België heeft zo zijn eigen stijl, wat architectuur en design betreft. Een tentoonstelling én een nieuw museum laten die zien, van art nouveau tot loft van vandaag.

Piet Swimberghe

D e goede en de slechte smaak, zo heet een fascinerende tentoonstelling over Belgische interieurs van de art nouveau tot nu. In 1930 organiseerde de Belgische Arbeiderspartij in het Paleis voor Schone Kunsten van Brussel een interieurtentoonstelling met dezelfde naam, in een poging om de moderne vormgeving te promoten. De meeste avant-gardeontwerpers waren destijds socialistisch gezind en wilden industrieel design produceren voor de massa. De samenstellers van de nieuwe versie vonden de oude tentoonstelling een boeiend uitgangspunt om het Belgische interieur van toen tot nu te exposeren. Zelfs het meubel dat destijds de affiche sierde, wordt weer getoond omdat het onlangs werd herontdekt door restaurateur Marc Hotermans.

De huidige tentoonstelling wordt op het getouw gezet door de Archieven van Moderne Architectuur (AAM) en de Stichting voor Architectuur, die beide gehuisvest zijn in de Kluisstraat in Elsene. Dit archief bestaat sinds 1968 en heeft een enorme collectie meubels, maquettes en ontwerpen van de tenoren van onze architectuur. Dit materiaal werd vooral gebruikt om tentoonstellingen te stofferen, maar nu krijgt de stichting een eigen museum dat tegelijk met de tentoonstelling wordt geopend. Het is een bijzonder gebouw: een voormalige vrijmetselaarsloge die ook in de Kluisstraat ligt en in 1934 opgetrokken werd naar de plannen van architect Fernand Bodson. Rechts van het gebouw bevinden zich kunstenaarsateliers, waar ook logebroeder Jan Cox, lid van Cobra, gewoond heeft. De tempel is goed bewaard, alles bleef zoals het was en het opvallendst is de mozaïekvloer van de hal, die versierd is met een kompas, een driehoek en een cirkel. Ook in de vergaderruimte zijn de oorspronkelijke glasramen, zuilen en beschilderingen nog aanwezig. Dit decor is op zichzelf beschouwd al een ommetje waard.

In de logetempel wordt het eerste deel van de tentoonstelling uitgestald: meubels en interieurs uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Hier vinden we onder meer de verschillende stromingen van de art nouveau en de invloed van de VS, Frankrijk, Nederland en Scandinavië op de Belgische ontwerpers van het interbellum. Een belangrijk onderwerp, want die invloed is onderschat. Veel van onze ontwerpers waren minder origineel dan we wel denken: ze namen veel ideeën over uit het buitenland. Voor het tweede deel van de tentoonstelling moeten we naar de overkant van de straat, naar de Stichting voor Architectuur. Dit gedeelte is samengesteld door Thierry Belenger en Marc Hotermans, ze brengen een selectie van naoorlogse ontwerpers en zochten daarvoor stukken uit de verzameling van de AAM en uit diverse privé-verzamelingen. Als restaurateur en verzamelaar weet Hotermans die goed te vinden: het is zeker dat hier bijzondere stukken te zien zijn. De selectie van deze heren getuigt van een persoonlijke visie: sommige namen worden met opzet vergeten, andere expres niet. Er wordt werk getoond van bijvoorbeeld Emile Veranneman, Ado Châle, Jules Wabbes, Christophe Gevers, Piet De Bruyne, Willy Van der Meeren, Claire Bataille en Pol Ibens. Belenger en Hotermans brengen geen ontwerpers die slechts kortstondig actief waren, maar ze verkozen designers met een lange, homogene carrière. Daarnaast worden in een aparte ruimte denkbeeldige modelappartementen gereconstrueerd uit 1950, 1975 en 2000 met materiaal uit privé-collecties. Er zal meubilair te zien zijn van Prouvé, Panton, Loewy, Kroll, Nouvel, Dixon en Arad. Deze appartementen zijn historische momentopnamen van volledige interieurs, met aangepaste kunst en gebruiksvoorwerpen, wat de tentoonstelling extra aantrekkelijk maakt voor liefhebbers van oud design en architectuur.

De tentoonstelling loopt van 7 mei tot 11 augustus (gesloten op maandag en feestdagen). Kluisstraat 55 en 86, 1050 Brussel. Info 02 649 86 65 of

www.aam.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content