De voetbalpassie van Raymond Goethals vertaalde zich in een kleurrijke en internationale trainerscarrière. Zoon Guy koos voor een hobby als scheidsrechter.

MARLEEN WYNANTS

FOTO : KRISTIEN BUYSE

Guy Goethals : Ik woon in Brussel, maar spreek niet zo folkloristisch als mijn vader. Ik heb niet de behoefte om altijd en overal Brussels te spreken, terwijl hij zich daar niets van aantrekt. Mijn vader is een passioneel man, ik sta meer met mijn voeten op de grond. Ik ben in het voetbal geboren, ik heb dat altijd tof gevonden, maar bekijk het niet als iets buitengewoons. Ik speelde bij de miniemen in Sint-Truiden, waar mijn vader trainer was. Toen ik rechten ging studeren, heb ik me ook op het veld juridischer georiënteerd en voor de rol van scheidsrechter gekozen. Een hobby die een hobby gebleven is. Dat is het grootste verschil met mijn vader : hij maakte destijds van zijn hobby zijn beroep. Hij werkte op het ministerie van Buitenlandse Zaken en toen hij trainer van de nationale ploeg kon worden, heeft hij zijn ontslag als ambtenaar gegeven. De kombinatie van die twee was te zwaar. Maar had hij die kans niet gekregen, dan was hij waarschijnlijk op het ministerie gebleven.

Mijn vader leeft met de bal. Hij staat ermee op, gaat ermee slapen. Ik ben altijd een beetje buitenstaander gebleven. Realistischer. Ik moet wel, het is er de laatste jaren voor een scheidsrechter niet makkelijker op geworden. Het voetbal is nu een commerciële zaak, een bedrijf dat moet renderen. En daar waar centen centraal staan, verdwijnen menselijke en sportieve aspekten. Nu is het zo dat een scheidsrechter louter op sportief vlak werkt en daar heeft blijkbaar niemand nog wat aan. Je gezag wordt altijd betwist, ook al beïnvloedt de financiële inzet je manier van fluiten absoluut niet. Voor een trainer ligt dat anders : de klub is zijn werkgever. Zijn gezag wordt vooral in vraag gesteld als de klub verliest. Uiteindelijk staan zowel mijn vader als ik aan veel kritiek bloot, maar we kunnen nogal goed relativeren. Als je dat niet kan, moet je thuisblijven.

We kijken wel totaal anders naar voetbal. Voor mij telt de toepassing van de spelregels. Hij moet als trainer een ploeg zo hoog mogelijk krijgen of behouden, liefst op nationaal én op Europees vlak. Zijn werk is dus anders geöriënteerd. We diskussiëren veel, maar botsen zelden. Hij blijft bij zijn standpunt, ik bij het mijne. Vierenzeventig jaar wordt hij en alhoewel hij al een jaar niet meer werkt, heeft hij nog niets aan uitbundigheid of impulsiviteit ingeboet. Ongeduldig ? Ach, hij zit altijd te “joepen” als het dat is wat je bedoelt. En hij rookt veel. Véél te veel. Ik ben rustiger. Véél te rustig, zegt hij altijd. Maar ik ben dan ook juridisch advizeur van het OCMW, mijn vader is een artiest. Dat charismatische heeft hij altijd gehad. En een zekere ijdelheid. Niet in die zin dat hij altijd in de spiegel zal kijken vooraleer hij buitenstapt, maar hij heeft een look, dat wel. In welke mate hij daar bewust aan werkt, weet ik niet. In ieder geval veel minder dan de meesten denken.

Marseille blijft zijn absolute hoogtepunt. Zijn persoonlijke folklore en die van Marseille erbij, dat klikte geweldig. Vooral zijn joviale, open manier van optreden werd daar entoesiast ontvangen. Hij praat ook veel. In Frankrijk, zeker in de Midi is dat meegenomen. Als de journalisten iets moesten hebben om in hun krant te zetten, dan belden ze hem. Raymond had altijd iets te vertellen. Maar ook in Bordeaux heeft hij destijds geweldig werk verricht. In Frankrijk ben ik hem telkens gaan opzoeken, in Sao Paolo niet, dat was me wat te ver. Nu is hij zogezegd altijd thuis, maar hij zit nog vaker in het buitenland dan ik. Voor kommentaar, voor interviews, op uitnodiging. Enfin, eens reiziger, altijd reiziger.

Als trainer was hij heel sterk op taktisch en psychologisch vlak. Over de toepassing van spelregels en reglementen wilde hij me wel eens om advies vragen. Logisch ook. Maar over taktiek zal hij met geen woord reppen, dat gebeurt allemaal daarboven, in zijn kop. Mijn vader heeft zijn eigen kijk op het voetbal. Hij geeft zijn mening over bepaalde fazen en ook over beslissingen van de scheidsrechter. Maar als je nooit scheidsrechter bent geweest, kan je je niet inbeelden hoe moeilijk sommige fazen zijn. Evenmin kan ik mij in de plaats van een trainer stellen. Als hij beslist om in de 75ste minuut iemand te vervangen en die wissel wordt door publiek en media bekritizeerd omdat de ploeg uiteindelijk toch niet gewonnen heeft, wel, dan is dat misschien jammer. Maar die beslissing kan je niet meer herroepen. Punt. Ik neem ook vaak beslissingen op één honderdste van een sekonde. Via televisie en video kan achteraf een faze ettelijke keren herhaald worden. En zelfs dan slaagt men er niet in tot een definitieve beslissing te komen. Terwijl dat van een scheidsrechter meteen verwacht wordt. Tijdens het spel en zonder replay.

Mijn vader is iemand met vaste gewoonten : opstaan om 10 uur, eten, gaan kaarten… In zijn werk heeft hij altijd een vaste struktuur gehad, misschien om zijn impulsiviteit wat af te remmen. Hij schreef ook enorm veel op, hij gebruikte veel papier voor alles wat moest gezegd of uitgelegd worden. Hij verloor niet snel dingen uit het oog. Nu hij iets ouder wordt, gebeurt dat wel eens. Vooral dingen die hij niet zo belangrijk vindt, afspraken met journalisten bijvoorbeeld. Pas op, hij heeft altijd veel respekt gehad voor de pers, maar dat begint stilaan bijzaak te worden voor hem. De situatie werd ook onhoudbaar. Er waren journalisten die om 10 uur ’s avonds nog belden of om 8 uur ’s morgens en dat had hij niet graag. Nu hebben we zelf een grens getrokken. Ik houd zijn agenda bij en dat loopt prima. Maar als ik hem bij mij thuis uitnodig, moet ik hem daar niet aan herinneren. Dat onthoudt hij zelf wel.

Raymond Goethals : Mijn zoon en ik zijn zeer verschillend van karakter. Vergeet niet, ik ben trainer, hij scheidsrechter. Ik ben een prof en hij is een amateur, ik werk en hij speelt. Dat is een verschil van dag en nacht. Hij wordt konstant uitgescholden voor “Vuile zwarte ! ” of “Dief ! ” en als de match gedaan is, krijgt hij niks, geen frank. Als ze naar mij “Goethals buiten ! ” of “Slechte trainer ! ” roepen, neemt dat niet weg dat ik op het einde van iedere maand langs de kassa passeer. Hij is misschien rustiger dan ik, maar wel iemand met een sterk karakter, een filozoof.

Voor hem blijft voetbal een hobby, hij verdient er niets mee. Onlangs moest hij Benfica – AC Milaan fluiten : 120.000 toeschouwers, een wedstrijd die miljoenen kost en hij mag daarvoor amper 5 tot 6000 frank onkosten aanrekenen. Kosten die hij ook effektief heeft ! En als hij ’s woensdags moet fluiten, dan moet hij op dinsdag vertrekken om pas op donderdag terug te komen. Dat zijn drie dagen, drie dagen die hij op zijn “feuille de congé” moet invullen. Zo heeft hij minstens vijf wedstrijden per jaar. Voor de vrouw met wie hij leeft, blijft er dus niet veel vakantie meer over.

Aan onze manier van leven kan je zien dat we familie zijn. Vrij serieus en korrekt in alles wat we doen. We zijn geen “fanfarons”, we zullen niet rap grote sier maken, daarin zitten we op dezelfde golflengte. Maar als het over voetbal gaat, is er geen vergelijking mogelijk. Ik heb meer temperament, dat komt door mijn stiel. Guy heeft gestudeerd, aan de universiteit. Hij is eigenlijk advokaat, maar geeft juridisch advies aan de gemeente. Op het voetbalveld doet hij hetzelfde. Hij fluit de grote matchen, de beste ploegen. Hij krijgt die niet toegewezen vanuit België, maar wel via de Uefa. Hij zal dus wel goed zijn zeker.

Ik ga nooit naar een match als hij moet fluiten. Wanneer ik geïnviteerd ben, moet ik wel, maar ik probeer dat te vermijden. Waarom ? Vanaf het moment dat ze in de tribunes mijn kop gezien hebben en Guy fluit of fluit niet, zit het erop. “Zeg Raymond, waarom fluit ‘m ? Waarom fluit ‘m niet ? ” Ze moeten niet op mij beginnen roepen. Nee, dan blijf ik liever thuis zitten kijken. Rechtstreeks, nooit nadien op de video, want dan ken ik de resultaten van de match en interesseert voetbal mij niet meer. Kalm ? Natuurlijk kan ik kalm blijven. Jajaja. Maar dan moet ik wel alleen zijn.

