DROMEN OP HET SPOOR
Een oud spoor langs de westkant van Brussel biedt kansen voor de toekomst. We fietsen met stadsgidsen van Brukselbinnenstebuiten langs het traject, en zien in onze verbeelding op verwilderde rangeerterreinen een nieuwe stad groeien. Groener, luchtiger, op mensenmaat.
We fietsen over de kasseien van de wat morsige en saaie Helihavenlaan, die in glanzender Expo 58-tijden leidde naar de intussen verdwenen helikopterhaven van Brussel. Het is een plek met een onvermoede historische betekenis, want nog vroeger liep hier de allereerste spoorweg van het Europese continent, van Brussel naar Mechelen. Een vervallen bareelwachtershuisje aan het kruispunt met de Antwerpsesteenweg herinnert nog aan die pioniersjaren.
Een oude spoorwegbrug over het kanaal Brussel-Willebroek is het beginpunt van het andere treintraject dat we vandaag zullen volgen : het westelijk ringspoor, dat zich hier net heeft afgetakt van het Noordstation, om dan in een ruime halve cirkel rond het centrum van Brussel te lopen, en ten slotte uit te komen bij het Zuidstation. De ooit drukke activiteit op en langs deze lijn is met de komst van de auto geleidelijk stilgevallen. Maar nu diezelfde auto zich steeds vaker vastrijdt, en de stad in een wolk van smog en fijn stof hult, doet het oude spoor weer dromen. Van een snel, licht en efficiënt stadsvervoer. Van nieuwe wijken en groenvoorzieningen die verrijzen op oude rangeerterreinen. Van economische en culturele activiteiten op verlaten industriële sites. En dat allemaal op nauwelijks tien minuten fietsen van de Grote Markt.
VERGETEN HOEK
“Neem nu dit plein, wat een potentie”, zegt Jeroen De Smet, de stadsgids van Brukselbinnenstebuiten die ons samen zijn collega Joris Sleebus rondleidt. We staan voor de kerk van Laken, waar zich een drukke verkeersader rond slingert, die hier uit tunnels weer aan de oppervlakte komt, en aan de andere kant verdwijnt richting A12. Jeroen : “Trek die tunnels door tot voorbij de kerk, bouw de gaten in de bebouwing toe zodat het plein weer een gesloten geheel wordt, zet die fontein daar opnieuw in het midden, waar ze oorspronkelijk stond, en je krijgt meteen een andere plek, een echt plein dat weer leeft, ademt. En dat meteen ook een ‘vergeten hoek’ van Laken, die nu geprangd zit tussen kanaal, stadsautostrade en koninklijk domein, weer verbindt met de rest van de gemeente.”
En de jongens van Bruksel zien het nog grootser : “Zie je die poort daar aan de overkant van het plein, in het hek voor het oude station van Laken ? Wel, maak in de tegenoverliggende muur, die van het koninklijk park, een soortgelijke poort, en je hebt meteen al een mooie symmetrische dwarsas.” Al is het hen daar niet in de eerste plaats om te doen. “De poort moet toegang geven tot een weg die Neder-Over-Heembeek, de meest geïsoleerde Brusselse gemeente, weer met de stad verbindt. Dwars het gigantische park van het paleis.” En voor mijn ogen transformeert zich de lawaaierige, chaotische plek tot een aangenaam plein gedomineerd door een grote kerk, en met een gerenoveerd stationsgebouw van waaruit treinen en trams, én parallelle fietspaden, voor snelle verbindingen met andere stadsdelen zorgen. Een toeristische trekpleister ook, met een nieuw ontsloten groenzone die jarenlang achter hoge paleismuren verborgen is geweest, met in de kerk de toch wel indrukwekkend koninklijke crypte, en erachter een van de mooiste begraafplaatsen van het land, waar zich unieke ondergrondse graf- galerijen bevinden.
PERSPECTIEVEN
Ook voor het nabijgelegen Bockstaelplein, aangelegd boven op een rangeerterrein, zien de twee grote mogelijkheden. Nu vormt het met zijn grote oppervlakte en chaotische verkeerssituatie een breuk. Het vergt immers enige koelbloedigheid om de overkant te bereiken, tussen het van overal aanstormende verkeer, de af en aan rijdende trams, en de geparkeerde auto’s.
Maar het zou ook een verbinding kunnen zijn. Jeroen : “Haal die parking van het plein en maak er een flaneerplek van. Valoriseer de mooie architectuur, en de fonteinen die je nu niet ziet tussen de auto’s. Verplaats het – lelijke ! – metrostation dat in een hoek verborgen zit naar het midden, en maak er een lichte, elegante, doorzichtige constructie van, met een tramhalte erbij. Verban de auto naar de periferie. Geef het geheel structuur door gaten in de bebouwing te dichten en door meer groen aan te planten. En maak anderzijds het zicht op het ringspoor, dat vroeger angstvallig verborgen werd, weer vrij, zodat je een weids perspectief krijgt. Er zijn zoveel mogelijkheden om ook hier iets prachtigs aan te leggen. Een ontmoetingsruimte in plaats van een plek waar je zo snel mogelijk weg wilt. Een plein dat weer een centrum wordt waaromheen zich nieuwe activiteiten ontwikkelen. De motor van de buurt.”
Een beetje verder komen we bij de afsplitsing van het westelijk ringspoor naar Turn en Taxis, het oude goederenstation van Brussel. Het uitzicht op de enorme terreinen en de negentiende-eeuwse spoorgebouwen is bepaald indrukwekkend. Ik verbaas me er weer over de vreemde stadsplanningkeuzes die men in Brussel al te vaak maakt : de Europese instellingen en het hst-station worden midden in dichtbevolkte wijken neergepoot, terwijl er elders perfect gelegen braakliggende gronden om ontwikkeling schreeuwen. Ruimtelijk ordening, het is niet echt iets waar wij Belgen in uitblinken.
Vroeger konden we het nochtans wel : negentiende-eeuwse urbanisten wisten vaak verbluffende perspectieven te creëren. Een van de mooiste van Brussel vind je op de Leopold II-laan, die van de basiliek van Koekelberg in een rechte lijn afdaalt naar het stadscentrum. Al moeten we om ervan te genieten op een behoorlijk krap vluchtheuveltje samendrommen. “Waarom trekken ze het Elisabethpark voor de basiliek niet gewoon een beetje verder door tot hier ?” vraagt Joris Sleebus zich af. “Het zou prachtig zijn om hier ongestoord te kunnen kijken en flaneren. Een serieuze meerwaarde voor het park en de hele buurt.” En wat dan met de auto’s die via deze weg stad in rijden, wil ik weten. Joris stampt op de grond. “Onder onze voeten lopen tunnels. Bijna een autostrade die recht het centrum binnenrijdt. Dat zal wel volstaan zeker ?”
STEENKOOLSTATION
We peddelen voort langs het ringspoor, waar heel af en toe nog een trein over rijdt, vooral met goederen, maar dat er voor de rest verlaten en verwilderd bij ligt. Joris Sleebus : “De spoorweg was vroeger een grens. De negentiende-eeuwse stad breidde zich uit tot hier, maar geraakte niet verder, over de hoge bermen of de brede terreinen. Vandaar dat de wijken aan de overkant meestal twintig tot dertig jaar jonger zijn. Zo lang duurde het voor de stad over de rails raakte.”
Het duidelijkst is dat in Molenbeek : aan de ene kant ligt het ‘Manchester van België’, met zijn smalle straten, oude ateliers en fabrieken, en uitgeleefde arbeidershuizen, aan de andere kant is alles veel opener, groener, de architectuur veelal twintigste-eeuws. Ertussenin ligt de oelestoese, het ‘steenkoolstation’, waar vooral steenkool en stookolie aangevoerd werden. Het terrein ligt er mistroostig bij, een overwoekerd sluikstort met enkele zwartgeblakerde loodsen die nog herinneren aan de activiteiten van vroeger. “Maar wat ooit een grens was, kan nu een verbinding worden”, zegt Joris. “Als je deze plek een culturele en commerciële invulling geeft, bijvoorbeeld, gemakkelijk toegankelijk vanuit oud en nieuw Molenbeek, dan zou er een heel nieuwe dynamiek ontstaan in beide stadsdelen. En zouden ze verbonden zijn door middel van een mooie openbare ruimte, in plaats van gescheiden door een woestenij. Het spoor kan in dat scenario dienen als stedelijk snelspoor. Waarom bijvoorbeeld geen treinen van de overbezette Noord-Zuidverbinding langs hier omleiden ? Veel goedkoper en efficiënter dan een nieuwe tunnel door het centrum graven, zoals sommigen nu suggereren. En bovendien worden deze dichtbevolkte wijken dan ook beter bediend.”
MOLENBEEK EN KUREGEM AAN HET WATER
Wat verderop is het grote, ruitvormige plein met daarop het mooie, sierlijke Weststation de nieuwe trots van Brussel. Een baken in de stad, en meteen een rustpunt ook, met zijn vele groen, speelhoekjes voor kinderen, en het nabijgelegen Marie-Josépark. Automobilisten die hier aankomen via de Ninoofsesteenweg, kunnen hun wagen ondergronds parkeren en met het openbaar vervoer of per fiets de binnenstad in trekken. Maar het spectaculairst blijft toch het uitzicht : het plein dat aan één kant in terrassen enkele tientallen meters afdaalt naar het kanaal. Gebouwen en begroeiing zijn hier met opzet laag gehouden, zodat je een ongehinderd uitzicht hebt op de vallei waarin Brussel-Stad ligt, en op Vorst, Sint-Gillis en Elsene tegen de heuvels aan de overkant. Een verbluffend stadpanorama.
U hebt nog nooit gehoord van deze schitterende plek ? Ze bestaat dan ook alleen in de verbeelding van mijn twee Brukselgidsen. De realiteit ziet er net een tikkeltje ruiger uit. Het Weststation, een prachtig staaltje van ‘sukkelarchitectuur’ volgens Joris Sleebus, staat zo ver mogelijk aan de kant geschoven, om het aanstormend verkeer van de Ninoofsesteenweg ruim de kans te geven zich wat verderop in de binnenstad klem te rijden. Het fameuze uitzicht is er wel, tenminste als je de moeite neemt om rond het enorme busdepot te rijden en een straat lager door het stalen hek tussen twee bedrijfsgebouwen te gaan kijken, waar je tussen een rommeltje van veelal verlaten gebouwen in de verte het kanaal kunt zien liggen.
Over dat kanaal wurmen zich ter hoogte van de Bergensesteenweg in Anderlecht een heel aantal wegen over één brug, om aan de overkant weer uit te waaieren in de stad. Hoog daarboven denderden in het verleden ook nog eens de treinen van het westelijk ringspoor, die hier een laatste keer stopten in het intussen gesloopte station van Kuregem, alvorens linksaf te draaien richting Zuidstation. “Wat weinigen weten, is dat vlakbij een veel rustiger stuk kanaal ligt,” zegt Joris, “een zogenaamde ‘zwaaikom’, een breder stuk waar de boten kunnen draaien. Daar zien wij het nieuwe station Kuregem Plage verrijzen, aan een plein dat van het spoorniveau zachtjes afhelt tot aan het water.”
Het nieuwe stationsplein zou wat ademruimte brengen in een niet al te geprivilegieerde omgeving, en meteen ook een verbinding zijn tussen de oude negentiende-eeuwse arbeiderswijken en het wat verderop gelegen industriegebied van Anderlecht. Maar Joris Sleebus ziet ook nieuwe industrieën zich vestigen langs spoor en kanaal : “In 1955 waren er in Brussel nog 150.000 jobs in de industrie, nu nog 30.000. Terwijl in de wijken hieromheen vooral laaggeschoolde migranten wonen. We moeten niet alleen kiezen voor wonen aan het water, hoe mooi ook, maar ook voor tewerkstelling.”
Langs het kanaal fiets ik terug naar huis, in Halle. Het hoofd gevuld met dromen van een mooier en leefbaarder Brussel, waar inwoners en bezoekers zich verplaatsen per fiets of lightrail, en waar de auto nog maar een bijrolletje speelt. Ik passeer onder de Ring. Het is nog geen drie uur, maar hoog boven mijn hoofd trekt de vrijdagavondspits zich al stilaan op gang. ?
WIE DEZE TOUR LANGS HET WESTELIJK RINGSPOOR ZELF WIL DOEN, KAN MEE MET BRUKSELBINNENSTEBUITEN OP ZATERDAG 6 JULI, VAN 14 TOT 17.30 UUR. INFO EN INSCHRIJVINGEN OP WWW.BRUKSELBINNENSTEBUITEN.BE. JE VINDT ER OOK NOG TIENTALLEN ANDERE ALTERNATIEVE STADSTOURS, TE VOET, PER FIETS OF MET DE BUS.
WE DEDEN DE TOCHT VANUIT HET NOORDSTATION OP EEN BLUE-BIKE, DE DEELFIETSEN DIE JE NU AL IN MEER DAN VEERTIG BELGISCHE STATIONS KUNT HUREN. INFO : WWW.BLUE-BIKE.BE.
DOOR JAN HAEVERANS & FOTO’S WOUTER VAN VAERENBERGH
“WAAROM GEEN TREINEN VAN DE OVERBEZETTE NOORD-ZUIDVERBINDING LANGS HIER OMLEIDEN ? VEEL GOEDKOPER DAN EEN NIEUWE TUNNEL GRAVEN”
“DE SPOORWEG WAS VROEGER EEN GRENS. VANDAAR DAT DE WIJKEN AAN DE OVERKANT MEESTAL TWINTIG TOT DERTIG JAAR JONGER ZIJN. ZO LANG DUURDE HET VOOR DE STAD OVER DE RAILS RAAKTE”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier