Hugo Symons (l.) is chef sport bij VTM.

Zoon Karl maakt programma’s

voor dezelfde zender.

“Mijn vader heeft de zin voor

initiatief en individualisme

onvoorwaardelijk aangemoedigd. “

JACKY HUYS

FOTO : LIEVE BLANCQUAERT

Hugo Symons : Ik heb vijf kinderen. Karl is de oudste. Hij heeft altijd veel gelezen, had ook een niet aflatende interesse voor de aktualiteit. Toen ik nog voor de sportdienst van de BRT werkte, vroeg hij me vaak of hij meemocht op reportage. Ik was vrij aktief : buiten mijn job hield ik me met toneel bezig, zodat mijn kinderen me eigenlijk niet vaak thuis hebben gezien. Vind ik dat jammer ? Ach, mijn filozofie is nogal simpel wat dat betreft : als kinderen klein zijn, hebben ze hoofdzakelijk de zorgen van de moeder nodig. Pas vanaf het moment dat ze dertien, veertien worden, hebben kinderen meer aan hun vader en de vader meer aan de kinderen.

Voor elk koppel is een eerste kind iets speciaals. Een eerste kleinkind eveneens. Maar bij ons is de biezondere belangstelling en bezorgdheid rond de eerste vrij snel weggeëbd door de komst van de tweede, Erik. Er zat maar vijftien maanden verschil tussen. Karl was hoe dan ook een ander kind. Erik was een echte sportfreak, Karl deed wel wat aan sport, maar eigenlijk een beetje met tegenzin : hij zat liever in zijn bureautje of hij ging in zijn bed liggen lezen. Karl is een buitenbeentje gebleven.

Lag het voor de hand dat hij in de televisiewereld zou terechtkomen ? Hij heeft in Leuven wel Pol en Soc geprobeerd, maar dat is hem niet gelukt. Ik herinner me nog heel gedetailleerd een avondlijk gesprek, dat tot een stuk in de nacht is uitgelopen, over de opgroeiende mens en hoe men moet omgaan met verantwoordelijkheid in het leven. Karl zal toen een jaar of zestien zijn geweest. Ik vind : je kan zeggen dat je geen zin hebt om te studeren, maar je moet je wel kunnen verdedigen in het leven. Ik heb er alle begrip voor dat kinderen in de puberteit iets opstandiger worden, maar het is altijd meegenomen als je ook in die omstandigheden merkt dat ze verder kijken dan hun neus lang is. En die nacht zei Karl, bijna plechtig, dat hij later nooit voor een baas zou werken, maar dat hij zijn eigen baas zou zijn. En het is hem gelukt : hij heeft een eigen bedrijfje. Hij was de enige van mijn kinderen die dat op die leeftijd al zo zeker wist.

Eerst dacht ik : Karl kiest de moeilijke weg. Maar naderhand, puttend uit mijn eigen ervaringen als zelfstandige en zijn karakter kennende, wist ik dat hij een goeie kans op slagen had. Karl is een koppigaard, een doordrijver : het kenmerk van de Symonsen. Toen ik einde ’76 de beslissing nam om bij de BRT weg te gaan, hoewel ik vastbenoemd was en mij dus eigenlijk niets meer kon gebeuren, heeft men mij zowel binnen als buiten mijn familie gek verklaard, maar die gebetenheid en gedrevenheid zit nu eenmaal in ons. En ik heb nog geen sekonde spijt gehad.

Dat Karl uiteindelijk televisie is gaan maken, zal vermoedelijk een beetje met mij te maken hebben gehad. Maar laat ik heel duidelijk stellen dat ik nooit één demarche heb gedaan in zijn voordeel. Dat was trouwens een van de dingen waar Karl heel erg op stond. Om de haverklap zei hij : “En bel nu niet naar die of die. ” Ik heb dat altijd gerespekteerd. En dat Karl aan de onderste sport van de ladder is begonnen, siert hem alleen maar. Vergeet niet dat hij eerst assistent-klankman was. Wacht eens, eigenlijk is hij begonnen met het nieuws te maken voor een kleine vrije radio in Leuven.

Ik heb Karl nooit in een bepaalde richting gedwongen. Mijn stelling is altijd geweest : wat mijn kinderen ook doen, ik hoop dat ze het goed doen én ik zal achter hen staan. Ik heb vaak tegen Karl gezegd : “Je moet proberen de beste te zijn in wat je doet. Dat je de beste misschien niet zult zijn, tot daar aan toe, maar je moet in elk geval de energie opbrengen om het te proberen. ” Nog zoiets wat ik m’n kinderen heb proberen bij te brengen : het is belangrijk in het leven te weten wat je kan, maar nog veel meer wat je niét kan. Het stemt mij dus niet per se gelukkig dat Karl televisie maakt, wel dat al mijn kinderen hun weg hebben gevonden.

Veel mensen zien alleen de glamour van de televisiewereld en vergeten dat het een keiharde business is. In mijn beginjaren, toen ik nog op het scherm kwam, heb ik het daar behoorlijk moeilijk mee gehad : de herkenbaarheid, het feit dat mensen je te pas en vooral te onpas op straat lastig vallen, de onregelmatige uren. Ik denk dat Karl daar makkelijker mee om kan dan ik. Hij heeft ook het voordeel dat hij werkt voor een ander publiek dan mensen die alleen in sport geïnteresseerd zijn. Maar goed, Karl staat met beide benen op de grond en laat zich het hoofd niet op hol brengen door roem.

Wij praten niet zo vaak over het vak. Ik bekijk natuurlijk al zijn programma’s : kritisch, zoals hij dat van me verwacht en zoals hij ons werk op VTM bekijkt. En daarna diskussiëren we er soms over : we gaan daarbij niets uit de weg. Een van de sterkste punten aan zijn reportages vind ik de montage : de manier waarop hij zijn materiaal uitstekend weet te verknippen en te verweven in een logisch gestruktureerd stramien. Karl kan overigens goed kritiek inkasseren. Denk ik toch.

Karl is een doorzetter. Koel in zijn werk, al mag je dat niet verwarren met ongevoelig. Droog, sec, maar als mens geen koele kikker. Hij is bijvoorbeeld gek op kinderen. Hij is nauwgezet, een man die zijn tijd neemt om te beslissen, maar die dan ook achter die beslissing blijft staan. Als hij iets in zijn hoofd heeft, gaat hij door muren. Raad geven ? Zeker niet wat zijn werk betreft. Maar als mens en als vader met ervaring ben je natuurlijk levenslang betrokken bij je kinderen en soms zeg ik dan wel eens : heb je daar ook aan gedacht ? Ik heb het idee dat hij dat van mij aanneemt.

Karl Symons : Mijn vader had twee zussen : eentje was ouder, eentje jonger. Hij is altijd een beetje verwend geweest, denk ik nu. Hij werd gekoesterd, vooral omdat hij op jonge leeftijd al talent vertoonde om toneel te spelen en de pipo uit te hangen op familiefeestjes. Hij stond erg graag in de belangstelling, hebben mijn grootouders me ooit verteld. Mijn ouders hadden een katoliek gezin : de kinderen bleven dus als het ware komen. En mijn vader hecht tot vandaag ontzettend veel belang aan de familiale katoliek-kristelijke waarden. Een voorbeeldje : het maakte niet uit hoelang hij had gewerkt, als hij niet in het buitenland was, stond hij erop ons goeie nacht te komen wensen. In het weekend of in vakanties maakte hij steevast tijd voor de kinderen. Hij werkte hard, maar hij deelde de vruchten van z’n arbeid met ons. Ik heb nog respekt voor die waarden, maar ik heb het katolicisme afgezworen.

Ik heb mij altijd een buitenbeentje gevoeld in het gezin. Dat betekent niet dat ik me er niet thuis voelde, maar ik had een zeer sterke individualistische drang in me. Ik was vroeger de enige die aan tafel diskussieerde : gesprekken, soms ruzies, die uren duurden. Mijn broers hielden zich toen meestal gedeisd. Eigenlijk leidde ik een vrij geïsoleerd leven in ons huis, met mijn boeken en mijn gitaar. In de vakanties ging ik werken, in de melkerij van Bierbeek, en dat vond mijn vader erg tof. Wij hadden geld genoeg thuis, maar wij hebben nooit veel drinkgeld gekregen : we waren bijna de paria’s van de klas, wat dat betreft. En dus gingen we vakantiejobs zoeken. Voor zakgeld. Mijn pa zei : “Gene zever, als je geld wil, moet je ervoor werken. ” En ik ben hem daar nog altijd dankbaar voor.

Ik vind dingen van mezelf in alle twee mijn ouders terug. Ik heb de impulsiviteit, de drang naar avontuur en de ondernemingszin van mijn vader. En zijn gevoeligheid : je zou het hem niet nageven, maar hij is erg broos. Ik ook : ik kan totaal van de kaart zijn. Toen mijn eerste grote liefde indertijd afbrak, ben ik daar maanden fysiek ziek van geweest. Als een vriend van mijn vader sterft, reageert hij ongelooflijk emotioneel. Mijn moeder is natuurlijk ook gevoelig, maar zij zoekt meer veiligheid, ze weigert risico’s te nemen, is heel plichtsbewust en heeft altijd het belang van studeren onderstreept. Ik ben een goeie mix van die twee.

Mijn vader is principieel, maar zeker niet stroef. Hij moet wel geregeld met zijn neus op de feiten gedrukt worden. Hij heeft ideeën en overtuigingen, van kindsbeen af, en wij respekteren dat maar je moet hem echt konfronteren met het feit dat anderen andere ideeën en overtuigingen kunnen hebben. Nu is Hugo overigens wel veranderd, sinds wij volwassen zijn geworden en het huis hebben verlaten. Zelfs in een mate die hij vroeger nooit voor mogelijk zou gehouden hebben. Hij is aanzienlijk toleranter geworden, sinds zijn zonen hem af en toe het vuur aan de schenen leggen. Laten we zeggen dat hij nu de geliefde patriarch is, terwijl hij vroeger de aanbeden, alleswetende vaderfiguur was.

Ik ben regelmatig meegegaan op reportage met mijn vader, tot ik zestien was. Zwemmen, motorcross, maakte niet uit, het ging mij niet zozeer om de sport, maar ik was toen al gefascineerd door het medium. We kwamen ergens aan en in die tijd was televisie nog een heilig huisje , de deuren gingen open, de rode loper werd uitgerold en mijn vader begon z’n cameraploeg te dirigeren : zalig. Die kommunikatie tussen het team : ze kwamen ’s middags mijn vader ophalen terwijl we nog aan tafel zaten en dan zei mijn vader, bijna met de mond vol, dat ze eerst nog wat binnen moesten komen. En dan dat mirakel waarbij men een gebeuren van twee uur terugbracht tot een item van twee minuten voor het journaal. Dat ging mijn petje ver te boven. En die passie is gebleven : toen anderen op zaterdagavond uitgingen, bleef ik thuis om naar “Echo” te kijken. Ik aanbad bij manier van spreken die televisiemakers van toen, die ik later als kollega’s opnieuw zou ontmoeten. Ik wist toen al zeker dat ik met televisie wou werken, ik twijfelde alleen of ik het aan zou kunnen.

Mijn vader zei vroeger wel eens : “Zegt wie ge zijt, als ge met iemand belt. ” Ik heb dat nooit ofte nimmer gedaan. Integendeel zelfs : ik verzweeg bij de BRTN in alle talen dat hij mijn vader was, ook al was hij toen naar VTM vertrokken. Meer nog : ik fulmineerde aanvankelijk vrolijk mee met de anderen tegen VTM. Ik had me laten vangen door het BRTN-elitarisme, dat nog steeds bestaat : op de BRTN lopen mensen rond die nog nooit naar VTM hebben gekeken, die zelfs het bestaan van Vilvoorde ontkennen. Uiteindelijk heb ik, gedeeltelijk uit onvrede met de BRTN, getekend bij VTM en pas nadat ik mijn handtekening heb geplaatst, heb ik het mijn vader verteld. Hij was blij. Dat heb ik altijd erg geapprecieerd in mijn vader : hij heeft de zin voor initiatief en individualisme in ons onvoorwaardelijk aangemoedigd. Hij staat honderd procent achter alles wat we doen. Ik was trouwens even gelukkig toen hij bij VTM ging werken : hij kreeg een nieuwe impuls, in zekere zin was het zijn “Nulpunt”, ja.

Mijn vader is een entertainer, iemand die van jongs af op de planken heeft gestaan. Ik heb dat nooit in me gehad : ik heb wel een tijdje in rockgroepjes gespeeld, maar dat ging nooit om op het podium staan, altijd om de muziek zelf. Ik herinner me dat hij indertijd genoot van zijn bekendheid, hij speelde daarin mee, hij was erg sociaal. Ik ben dat veel minder, ik ga me veel minder blootgeven, ook al omdat de tijdgeest helemaal veranderd is. Ik etaleer me nooit als Bekende Vlaming, nooit, terwijl mijn vader indertijd meteen doorhad dat mensen hem benaderden omdat ze hem kenden van het scherm. En hij gedroeg zich dan ook als BV. Wat kritiek betreft, reageert hij veel impulsiever, veel kwader dan ik.

Overbezorgd. Hugo en zijn zusters zijn altijd overbezorgd geweest. Wij moesten niet drie keer kijken om de straat over te steken, maar dertig keer. Hij liet ons later met de auto rijden, maar je voelde dat hij daartoe een drempel moest overschrijden. Vroeger was hij ongelooflijk konservatief : dat is hij vandaag veel minder. Een principiële vader, die in zijn principes zover zal gaan dat hij, bijvoorbeeld, nooit zal scheiden omdat hij gelooft in het sakrament van het huwelijk.

Maar aan de andere kant is hij dan toch begripvol genoeg om een eventuele scheiding van een van zijn kinderen te kunnen aanvaarden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content