Guy studeerde heel goed. Toen hij zeventien was, heeft de direkteur van het ateneum gezegd dat hij klaar was voor de universiteit. Over zijn studies zal hij waarschijnlijk met geen woord gerept hebben, niet ? Hij is veel te bescheiden, niet zoals zijn vader… Afijn, hij speelde bij de jeugd in Sint-Truiden en sport zou dus iets worden voor in zijn vrije tijd. Dat kwam hem goed uit, want hij had blijkbaar toen al zijn zinnen op de arbitrage gezet. Zijn eerste match floot hij toen hij 17,5 was, wat erg jong is, want je moest 18 zijn om te mogen fluiten bij het jeugdvoetbal.

Zijn sterkste kant in arbitrage ? Hij is in het voetbal geboren. Hij ging met mij naar alle matchen in Sint-Truiden toen hij acht of negen was. Hij zat meestal al in de auto vóór ik achter het stuur kroop. Hij heeft altijd voetbal gekend, zelf voetbal gespeeld, alle scheidsrechters tien jaar bezig gezien en dan al mijn gediskussieer moeten aanhoren. “Allez, hij heeft dat niet gefloten ! Heeft hij dat nu niet gezien ? ” Dat speelde waarschijnlijk allemaal in zijn kop. Een goede arbiter moet weten wat voetbal is, moet het gespeeld hebben. Dat is zoals in elke stiel. Ook een trainer moet gespeeld hebben. Niet per se aan de top, want formidabele spelers kunnen miserabele trainers zijn. Maar je moet toch voeling hebben met het voetbal.

Vorig jaar zou hij in Amerika tijdens de wereldbeker fluiten. Maar hij werd geopereerd, verkeerde diagnose, twee maanden verlies en hup, hij lag eruit. Ik was daar niet goed van. Ik was verschrikkelijk slechtgezind omdat ze in februari al definitieve testen deden in Dallas. Toen zat hij nog onder de norm, maar in mei daarentegen stond hij klaar. Een maand voor de wereldbeker begon. En toch te laat om mee te doen. De voorzitter van de Fifa wilde er wel een Belg bij, maar ze konden niet wachten. Dikke zever. Ze kunnen altijd wachten. Guy zal daar niet lang wakker van gelegen hebben, ik wel. Ik ben iemand die altijd moet kunnen winnen. Zelfs als ik kaart, voor niets, dan wil ik nog winnen. Guy is anders, altijd heel kalm geweest, iemand met veel geduld. Dat is een voordeel voor een scheidsrechter natuurlijk, want een nerveuze scheidsrechter weet niet wanneer hij moet fluiten. Ik heb als trainer altijd met stress geleefd, altijd waren er spanningen : je moét winnen, je mag niet verliezen, je moét de eerste zijn, je moét een doelpunt maken op verplaatsing…

De situatie voor arbiters is een stuk moeilijker geworden : het voetbal is in krisis, van de recette kan niemand meer leven, want dat is maar 20 procent van de totale financiering. De rest is in handen van zakenmannen, van sponsors, van mensen dus die denken dat voetbal cijfers zijn. Ik heb in Marseille met Bernard Tapie gewerkt, niet echt de gemakkelijkste. Tapie dacht dat met geld alles te winnen viel. En ik er maar op hameren dat de dag waarop de bal niet wil binnengaan, hij misschien tegen de paal, tegen de voet of tegen zijn kop zou vliegen, maar niet in de goal. Dat kon hij niet begrijpen, dat we de beste waren en toch een match konden verliezen. De dag dat een klub niet meer wint, trekt dat soort mensen dus ook hun geld terug. Maar we hebben die klubs nodig. Zonder klubs, geen voetbal. De arbiter speelt daar geen grote rol in. Hij kijkt anders naar een match, winnen of verliezen heeft daar niets mee te maken. Als scheidsrechter verdien je niks en als er kritiek komt, gaat die eerst naar hem. Zo’n situatie is niets voor mij. Absoluut niet. Daar zit het fundamenteel verschil. Zoals ik al zei, Guy is een filozoof, ik ben dat niet. Ik ben stout : stamp tegen mijn voet en ik kom terug. Guy stapt gewoon verder.

Raymond Goethals :

Aan onze manier van leven

kan je zien dat we familie zijn.

Maar als het over voetbal gaat,

is er geen vergelijking mogelijk.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content