Ierland beleeft een economische boom en in Dublin zijn de glazen en borden gevuld. Een voettocht langs bijzondere nieuwe hotels, restaurants met designerkoks, trendy bistro’s en moderne en swingende grand-cafés.

Over de gezelligheidsminnende Ieren zei men vroeger dat zij met het aangezicht naar de toog van hun bruine pub stonden en met de rug naar de toekomst. Die tijd is voorbij: de economische boom die vijf jaar terug op gang kwam, bezorgde Ierland de bijnaam Keltische tijger. Het voormalige ‘armenhuis van Europa’ veranderde zijn rustieke beeld in een imago met internationale uitstraling in zaken en kunst.

De suites van het drie jaar geleden heropende Clarence-hotel hebben alles om de groten der aarde te behagen. Er zijn riante terrassen met stoombaden. Daar, vanuit deze hoge, geprivilegieerde plaats, heeft men een panoramisch uitzicht over Dublin. Langs de skyline tekenen zich tientallen kranen af en in alle hoeken rijzen glaspaleizen op uit de grijszwarte huizenmassa. In Dublin wordt overal gebouwd. Die bouwkoorts doet denken aan het Berlijn van na de omwenteling. Het Clarence-hotel ligt in de levendige wijk Temple Bar, aan de oevers van de rivier Liffey.

Het hotel werd in 1852 gebouwd en enkele jaren terug naar de visie van twee leden van de rockgroep U2, Bono en The Edge, heringericht tot een persoonlijk ideaal van hoe een luxehotel hoort te zijn: intiem, stofloos, van deze tijd, eigenzinnig en efficiënt. Dit unieke hotel is tegelijk simpel en elegant, pretentieloos en luxueus.

Ieder van de 50 kamers en suites werd individueel hertekend en gedecoreerd in een palet van rijke, donkerrode en aardse tonen. De eiken meubels en comfortabele leren zetels werden speciaal ontworpen.

Restaurant The Tea Room is te vinden op het gelijkvloers van het hotel en heeft de ingang in de Essex Street. De eetzaal heeft een zes meter hoog plafond en hoge ramen, en doet vroeg in de avond aan een protestantse kerk denken. Om 22 uur is er geen plaats meer vrij en alom wordt uitgelaten getafeld. Je vergeet de grote ruimte en je wordt meegesleurd in de wervelende ambiance. Op de borden verschijnen verzorgde, mediterraan geïnspireerde bereidingen en hoewel de combinaties soms gedurfd zijn, smaken de gerechten goed, zelfs de zalm van de grill met chorizo, gepocheerde pakchoi, tomaten en limoenchutney. Chef-kok Michael Martin werkte bij de Roux brothers, Nico Ladenis en Pierre Koffman, drie beroemde koks uit Londen. In The Tea Room moet men rekenen op zo’n 2000 fr. voor een driegangenmaaltijd.

Café en chop house, Turk’s Head, ligt op een paar stappen van het Clarence-hotel. De toog, die als een slinger door het gelijkvloers kronkelt, maakt deel uit van het Gaudi-achtig decor. ’s Avonds laat is Turk’s Head een ankerplaats voor jonge mensen. Er wordt Guinness gedronken, pubfood gegeten en naar popmuziek uit de jaren ’60 geluisterd. Op dinsdagavond doet een buikdanseres al heupdraaiend de ronde.

Enkele huizen verder is The Front Lounge (kom je via de achterkant binnen dan heet het café The Back Lounge). Daar gaat men trapje op en trapje af van het ene vertrek naar het andere. Voor de decoratie werd gebruik gemaakt van afbraakmateriaal, zoals theaterbalcons en een manshoge urn in albast. Tijdens het lunchuur is The Front Lounge het rendez-vous van jonge advocaten en staan de mannetjes met hun confectiepakken keurig in de rij voor een hot special. ’s Avonds gaat het er in de Lounge bijzonder relaxed aan toe. Overwegend jonge mensen zakken comfortabel onderuit in sofa’s en fauteuils en babbelen erop los. Er klinkt rustige jazzmuziek. Het piekuur ligt tussen 21 en 22 uur.

Het Meeting House Square is een nieuw plein midden in Temple Bar. Op en rond het plein gebeurt vanalles: aan de ene kant is The gallery of photography. Daarnaast ligt The Irish Film Centre, waar men films projecteert op de zijmuur. Schuin tegenover het filmcentrum is een openluchtpodium met aan de overkant restaurant Eden. Het restaurant heeft een verwarmd terras en daar zit men op de eerste rij om het pleingebeuren te volgen. Eden neemt het gelijkvloers in van de Gaiety School of Acting en achter de ramen van de bovenste verdieping dansen en springen studenten. Het restaurant is schaamteloos in de mode en heeft een designinterieur dat menig keer werd gekopieerd. Ultra-modern, chic en simpel, zo ziet Eden er uit. De mozaïektegeltjes op de muren maken dat Eden ook een beetje op een gemeentelijk zwembad lijkt. Hangplanten brengen sfeer en er is een open keuken, waar de koks best eens mogen opruimen. De koks maken er een sport van om oude Ierse bereidingen terug boven te halen en te actualiseren. De voorkeur gaat naar producten die biologisch en op kleine schaal werden gekweekt.

Kuiert men verder door de gezellige wijk Temple Bar, dan komt men aan het nieuwe en moderne Morgan-hotel. De minimalistische inrichting van de 60 kamers is gemaakt voor mensen die eens iets anders willen en is bijna overal volledig wit. Op de bedden ligt wit Egyptisch katoen en de kasten zijn geschilderd in fosforescerende witte verf. Het ontbijt wordt in de kamers opgediend, en het dienblad en het Finse serviesgoed van Arabia zijn vanzelfsprekend ook wit.

De Liffey deelt Dublin van oost naar west in tweeën en vormt in zekere zin ook een sociale scheidslijn. Vanuit de modieuze wijk Temple Bar kan men, ongeveer ter hoogte van het Clarence-hotel, via een oude voetgangersbrug naar de andere kant van de rivier lopen. Daar, aan de Lower Ormond-kade, bevindt zich Zanzibar. Voor de deur staan ’s avonds twee breedgeschouderde bewakers. Zij hebben als taak rumoerig publiek buiten te houden. Achter de buitenwippers wacht een Arabisch sprookje: Zanzibar bestaat uit een grote, lange ruimte die schemerig wordt verlicht door Marokkaanse hanglampen. Tussen palmbomen staan hoge vaten waaruit Ali Baba ieder moment tevoorschijn kan komen. Aan het eind van de week komen hier zo’n 1500 mensen over de vloer om van de sfeer te genieten en om naar elkaar te kijken. Vanaf het balkon op de tussenverdieping heeft men vrij zicht over deze golvende mensenmassa. Vanaf 22 uur is er een dj, en er is plaats om te dansen. In Zanzibar zijn het publiek én de muziek aan de brave kant.

Wat verder op de kade ligt een pleintje. Net achter de hoek is grand-café Pravda. Ook hier wordt de deur bewaakt door twee kleerkasten van kerels. Binnen is het gezellig. Twintigers komen hier babbelen. Je kan kiezen uit verschillende zalen en verdiepingen. Boven de centrale bar is een half in het plafond verzonken onderzeeër gebouwd en op de muren zijn propagandistische Russische taferelen en leuzen geschilderd. Hoe later, hoe swingender het er in Pravda aan toe gaat. De eigenaar is een jonge ondernemer. Hij heeft tien pubs onder zijn beheer en bouwt momenteel het Morrisson-hotel, dat in maart zijn deuren opent (kosten: 20 miljoen Ierse pond).

Wat verderop is de groezelige Lower Abbey Street. Ook het daar gelegen, recent geopende café Life is van dezelfde groep. In de decoratie staat de goudvis centraal. Overdag komen in Life keurig geklede jonge zakenlieden. ’s Avonds gaat het er ontspannen aan toe, zelfs al komen er in de weekends tot 700 mensen over de vloer.

De volgende dag starten we op St. Stephen’s Green. Hoewel de gebouwen rond het parkplein uit vele perioden stammen, was St. Stephen’s Green hét centrum van het 18de-eeuwse Dublin. Nieuwkomer is het Fitzwilliam-hotel, een hedendaags luxehotel. Het designerhotel werd door Sir Terence Conran ontworpen voor mensen die zijn uitgekeken op de hotels van multinationale ketens. Het interieur is door de soberheid, de verdeling in grote vlakken en het gebruik van nobele materialen zoals steen en hout, een beetje zen. Er zijn dakkamers met een terras vanwaar men een paradijselijk uitzicht heeft over het park.

Conrad Gallagher is de vedette onder de Ierse koks (hij wordt ook wel ‘de James Joyce van de Ierse keuken’ genoemd). De 27-jarige superkok verhuisde zijn restaurant Peacock Alley (1 Michelinster) naar de eerste verdieping van het Fitzwilliam-hotel.

Conrad Gallagher heeft zijn haar kastanjerood geverfd en draagt een staartje in de nek. Hij kijkt beslissend en beweegt zich met keizerlijke pas. Zelf koken doet hij niet meer sinds hij drie restaurants onder zijn beheer heeft. Daar waar Conrad Gallagher verschijnt worden orders uitgedeeld. Hij is een aanhanger van de nieuwe-wereldkeuken en het goedkoopste hoofdgerecht van de spijskaart van Peacock Alley is een vegetarian casserole en die kost altijd nog meer dan 1000 fr.: de opening van de Ierse economie heeft ook zijn slechte gevolgen! Designerkoks vervingen de Irish stew door elegant ogende, snobistische bereidingen uit de nieuwe-wereldkeuken. Rogge en aardappelen maakten plaats voor populaire zonnige ingrediënten, zoals raketsla, aubergines, courgette, gedroogde tomaatjes en olijfolie. In de keuken van Peacock Alley dragen de koks grappige, zwartwitgeblokte koksbroeken en mutsjes. In verhouding wordt er veel geschikt en gestapeld en weinig gekookt. De in de hoogte opgebouwde gerechten zijn een plezier voor het oog. De smaken zitten wel eens verkeerd.

Vanuit St. Stephen’s Green loopt men Grafton Street in. Dit is de drukste winkelwandelstraat van Dublin. Aan de linkerkant bevindt zich Bewley’s, een koffie- en theewinkel met bijbehorende tearoom en restaurant. Bewley’s is over heel Ierland bekend vanwege zijn stijl en vriendelijke sfeer. Bewley’s heeft dan ook een rijke geschiedenis: het was de eerste firma die in 1840 het monopolie van de Oost-Indische Compagnie doorbrak en zelf thee begon in te voeren. Het historische huis waarin de winkel is ondergebracht, was vroeger de school waar de Duke of Wellington student was. Loopt men door de winkel naar het achterhuis dan komt men in diverse, warm gedecoreerde salons. De verschillende rooms geven uit op een centrale ruimte, waar het licht binnenvalt door glas-in-loodramen. De muren zijn bedekt met eiken lambriseringen en het haardvuur brandt. Overal hangt de warme geur van versgemalen koffie. Bewley’s is een plaats om mensen te ontmoeten en te ontspannen. Brendan Behan, Patrick Kavanagh en James Joyce gingen u voor. Het Ierse eten en het gebak is verzorgd en royaal. Specialiteiten zijn sticky buns, een soort kleverige kruidenbroodjes, en beef & Guinness stew.

Aan de andere kant van Grafton Street ligt de South Anne Street. Daar is de kaaswinkel van de broers Sheridans. Ben je op zoek naar eerste kwaliteit Ierse boerderijkaas, dan is dit het juiste adres. De Desmond-kaas uit Cork is zo groot als een wagenwiel; hij is in 1977 gemaakt van rauwe zomermelk en heeft een indringende smaak. De Cratloe Hills Gold is een schapenkaas, die onlangs op een wedstrijd in de prijzen viel, en Dorrian is een biodynamische en organische kaas.

Bailey is een drukbezocht grand-café met een fifties sfeertje. Er wordt Amerikaanse big-bandmuziek gedraaid en het is er prettig toeven. Je kan kiezen tussen een plaats aan de eet- en praattoog, lagere zitjes of een stoel op het verwarmde terras. De spijskaart is opgebouwd uit salades en Italiaans getinte maaltijdbroodjes, zoals bruschetta en ciabatta.

Wat verderop, in de deftige Dawson Street, ligt Café en Seine. Het is een van de eerste grand-cafés die afweken van de typische Ierse bruine-pubformule. Café en Seine is een grote, lange hal met een warm en sfeervol operadecor met empire en koloniale invloeden. Beschilderde plafonds, koperen lusters, grote spiegels en een monumentale toog zijn sfeerbepalend. Vooral onder het lunchuur heerst er een gezellige drukte. Mensen lopen af en aan, want als je iets wilt eten, moet je het zelf halen. Vooraan liggen de sandwiches en het gebak, achter in de zaal wordt warm eten aangeboden. Het zijn typische pubgerechten, zoals geroosterd varkensvlees met appelsaus of op houtskool geroosterde sirloin-steak in pepersaus.

Lloyds is modern en een beetje chic. De brasserie is gelegen in een kelder en ingericht in levendige kleuren. Het is een van de drie restaurants van superster Conrad Gallagher. Heel wat van de bezoekers komen op zijn naam af. Lloyds is vooral een avondrestaurant. Op de spijskaart staan bereidingen met mediterrane en Thaise invloeden en men herkent Gallaghers avontuurlijke stijl. Een specialiteit is gebraden zeeduivel met Zwitserse aardappelsalade, prinsessenboontjes en cabernetdressing. Een tweegangenmenu kost zo’n 650 fr., een driegangenmenu komt op 800 fr. Wil je à la carte eten, dan moet je rekenen op zo’n 1250 fr.

Het aristocratische Merrion-hotel bevindt zich in de Georgiaanse wijk, tegenover de regeringsgebouwen. Het hotel bestaat uit vier herenhuizen die recentelijk werden gerestaureerd. In het neoklassieke decor spelen wit marmer en stucwerk een belangrijke rol. Franse zilveren kandelaars, Belgische wandtapijten en Ierse schilderijen geven het Merrion de allure die ministers en staatslieden verwachten. In een van de herenhuizen is restaurant Patrick Guilbaud ondergebracht. Voor Michelin is dit het beste restaurant van Ierland en als beloning werden twee sterren uitgedeeld. Directie en personeel zijn Frans. Guillaume Lebrun is de chef-kok. Hij komt uit Bourge en is een echte kok die kookt in functie van de smaak. Hij omschrijft zijn keuken als een verlichte klassieke keuken en is geeftdriftig over Ierse vis, jakobsschelpdieren uit de baai van Bantry, en lammeren en herten uit Wicklow. Gevulde varkenspoot met broodpudding en boleten is een van de grote specialiteiten. Tijdens de lunch is het rustig en afficheert men een vriendelijk geprijsd zakenmenu (zo’n 1000 fr.). ’s Avonds is het altijd druk, wordt er à la carte gegeten en moet men rekenen op 3000 fr. per persoon. Het restaurant heeft een ruime en lichte eetzaal met terras dat uitgeeft op een rustige binnenplaats.

Restaurant One Pico van Eamonn O’Reilly is verbonden aan het Camden Hall Hotel. Het hotel ligt aan de andere kant van St. Stephen’s Green, heeft drie hotelsterren en 28 kamers, waarvan de goedkoopste 80 pond kosten. Het hotel en het restaurant zijn ondergebracht in een vroeger nonnenhuis. Aan de achterkant is een kerkje dat nu als feestzaal dienst doet. Aan het roer staan Jimmy en Eamonn O’Reilly. Jimmy ontvangt (zie foto) en Eamonn kookt. Omdat hij zo van raketsla houdt, wordt hij the king of rocket genoemd. Hij ging in de leer in grote hotels in Boston, Parijs en Casablanca en is een van de Ierse vertegenwoordigers van de nieuwe-wereldkeuken. Dat betekent dat zijn bereidingen avontuurlijk zijn samengesteld. Op de spijskaart treft men Aziatische, Caribische, Californische en Franse invloeden. Specialiteiten zijn pastrami van zalm met komkommernoedels, muntroom en saffraanaioli of tian van avocado met krab, curryroom en gekonfijte biet. Voor een maaltijd à la carte moet men zo’n 1250 fr. uittrekken.

Onderweg naar de luchthaven looft de taxichauffeur de huidige Ierse welvaart. Niemand hoeft nog arm te zijn, want er is werk voor eenieder die wil werken. Langs de weg staan eenvoudige rijtjeshuizen, die al snel zo’n 10 miljoen frank kosten. De opleving van de economie werkt immers in twee richtingen: wil men vandaag in Dublin wonen, dan betaalt men het dubbele van vijf jaar terug. Even buiten de stad ligt Ballymum. Dit betonnen getto werd 30 jaar geleden gebouwd. Hier verschuilen zich de mensen die geen actieve rol spelen in het economisch succes. De verveloze flatgebouwen zien er triest en verpauperd uit: als je maar lang genoeg werkloos bent, wordt alles te veel, zelfs het onderhoud van het overheidsflatje.

Deze reportage kwam tot stand met de medewerking van het Ierse Bureau voor Toerisme Bord Fàilte, de Beaulieulaan 25, bus 12, 1160 Brussel. Tel. (02) 673.99.40.

Pieter van Doveren / Foto’s Tony Le Duc

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content