Een Amerikaanse in Venetië
In afwachting van de volgende misdaadroman met de sympathieke commissaris Guido Brunetti in de hoofdrol verschijnt van Donna Leon een bundeltje dwarse columns. Ze leggen de ziel bloot van een stad die lang niet altijd ‘serenissima’ is. Weekend Knack mocht mee langs de pizzeria’s, pasticceria’s en eeuwenoude steegjes van het Venetië van de schrijfster.
Neem de Calle del Fumo, richting Santa Maria dei Miracoli.” Ze had het zo goed uitgelegd, Donna Leon, en toch moet ik hard zoeken naar het smalle steegje waar ze in een oud herenhuis een sfeervolle flat onder de pannen betrekt. Ik zucht, ik vervloek de kille, vochtige wind die door de kanalen blaast en me over glibberige bruggetjes duwt. Dit is het echte Venetië, van San Marco en de Rialtobrug gescheiden door een onzichtbare deur die toeristen zelden openen. Verlaten pleinen, kerken van een verrukkelijke, door de tijd aangevreten schoonheid. Ik word er warempel melancholisch van. Maar Donna Leon is in grote vorm. Haar ogen schitteren, haar wat verweerde wangen vertonen een gezonde blos. “Voor het eerst dit jaar uren in de tuin gewerkt, bij mijn buitenhuis in de Veneto. In de regen, maakt niks uit. Ha, planten zijn zoveel inschikkelijker dan woorden !”
Ik tref haar op het best mogelijke moment : de vorige dag heeft ze het manuscript van de nieuwste Commissario Brunetti-thriller ingeleverd, de achttiende in de reeks. Ze is opgelucht en uitgelaten, wil praten, praten, praten… Ook al omdat er met dit laatste boek iets vreemds aan de hand was. “Mijn boek is gekaapt door een van de personages, zoiets had ik nooit eerder meegemaakt. Over de Chinezen zou het gaan. Een bevriend notaris had me namelijk verteld dat twintig procent van de eigendommen die tegenwoordig in Venetië verkocht worden, in handen van Chinezen komen. Goed, ik deed daar wat opzoekwerk rond en begon te schrijven. Tot ik op een avond in de opera een prachtige jonge, blonde vrouw zag. Haar verschijning liet me niet meer los. Erger nog, ze wrong zich in mijn boek, kwam tijdens een etentje zomaar tegenover Commissario Brunetti zitten. De Chinezen ? Die konden hun biezen pakken. Met die mysterieuze vrouw in een sleutelrol werd het een totaal ander verhaal. Spannend, ook voor mij. About face zal de Engelse versie heten, wat naast de letterlijke betekenis ook ‘rechtsomkeer’ wil zeggen. Een titel met een dubbele bodem dus.”
Een ontmoeting met Donna Leon is een enigszins verwarrende ervaring : 65 is ze nu, een enorm belezen academica met een scherp verstand, een dito tong en een passie voor barokopera. Het geld dat ze met schrijven verdient, investeert ze grotendeels in opvoeringen en cd-opnames van het operagezelschap Il Complesso Barocco, dat ze leidt met een goede vriend, Alan Curtis. Als we samen naar aria’s van Händel luisteren, staan er tranen van ontroering in haar ogen. Daarnaast heeft ze de mimiek en motoriek van een balorige puber : schel fluitend om haar verwondering of verontwaardiging kracht bij te zetten, haar wangen bolblazend om de lucht op scheetachtige wijze te laten ontsnappen. Na een dagje samen stappen, lijkt een onwaardige oude dame worden me een aanlokkelijk vooruitzicht. Meer dan vijfentwintig jaar al woont Leon in Venetië en ze is er duidelijk helemaal ingeburgerd. Haar politieromans, die zich zonder uitzondering in de dogestad afspelen, verschijnen in een twintigtal talen en zijn ongemeen populair.
Toch heeft haar speurder Brunetti niets van een superman. Hij is een fijnbesnaarde intellectueel, gelukkig getrouwd met de temperamentvolle professor Paola en vader van twee knappe adolescenten. Een lekkerbek en een estheet bovendien : zo koestert hij een grote appreciatie voor signorina Elettra, de al even mooie als efficiënte secretaresse van zijn baas, zonder dat het evenwel ooit tot intimiteiten komt.
Als Leon op straat en in restaurants herkend wordt, is het bijna altijd door Duitstalige lezers ; twaalf van haar boeken werden door de ARD tot een succesvolle televisieserie verfilmd. Haar columns over het dagelijkse leven in Venetië verschenen eerder in het Zwitserse magazine Weltwoche.
U hebt een hekel aan lawaai, massatoerisme en sluikstorten, las ik op uw website. Waarom woont u dan uitgerekend in Venetië ?
Donna Leon : Ach, de charme van de imper-fectie (lacht). Nee serieus, toen ik hier 25 jaar geleden kwam wonen, was Venetië nog een aardig provinciestadje waar iedereen iedereen kende. Autovrij bovendien. Op veilige afstand van San Marco was het heel rustig wonen. Nu, autovrij is het nog steeds en waar ik woon, is het relatief stil. Maar het centrum is echt onleefbaar geworden. Massa’s toeristen, je komt er niet meer doorheen. Ik weet niet of ik hier nu nog zou komen wonen. Maar wat wil je, mijn leven is nu hier, ik heb hier zoveel vrienden. Voor hen vind ik het het ergst : zij wonen hier al hun hele leven, zij hebben deze stad zien veranderen van een plek die voor hen gebouwd was tot een die niet meer geïnteresseerd is in haar bewoners, sterker nog : die niet meer aan hun behoeften voldoet. Deze stad heeft nog maar één doel : het de toeristen naar hun zin maken. Neem nu die enorme cruiseschepen van zeven verdiepingen die bij San Basileo aanleggen. Vierduizend à vijfduizend passagiers tegelijk voeren ze aan, en soms liggen er zo drie naast elkaar. Zo’n hoop mensen produceert enorm veel afval, dat allemaal per boot afgevoerd moet worden. De vuilnismannen weten zich geen raad. En wij, de bewoners, betalen voor de ophaling van dat afval. En zolang ze hier liggen, laten die schepen hun motor draaien, voor de airco. Per schip is dat het equivalent van veertienduizend auto’s die hun motor laten draaien ! Die schepen verbruiken ook enorm veel drinkwater. Al bij al een enorme belasting voor het milieu. Natuurlijk zijn ze ook een belangrijke bron van inkomsten voor de stad, maar dat geld komt in de zakken van een beperkt aantal mensen terecht.
Corruptie is zowat het leidmotief in uw thrillers. Is het in Venetië erger dan elders ?
Niet erger dan in andere Italiaanse steden, veronderstel ik. Volgens la Repubblica is de maffia de derde grootste onderneming in dit land, met vorig jaar een omzet van 93 miljard euro. Dat is een hoop geld waarop geen belastingen betaald worden. En meer en meer opereert de maffia nu ook in het Noorden. Ik begrijp wel waarom mensen zich tot de maffia wenden. Soms is het hier een echt gekkenhuis. Onlangs liep ik over de Rialtobrug en de bloemenwinkel die daar altijd al vlak naast was, bleek ineens afgebroken. Nu, dat huis stond daar al zevenentachtig jaar illegaal, de eigenaar was zeventien jaar lang in een juridisch conflict verwikkeld om het te kunnen behouden. Kun je je dat voorstellen, een rechtszaak die zeventien jaar aansleept ? En dan verliest die man dat proces en wordt het gebouw met de grond gelijk gemaakt, van de ene dag op de andere. Ach, er gebeuren hier krankzinnige dingen.
Bestaat de kans dat Guido Brunetti zijn riante appartement verliest ? Als ik me niet vergis is dat ook illegaal gebouwd, bovenop een veel ouder gebouw ?
Als commissario heeft hij natuurlijk connecties. En zijn vrouw is de dochter van een van de rijkste mannen van het land, een graaf bovendien. Zo werkt dat hier. Ach, ik zou je verhalen kunnen vertellen…
Mensen komen u spontaan allerlei roddels vertellen, heb ik zelf al gemerkt. Is het moeilijk om te beslissen wat u in uw boeken zult gebruiken en wat niet ?
Nee, ik heb daar een simpele regel voor. Verhalen die ik maar uit één bron gehoord heb en die gemakkelijk tot een bepaalde persoon teruggevoerd kunnen worden, gebruik ik niet. Ik zou niet veel vrienden overhouden als ik dat zou doen. Ik zal een voorbeeld geven : in 1996 brandde de Venetiaanse opera La Fenice af. Voor de wederopbouw boden zich verschillende firma’s aan. Een bevriende bouwondernemer zag zijn plan geweigerd omdat alle bladzijden afgestempeld moesten zijn en op één bladzijde de stempel ontbrak. Het contract ging naar een ander bedrijf, terwijl hun plan eigenlijk niet aan de eisen voldeed. Een Duitse firma vocht dat aan en kreeg de opdracht, maar kijk, ter plekke slaagden ze er niet in genoeg arbeiders te ronselen om het project uit te voeren. Waardoor het contract opnieuw naar die eerste firma ging, waarvan ingewijden al van tevoren wisten dat ze het hoe dan ook zouden krijgen. Zulke dingen komen mensen me dus maar al te graag vertellen, maar ik gebruik de informatie alleen als ik er niemand mee in de problemen breng.
Ik wed dat u zich vaak verkneukelt bij het verwerken van inside-information.
Zo is het eigenlijk allemaal begonnen. In 1981 ging ik met een vriendin naar een voorstelling in La Fenice en we ergerden ons blauw aan de Duitse dirigent. “Laten we hem vermoorden”, zeiden we voor de grap. Dat heb ik dan ook gedaan, zij het op papier. Vijf maanden later lag Death in La Fenice (Dood van een maestro) in de boekenwinkels.
Uw boeken zijn in vele talen vertaald, maar niet in het Italiaans.
En dat zullen ze ook nooit worden. Het laatste wat ik wil, is beroemd zijn op de plek waar ik woon. Gisteren ging ik een boek bestellen in een winkel waar mijn boeken in de etalage liggen en de verkoper herkende mij niet eens. Geweldig toch ! Ach, ik heb zoveel mensen beroemd weten worden en het is echt nergens goed voor. De enige uitzondering is Cecilia Bartoli. De normaalste vrouw die ik ken, geen greintje diva-allures. Echt een heerlijk mens. Operazangers zijn hoe ook mijn grote idolen.
De columns in ‘Mijn Venetië’, zijn dat ideeën die u in uw thrillers niet kwijt kon ?
Het zijn meer momentopnamen, dingen die ik snel wil vertellen. Mijn laatste column voor de Süddeutsche Zeitung heet Scheisse. De strijd tegen hondenpoep woedt hier in volle hevigheid. Laatst zag ik drollen met een vlaggetje en pijltje met de tekst Il mio padrone (mijn baasje). Zeer geslaagd, vond ik. Een vriend van mij zag ook iets grappigs. Een dame in bontjas die ’s morgens vroeg haar troeteldier uitliet, zo’n vreselijk wit mormel dat prompt een hoop draaide op iemands stoep. Ging de deur open en verscheen een man in een keurig colbert die van de stront naar de hond en van de hond naar de vrouw staarde. “Is deze hond van u ?” vroeg hij beleefd, maar de vrouw ontkende heftig. Waarop de man het beest vastpakte, hem omdraaide en met zijn witte pels door de poep haalde. “Buongiorno”, zei hij vriendelijk, en verdween weer in zijn huis. Elke Venetiër die ik het verhaal vertel, begint spontaan te juichen. En je ziet ze denken : zou ik het lef hebben om zoiets te doen ?
De meeste speurders in thrillers zijn knorrige misantropen met een maagzweer en een miserabel liefdesleven. Commissario Brunetti is beschaafd, gelukkig getrouwd, heeft aardige kinderen.
Ja kijk, ik moet met die man leven, al achttien jaar lang. Zou jij graag met Wallander leven ? Een onfrisse vent, slecht gekleed, die te veel drinkt en zich bijna uitsluitend met hamburgers voedt. Ik mag er niet aan denken. Ik wilde een interessant mens om me heen hebben, simpatico, fatsoenlijk, intelligent en gevoelig. Met de jaren is hij wat gekneusd geraakt door wat hij allemaal heeft meegemaakt, een beetje triester en ook soberder in zijn levensstijl, maar absoluut niet cynischer.
Hij heeft ook een bijzonder hechte relatie met zijn vrouw. Is het niet een tikkeltje ironisch dat er een single nodig is om zo’n perfect paar te creëren ?
Welnee. Of je nu al lang getrouwd bent, of goede vrienden of ex-partners, het leuke is dat je op je gemak bent bij elkaar. Je hoeft je niet slimmer of charmanter voor te doen dan je bent. Guido en Paola zijn op het punt gekomen dat ze elkaar door en door kennen. Dat geeft hen macht over elkaar, ze zouden een vernietigingswapen kunnen inzetten, maar ze doen het niet. Ze kennen de limieten van hun relatie, de dingen die ongezegd moeten blijven. Mijn beste vriendin ken ik al meer dan vijftig jaar en we weten perfect van elkaar waar de gevoeligheden liggen. Maar we maken daar geen misbruik van omdat we elkaar te veel appreciëren en de vriendschap niet kapot willen maken.
Ik heb de indruk dat u een stuk radicaler bent dan Brunetti. Bent u bang om de lezers af te schrikken door meer van uw eigen opvattingen in uw thrillers te sluizen ?
Je vangt nu eenmaal meer vliegen met honing dan met azijn. Kijk, ik ben niet steil achterover gevallen van de film van Al Gore, ik was al veel langer begaan met het milieu. Ik weet nog precies hoe ik twaalf jaar geleden het ecologiethema in mijn thrillers heb geïntroduceerd. Brunetti staat onder de douche en zijn kinderen bonzen op de deur : “Hier is de waterpolitie. Niet langer dan vijf minuten onder de douche, pa.” En pa mopperen omdat z’n gezin hem verplicht om glazen flessen de tweeënnegentig treden naar het appartement op te zeulen. Later bekeert Brunetti’s assistent Vianello zich tot het groene gedachtegoed : een intelligente jongen, een rots in de branding. Door zijn invloed begint ook Brunetti meer aandacht te hebben voor de milieuproblematiek. De lezers willen geen sermoen, als je geloofwaardige personages heel geleidelijk bekeert tot een verantwoorder levensstijl, heeft dat veel meer effect. Het moeilijkst krijg je die boodschap in de VS verkocht. Ik weet niet of er daar stupid juice in het grondwater zit, maar het gros van de Amerikanen wil maar niet aanvaarden dat als we met zeven miljard mensen op deze planeet willen leven, we het allemaal met wat minder moeten doen. Wie zijn wij eigenlijk om tegen de Chinezen en Indiërs te zeggen : nee, jullie kunnen niet allemaal een auto hebben zoals wij ? Ik weet dat ik nu klink als een fanatica die in een katoenen boetekleed en blote voeten in sandalen met een spandoek op San Marco staat. Maar ik ben ervan overtuigd dat we op een gigantische ecologische ramp afstevenen als we onze levensstijl niet drastisch veranderen en onze industriële processen herdenken.
Dat klinkt als een doemscenario en toch bent u een vrolijk mens.
Ik weet het, het slaat nergens op. Ik lijd aan een syndroom dat het omgekeerde is van depressie : mensen die dwangmatig vrolijk zijn, tegen beter weten in. Het is zoals blauwe ogen hebben, het zit in de familie : mijn moeder was bijna altijd opgeruimd, mijn broer is ook zo. Richard Powers, een goede vriend van mij en de geniale schrijver van De dubbele helix van het verlangen en Het zingen van de tijd, is nu bezig aan een boek over dat syndroom. Natuurlijk ben ik ook wel eens verdrietig of ontgoocheld, maar het duurt nooit lang. Volgens mij wordt een mens veerkrachtiger door wat hij allemaal meemaakt. Maar ik ben een echte geluksvogel, geboren zonder een greintje ambitie. Alles hier (wijst naar haar sobere interieur met spaarzame, maar goedgekozen antieke meubelen en schilderijen) is me in de schoot gevallen. Lui ben ik niet, ik ben altijd bezig. Maar tot mijn vijftigste heb ik nooit vast werk gehad, van carrièreplanning gesproken. Ik zie het zo vaak om me heen : ambitie is een vloek, zeker als je van alles wilt, maar niet goed genoeg bent om het te bereiken. Veel mensen kunnen dat niet toegeven, het is altijd de schuld van iemand anders. Van dat soort sores heb ik dus nooit last gehad. Intellectueel kan ik niet anders dan toegeven dat de wereld een puinhoop is. Maar ik word er niet depressief van. Het enige wat ik kan doen is zo bewust mogelijk leven en de schade beperken. En voor de rest ? Have fun, dat is mijn motto.
Uit het lijstje met voor en tegens op uw website : wat hebt u tegen mannelijke academici van middelbare leeftijd ?
Dat zo’n profachtig type je, hoe verstandig, ervaren en belezen je als vrouw ook bent, altijd een tikkeltje neerbuigend behandelt : “Ik zal je eens uitleggen hoe de wereld in elkaar zit, meisje.” O wat haat ik dat ! (verontrustende mondscheet)
Ik begrijp wat je bedoelt. Laten we ze allemaal om zeep helpen, de betweters. Op papier, natuurlijk.
Tekst en foto’s Linda Asselbergs
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier