Of hij een tuin wou ontwerpen waarin kinderen kunnen spelen? Bloemenkunstenaar Daniël Ost zag het eerst niet zitten, maar het ludieke idee liet hem niet los.

De bewoners mogen wel zeggen dat ze een uitgesproken en originele smaak hebben. Eerst durfden ze het aan om een zestiende-eeuwse schuur uit te breiden met een hedendaagse aanbouw, ontworpen door architect Patrick Lefebure. Voor hun tuin deden ze een beroep op Jacques Wirtz.

In zijn typische stijl sloot hij de dertig hectare af met dikke, dicht bebladerde hagen die schuin worden gesnoeid. Hij voorzag de tuin ook van een fraaie, rechtlijnige waterpartij.

De tweede fase wilden de bewoners toevertrouwen aan Daniël Ost, wiens creatieve oeuvre ze al volgen sinds 1989, het jaar dat de eerste monografie over zijn vernieuwende bloemencreaties verscheen. Van boeketten naar tuinen is echter een grote stap, Ost wees de opdracht aanvankelijk af met het argument: “Ik teken toch geen tuinen?” Maar iets in hem aarzelde, zeker toen de bewoners uitweidden over hun droombeeld. Ze hadden het over een ludieke tuin die uitnodigt om je erin uit te leven, ze wilden ruimte creëren, perspectieven openen en vooral: de kinderen moesten erin kunnen ravotten. Dat laatste veegde de laatste twijfel weg en Ost hapte toe.

Met het idee van kinderen die zich amuseren met grote kussens, begon hij de grote buxuspartij te sculpteren. Zij lijkt uit de nieuwbouw te groeien, en almaar langer en dunner te worden, als de staart van een voorhistorische gigant. Vanaf de eerste verdieping bekeken, wint dat beeld nog aan kracht.

Maar Daniël Ost ging nog verder. Een thema dat alomtegenwoordig is in zijn bloemencomposities, de beweging, introduceerde hij in het tuinontwerp. Hij omzeilde de rechte lijnen van het gebouw en de waterpartij door ze te verbinden met gebogen vormen, of zoals hij het zelf liever noemt: organische vormen. Ook de buxuslijnen lijken met de losse hand gepenseeld en niet getrokken met een potlood en meetlat of met een passer. Het zijn net rupsen die hun sporen nalaten op het gazon, of golven die plots verstijven in de vrieskou.

De omtrek van de waterpartij werd bekleed met lood, waarvan de kleur mooi samengaat met het rode, Amerikaanse cederhout dat met de tijd grijzer wordt. Door een paar aanpassingen oogt het wateroppervlak ook minder strak en een beekje met beweeglijke contouren loopt tot midden in een aanplanting van achthonderd Japanse irissen, waarvan de bladeren ’s winters bedekt zijn met rijp.

De sensuele beplanting geeft de zuidkant een totaal ander gezicht dan de noordkant van de nieuwe woning. Daar domineren meer gestructureerde groene vormen en regelmatige, balkvormige hagen van diverse omvang en hoogte. Daniël Ost koos daarvoor Pyrus salicifolia ‘Pendula’ die er in de zomer uitziet als een gordijn van grijsgroene, lange, hangende bladeren. Zijn groei wordt zeer strak en methodisch geleid. Aan de voet van die balkvormige hagen staan – niet echt parallel -lage rolvormige buxushaagjes.

De kleuren van de schors of van de bladeren waren doorslaggevend bij de plantenkeuze, zodat de tuin in elk seizoen en onder al zijn vormen in dialoog zou blijven met de architectuur en vooral met de tinten van de cederhouten gevelbekleding. Zeker op sneeuw- en ijsdagen vertolkt de winter dat basisprincipe op meesterlijke wijze.

Tekst en foto’s Jean-Pierre Gabriel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content