mogen. Hongkong wil een soort culturele brug zijn tussen Oost en West, zodat schilderijen hier op z’n minst als handelswaar serieus genomen worden. Maar ook de nostalgische verwijzing naar het Shanghai van de jaren dertig en veertig lijkt heel belangrijk. Het is een beeld, een stijl, een parfum meer dan wat anders, zeker in Shanghai zelf waar de gebouwen uit die tijd met hele woonblokken tegelijk gesloopt worden, maar waar toch de ansichtkaarten en fotoboeken over ?Oud-Shanghai? in de mode zijn. Shanghai de beruchte, de internationale, de westerse, met haar gangsters en hoeren en drugs, en haar industriëlen en bankiers, Europeanen, Amerikanen, joden, communisten Shanghai was in de geest van het China van toen de moderne, verdorven, westerse stad bij uitstek. Precies wat sindsdien Hongkong geworden is.

Zo staat te midden het glas en het staal de aankleding van de China Club (in authentieke art-decostijl genre Oud-Shanghai met oude Chinese meubels) op een verrassende manier voor jeugd. Dat was ook de bedoeling. De knusse club kwam er om een jonger en sneller alternatief te bieden voor die andere club in het gebouw aan de overkant van de straat : de oude Hong Kong Club wordt, binnen de strakke lijnen van glas en aluminium, steeds meer het domein van grijze Britse heren, meesters van een voorbije periode. Kraaknet gehouden, wordt ze stoffig.

En dat is meteen de Shanghai Tang-stijl waarmee de 40-jarige David Tang nog rijker hoopt te worden dan hem met de verkoop van havannasigaren al gelukt was. Hij liep school in Engeland, heeft een huis in Londen, en is een persoonlijke vriend van Lady Di en de hertogin van York. Hij heeft het monopolie voor de Asia-Pacific-region van de distributie van onder andere Davidoff-sigaren. De eerste winkel van wat de Shanghai Tang-keten zou moeten worden, biedt kleurrijke, vrolijke kleren. Ze zijn geïnspireerd op Chinese kleding van de jaren dertig en veertig, en doen al eens aan Kuifje denken in De blauwe lotus. De winkel is zoals de kleren en de club : art deco met een Shanghaise slag, een mengeling van echt antiek en geïnspireerde navolging in geel koper en groen glas, waarbij de nostalgie opwekkende lijnen van oude machines en antieke waterkranen gewetenloos worden uitgebuit. De bedoeling is hier een merk te lanceren, Shanghai Tang, van kleren en voorwerpen die in China gemaakt worden, en via deze winkels de wereld zullen veroveren. Om het effect van het naar goedkope rommel en snelle massaproductie riekende label made in China te ontwijken, werd beslist dat de voorwerpen bij Shanghai Tang (paraplu’s, asbakken, porseleinen vaatwerk, zilveren eetstokjes, theeserviezen, agenda’s, Rode-Legerhorloges, allemaal met het authentieke jaren dertig-parfum) het etiket made by Chinese moeten dragen. Ineens aanpikkend bij het opkomende nationalisme onder Chinezen en bij de Chinese mode elders. Shanghai zelf moet naar verluidt z’n eigen winkel krijgen.

The China Club heeft dit niet nodig. Het is een exclusieve, prachtig ingerichte gelegenheid met een Bosendorfer-piano en een uitstekend restaurant, met een bar en zaaltjes voor privé-banketten, en aandacht voor muziek en de kunsten. Hier komt het nieuwe Hongkong, in de Hong Kong Club, het oude Hongkong. Hier is zelfs op de vijftiende verdieping een pracht van een bibliotheek, met aanpalend terras. Ze herbergt meer dan vijfduizend boeken, een grote verzameling titels over China en de Chinezen. Dit is Oud-Shanghai op z’n best, waar Hongkong en Shanghai elkaar ontmoeten in verwonderde nostalgie rond boeken over China. Wat een gekke plaats om een miljardair te ontmoeten.

In bibliotheek, eetzaal en bar : Mao is alomtegenwoordig.

De art-deco-elementen zijn een verrassing. Aan de muren : ongecensureerd hedendaags werk van Chinese kunstenaars.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content