Duel
:: Reacties : jp.mulders@skynet.be
Vroeger was het beter”, zei E. “In honderd jaar tijd lieten in Frankrijk alleen al 40.000 mannen het leven bij een verloren duel. Ik wou dat het weer ingevoerd werd. Dan daagde ik mijn rivaal uit, bij dageraad, in een mistige dreef.” Mijn anders zo onberispelijk in het pak gestoken vriend zag er haveloos uit. Zijn krulhaar was plat en vettig op de plek waar zijn hoofd die nacht het kussen had geraakt. In zijn ogen gloeide het koortsige licht van de man die met spoken onder zijn bed slaapt. E. en ik waren elkaar tegengekomen op een herfstige straathoek. We warmden onze klamme zielen nu aan de gloed van een glas Zuid-Afrikaanse wijn.
“Wil jij mijn secondant zijn ?” drong hij aan. “De man die het wapen aanreikt en de stappen telt.”
“Zoals je weet is het duel door de grondwet verboden”, merkte ik droogjes op, verwijzend naar de jaren waarin we rechten hadden gestudeerd. “De winnaar mag als beloning jaren brommen in een cel.”
“Dan is het Amerikaanse duel misschien handiger”, overwoog E. Hij had zich blijkbaar al stevig gedocumenteerd over het onderwerp.
“Het Amerikaanse duel ?”
“Daarbij wordt er geloot. De verliezer moet zelfmoord plegen.”
“Shit ! Waarom zou je zoiets nu doen ?”
“Omdat ze mijn leven tot een hel heeft gemaakt”, zei hij grimmig. “Ze” bleek zijn buurmeisje, dat als een ervaren verkoopster van fata morgana’s een voet tussen de deur van zijn leven had geplant. “Een halfgodin van 27”, dagdroomde hij. “Strak in het vel als een olympische zwemkampioene. In drie weken tijd heeft ze mij compleet rond haar vinger gedraaid, mij alle hoeken van de slaapkamer getoond. Toen begon ze te twijfelen. Tussen mij en haar andere vriendje, waarmee ze al een paar jaar boven mij woont. Bij hem vindt ze rust, zegt ze, maar de seks is beter met mij. Ons appartement heeft nu iets van een ingewikkelde koekoeksklok. De ene ochtend steekt ze haar fraaie hoofdje bij hem naar buiten, de andere ochtend bij mij.”
Hij moest een slok wijn nemen voor hij verder kon. “De ellende is dat mijn bureau precies onder hun bed staat. Als ze bij hem slaapt, zit er alleen een dun laagje beton tussen ons. Nachtenlang zit ik rusteloos te luisteren. Alert op het zachtste zuchtje, nerveus door het minste gekraak van een springveer.”
“Jezelf zo folteren”, riep ik uit, en gooide er in één moeite een handvol beproefde gemeenplaatsen bovenop : “Dump die meid ! Laat haar niet met je voeten spelen. Ander en beter. Verhuis !”
“Ik héb al geprobeerd haar te dumpen”, pruttelde E. tegen. “Maar zodra ik mijn deur niet meer opendoe, begint ze mij met sms’jes te bestoken en wil ze mij terug. Ze heeft al eens een uur jankend voor mijn deur gelegen. Je moet wel van steen zijn om dan niet open te doen.”
E.’s toon deed me denken aan het deerniswekkende schepseltje Gollem uit de film The Lord of the Rings. ” My preciousss”, zijn koosnaam voor het machtige kleinood dat hij begeert en verafschuwt. Aantrekken en afstoten, dacht ik. Het oeroude spel. Vreemd, hoe mensen er blijven inlopen.
” Zij is niet de schuldige”, somberde E. “Het rottigste is dat dat andere vriendje zich niet als een vent gedraagt. Als ik hem in de gang tegenkom, glimlacht hij naar mij en zegt beleefd goeiedag. Hij wil haar zo graag, dat hij zelfs bereid is te delen. Geef me maar een macho die met mij op de vuist wil. Dan neemt een van ons de benen of blijft dood achter. Fight or flight, zo heeft de natuur dat geregeld. Duidelijk als een duel.”
” Jij moet een lijn trekken”, bezwoer ik E. tegen beter weten in. “Bijt desnoods, als een gewond dier, je poot af om je uit haar klem te bevrijden.” Wij mannen kunnen wat aflallen, als er een glas Schoone Gevel te veel door onze strot is gevloeid. E. knikte, even overtuigd als had ik hem voorgesteld alvast te gaan trainen voor het wereldkampioenschap hotdogs eten.
De lucht bleekte al af in het oosten toen we het etablissement verlieten, als had een onzichtbare hand aan de atmosfeer een krachtig oplosmiddel toegevoegd. “Wat is er mooier dan twee mannen in duel voor een vrouw ?” mijmerde E. met de romantiek van de dubbele tong. Twee vrouwen in duel voor een man misschien, opperde ik. Zwaard en schild tegen vangnet en drietand. E. lachte groen bij deze wreedaardige voorstelling die mij deed inzien dat ik dringend nood had aan mijn bed. Ze waren best amusant, de poelen der liefde, zolang je er zelf niet in verdronk. Hij zou zijn sores nog maanden met zich meetorsen.
“Sterkte”, mompelde ik mijn volgende gemeenplaats toen we bij alweer een doordeweekse straathoek afscheid namen. Door halfdonkere lanen en steegjes haastte ik mij naar huis. Toen het daglicht genadeloos toesloeg en de stad uit zijn coma ontwaakte, was ik al verzonken in een droomloze slaap.
JEAN-PAUL MULDERS
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier