Donna Leon

Haast per ongeluk is Donna Leon op haar 50ste nog schrijfster geworden. Omdat ze een dirigent zo slecht vond dat ze hem wel kon vermoorden en het haar veiliger leek dat enkel op papier te doen. Het was het begin van een succesvolle reeks misdaadromans. Een exclusief interview.

C ommissario Guido Brunetti, de held uit de misdaadverhalen van Donna Leon, is geen gewone politieman. Hij verplaatst zich meestal in een bootje – net als Leon werkt en leeft hij tenslotte in Venetië -, hij leest Griekse klassiekers als Xenofoon, is gelukkig getrouwd en heeft twee kinderen. Bovendien doceert zijn vrouw Paola literatuur aan de universiteit en is zij de dochter van een rijke graaf die niet alleen in La Serenissima de nodige relaties heeft.

De zaken die de commissario moet behandelen zijn heel verscheiden. Van een milieuschandaal ( Dood in den vreemde) via snuff movies ( Salto Mortale) tot gesjoemel met kunst ( Acqua Alta). Een constante in het werk dat op zijn bureau belandt, is echter corruptie. Dat is ook weer het geval in Vriendendienst, Leons jongste roman die in het Nederlands is vertaald. Deze keer wordt Brunetti geconfronteerd met drugshandel, woekeraars en bedrog in het Venetiaanse kadaster. Een confrontatie die wel erg persoonlijk wordt: terwijl hij op een rustige zaterdagochtend zijn favoriete Xenofoon zit te lezen, krijgt hij zowaar te horen dat het appartement dat hij al jaren bewoont eigenlijk niet bestaat. Tijd voor actie.

Donna Leon: “Ik verzin niets als ik schrijf. Alles steunt op verhalen die ik in de krant heb gelezen en meer nog op wat mijn Italiaanse vrienden in Venetië allemaal vertellen. Zo is Dood in den vreemde gebaseerd op het verhaal van een tanker die met een of ander gevaarlijk goedje was geladen en geen enkele haven meer binnen mocht, zelfs niet in Afrika. Vroeger was die tanker al eens gesignaleerd in Venetië en hij kwam daar uiteindelijk terug. Tot hij plotseling was verdwenen, zomaar. Hebben ze hem opzettelijk doen zinken? Ligt hij ergens op de bodem van de Middellandse Zee? Niemand heeft er nog iets van gehoord. Nu moet je weten dat heel Italië vol chemicaliën zit die gewoon gedumpt zijn. Niet alleen Venetië. Dan ga ik mij vragen stellen en het is nogal logisch dat je bij hebzucht, geld en corruptie uitkomt. Macht ook, want daar draait het om.

Of Italië corrupter is dan een ander Europees land weet ik niet. Maar als ik mijn vrienden mag geloven, is het toch erg. Ik bekijk het een beetje als buitenstaander, ook al woon ik nu twintig jaar in Venetië. Als Amerikaanse leef ik niet binnen het systeem: ik heb geen last met ziekteverzekeringen, pensioenen, belastingen, al dat administratief gedoe. Eén keer ben ik misschien wel met corruptie in aanraking gekomen, anderhalf jaar geleden. Ik wou een huis kopen op het platteland, een kleine twee uur rijden van Venetië. Ik wou het erg graag hebben en zoiets merkt de verkoper natuurlijk. Ik heb hem toen vijf miljoen lire toegestopt. Heel discreet. Toen we afscheid namen, heb ik de envelop met het geld gewoon in zijn auto achtergelaten. En ja, ik heb het pand kunnen kopen.

Misschien was het zonder dat geld ook wel gelukt. Het is moeilijk te zeggen waar corruptie begint en eindigt. Neem het verhaal van de moeder die een donor zocht voor haar dochtertje. Het meisje had dringend een nier nodig. Geen te vinden in Italië, er was een lange wachtlijst. Ze is toen naar India getrokken en heeft daar een nier gekocht van een gezond kind. De moeder is natuurlijk gelukkig en haar dochter is gered. Maar aan de andere kant is het gruwelijk dat een mens een stuk van zijn eigen lichaam moet verkopen omdat hij straatarm is.

Dat soort morele problemen tracht ik ook in mijn boeken te verwerken en ik vermoed dat zoiets de lezers interesseert. Ik denk dat wat sociale kritiek best thuishoort in een misdaadverhaal. Veel mensen zoeken in zo’n roman wat ze in de werkelijkheid nog nauwelijks vinden: dat de misdadiger op een of andere manier gestraft wordt. Een soort rechtvaardigheid. En die moet niet altijd van de justitie komen. Gevangenisstraf is vaak minder erg voor een crimineel dan het verlies van iemand die hij liefheeft. Dat gebruik ik in mijn boeken.”

Was het van het begin af de bedoeling een reeks te schrijven?

Helemaal niet, het is eigenlijk begonnen als een grap. Een goede tien jaar geleden was ik in het Teatro La Fenice met een vriend, de dirigent Gabriele Effero. We hadden het over een Duitse dirigent die we zo slecht vonden dat we van plan waren hem te vermoorden. Ik suggereerde dat het veiliger was om hem in een misdaadroman aan zijn eind te laten komen. Zo ontstond Dood van een Maestro. Het manuscript kreeg een prijs in Japan en de Amerikaanse uitgever HarperCollins bood me een contract aan voor twee boeken. Ik was toen vijftig, was heel mijn leven met literatuur bezig geweest maar had zelf nooit een boek geschreven. Laat staan een misdaadroman. Ik had daar niet de minste ervaring mee en had alleen wat klassiekers gelezen. Wellicht had ik net zo goed een puur literaire roman kunnen schrijven, maar misschien is een misdaadroman wel iets gemakkelijker. Je hebt een min of meer vast stramien: er is een dader, een misdrijf, een verhaal. In het Engels is zopas de tiende roman uit, maar ik schrijf al aan de twaalfde.

De droom van elke uitgever ben ik, echt waar. Ik lever de tekst af nog voor de deadline, er moet nauwelijks iets veranderd worden aan het manuscript en ik werk spontaan naar pakweg iets meer dan 200 bladzijden toe. Eén keer ben ik boos geworden. Dat was op mijn Amerikaanse uitgever. Ik had een roman of zes gepubliceerd en er verscheen een pocketuitgave. Ik vond de cover aartslelijk. Mijn uitgever gaf me gelijk: ‘It’s shit’, zei hij. Hopeloos incompetent toch als iemand dat van zijn eigen product moet zeggen. Ik ben het daar dan afgestapt.

Uw hoofdfiguur, commissario Guido Brunetti, is wel heel bekwaam en aantrekkelijk. Staat hij symbool voor ‘de Italiaanse man’?

Helemaal niet, dan had ik wellicht Marcello Mastroianni als voorbeeld gekozen (lacht). Brunetti is vooral een eerlijke en rechtschapen man, maar dan ook weer niet overdreven. Hij wil in de eerste plaats overleven. Veel promotie zit er bij hem niet in, hij zal wel altijd commissario blijven. Zijn superieuren zien hem niet zo graag want ze vertrouwen hem niet helemaal, ze weten niet goed wat ze hebben aan zijn rechtschapenheid. Vooral zijn directe chef, de wat corrupte vice-questore Patta, heeft problemen met hem.

Brunetti staat natuurlijk sterk via zijn schoonvader, een rijke graaf met een pak vrienden. Hij maakt daar ook gebruik van, maar met mate. Het vreemde is dat Brunetti me steeds weer ontglipt. Hij is een eigen leven gaan leiden, net als zijn vrouw Paola. Ze hebben allebei wat van mij. Hun liefde voor een goed boek, het feit dat zij doceert aan de universiteit, haar opvattingen over politiek.

Alleen de kinderen heb ik echt in de hand. Ze zijn wellicht wat te braaf, dat is waar. Ik beschrijf een beetje mijn eigen jeugd in de jaren vijftig: we waren allemaal braaf toen, we deden wat we moesten doen. De kinderen zijn nu nog tieners, ze zitten rustig aan tafel, weten over drugs alleen maar iets van horen zeggen. In de volgende boeken zal daar wel verandering in komen. Ik denk dat het een rumoerige puberteit wordt.

Al uw verhalen spelen zich af in Venetië, de stad is alomtegenwoordig. Is het er goed leven?

Het is de enige plek die ik zo goed ken. Ik woon er nu al twintig jaar en ik hou er veel van. Ze is soms heel mooi, soms stinkt ze afschuwelijk. Zware misdaad is er niet, wat inbraken en een beroving nu en dan. Venetië is vooral een dorp waar de meeste mensen elkaar wel kennen, zeker van gezicht. Maar het is ook een heel zelfbewuste stad. Een dichteres die onlangs zelfmoord pleegde, vertelde me dat, mocht er geen brug zijn naar het vasteland, Europa een eiland zou zijn. Zo zien de Venetianen hun stad. Ik ken families die als hobby alle doges en de data van hun regeerperiode uit het hoofd leren. Velen zijn er trouwens fier op dat ze afstammelingen zijn van een of andere doge.

Dit is ook een plaats waar het allemaal om geld draait. Daar is een historische verklaring voor: Venetië is gebouwd door handelaars die eeuwenlang niets anders deden dan geld verdienen. Ze leefden daarvoor, maar ze hadden ook wel oog voor alles wat met kunst te maken had. Kunst die natuurlijk ook moest opbrengen.

Het is hier zo mooi dat veel toeristen denken dat de inwoners toch wel speciaal moeten zijn. Je hebt dat ook met mannen en vrouwen die erg mooi zijn. Dan denk je wel eens dat ze bijzonder zijn, of interessanter of intelligenter dan iemand die er gewoon uitziet. Daar is uiteraard niets van aan. De inwoners van Venetië sleuren met emmers water, betalen hun telefoonrekening en gaan naar de slager zoals iedereen. Brunetti houdt van de stad en ik laat hem dan ook door de straten, de steegjes en over de pleintjes wandelen. Een koffie drinken, of uit lunchen gaan, de vaporetto nemen.

Ik vind dat hij niet erg hard werkt. Hij drinkt graag wijn, neemt al de tijd voor zijn lunch. Gelukkig is er die charmante secretaresse, signorina Elettra. Ik wed dat het nog iets wordt tussen die twee.

Wedden van niet? Ik ken zelf het vervolg van de reeks niet, maar dat weet ik zeker. Het ligt voor de hand, Elettra en Brunetti. Als er sprake is van overspel, dan zal het van Paola komen. Je verwacht het veel minder van haar dan van Brunetti en in een roman moet er altijd iets verrassends zitten. Maar je hebt gelijk, Brunetti werkt om te leven, niet andersom. Elettra vind ik nog altijd een vondst van mij. Het is een fantastische vrouw en ze doet veel voor de commissario, terwijl ze eigenlijk de secretaresse is van Patta. Ze kan heel goed overweg met de computer en dat bespaart me heel wat uitleg. Elettra heeft het gevonden en daarmee uit. Ik hou er niet van het politiewerk van naaldje tot draadje te moeten uitleggen, dat interesseert me niet. Stel je voor dat ik een autopsie zou moeten bijwonen, een lever of een nier of een maag die uit een lichaam gehaald wordt. Bahà. Ik zou flauwvallen, net als Brunetti in een van de romans.

Doceert u nog Engelse literatuur aan de universiteit van Vicenza?

Ik ben er een goed jaar geleden mee gestopt. Ook al omdat ik het pendelen lastig begon te vinden. En dat is maar best ook, want ik begreep mijn studenten niet meer en zij wisten niet altijd waarover ik het had. Zeker niet als het over klassieke literatuur ging. Ik heb een doctoraalscriptie gemaakt over Jane Austen, ik hou van Charles Dickens en Henry James. Ik heb misschien wel vijftigduizend uren gelezen. Hoe je een correcte zin schrijft, weet ik en ik zie dat er ontzettend veel rommel wordt geschreven en, erger nog, wordt uitgegeven. Als je veel leest, wil dat nog niet zeggen dat je een goede schrijver zult worden, maar je kunt geen goede schrijver worden als je zelf niet veel gelezen hebt. Ik weet van mezelf dat ik geen grote literatuur schrijf, noem het ontspanning op niveau. Ik kan daarmee leven omdat ik voorbeelden heb die het wel kunnen. Om bij de misdaad te blijven: Ruth Rendell vind ik fantastisch, en John le Carré, Ross Macdonald, Patricia Highsmith, Steven Saylor.

Ik hou niet van expliciet geweld in boeken, hoewel ik nu en dan ook wel eens zondig. Dan denk ik steeds aan marsmannetjes die met hun ufo boven de aarde cirkelen en wezens zien die plezier vinden in het beschrijven van lichamelijk geweld en bloederige moorden op hun soortgenoten. Wat moeten die wel denken? Ik vind ook dat een schrijver zijn personages beter helemaal gekleed laat rondlopen. Ik zou niet graag naast iemand aan tafel zitten die uitgebreid over zijn of haar seksleven vertelt terwijl ik tracht te eten. Van een auteur die mij zoiets lapt terwijl ik in mijn eigen bed lig, moet ik niet hebben. Want het is precies in bed dat ik vaak lees. Over onaangename dingen die kinderen overkomen zal ik ook niet gemakkelijk schrijven. Maar voor de rest zijn er geen onderwerpen die ik vermijd. De kerk misschien. Ik wil het graag doen, maar Italiaanse vrienden hebben het mij afgeraden.

In Vriendendienst steekt u toch wel fijn de draak met de kerk? Ik denk aan de twee woekeraars die een heiligenprentje geven aan hun slachtoffers.

De twee woekeraars die ik beschrijf, bestaan echt. Ik heb niets moeten verzinnen. Ze lijken straatarm, dragen oude versleten kleren maar ze bezitten ik-weet-niet-hoeveel panden. Ze lenen geld aan mensen die het niet meer van de bank kunnen krijgen en ze vragen een interest die soms tussen de 20 en de 50 procent per maand ligt. Ze profiteren van iemand die echt in nood is. Telefoon hebben ze niet, ze zoeken hun klanten op straat. En ja, ze vinden dat ze mensen werkelijk helpen. De vrouw geeft aan het slachtoffer een prentje van de heilige Rita, die helpt in hopeloze situaties. Ik heb gehoord dat er wel meer van die woekeraars rondlopen in de stad, ook dat is Venetië.

Bent u zelf rijk?

Ja, ik verdien meer dan genoeg. Daarbij komt dat ik heel weinig nodig heb. Mijn auto is meer dan tien jaar oud en het appartement in de stad huur ik. Ik heb nu wel een huis gekocht op het platteland. Wat kan ik doen met nog meer geld? Mij een nieuw gezicht laten aansmeren? Of een paleis met twintig slaapkamers kopen? Waarom? Ik heb alles wat ik wil. Het was natuurlijk een hele verrassing dat het allemaal gebeurde toen ik al 50 was. Maar aan de andere kant ben ik er ook gelukkig om. Mocht ik een jaar of twintig geweest zijn, dan was ik misschien hebzuchtig geworden, of corrupt. Of was ik een beroemdheid geworden met veel kapsones.

Ik wil niet dat mijn verhalen in het Italiaans vertaald worden. Meestal zeg ik erbij dat ik niet de pretentie wil hebben de Italianen via mijn boeken te tonen hoe ze zijn. Ik ben hier te gast. Maar er is een veel persoonlijker reden: ik wil niet beroemd zijn. Ik wil in Venetië niet bekeken worden als de bekende schrijfster. De mensen gaan dan anders praten met jou, ze doen niet meer gewoon.

Daarbij komt dat ik het geld van die vertalingen niet nodig heb. Ik geef wel veel uit aan operatickets. Echt verslaafd ben ik aan opera’s uit de barokperiode. Waar je Handel kunt horen, daar ben ik: Zürich, Rotterdam, Londen, Genève. Vroeger was het meer Mozart, vandaar dat al mijn romans beginnen met een paar zinnetjes uit een opera van Mozart. (Begint te zingen uit Idomeneo: “Volgi intorno lo sguardo, o sire, e vedi qual strage orrenda nel tuo nobil regno, fa il crudo mostro” – Kijk om u heen, sire, en zie de afgrijselijke verwoesting die het wrede monster in uw nobele koninkrijk heeft aangericht.) Ik koop ook ontzettend veel cd’s.

Schrijven vind ik nog altijd heel leuk, het ontspant mij. Als ik er geen lol meer aan beleef, dan stop ik ermee. Ik ben telkens weer benieuwd waar Brunetti mij heen brengt. Niet dat ik hem graag zou ontmoeten. Het zou voor hem niet aangenaam zijn en voor mij evenmin want ik zou zeggen wat hij moet doen, hem raad geven. Ik heb liever dat hij zijn eigen leven leidt. Zo ben ik het gelukkigst.

Ook in mijn huis op het platteland voel ik me goed: ik werk graag in de tuin. Een paar dagen geleden kwam een buurvrouw mij een halve kar koeienmest cadeau doen. Ik was dolgelukkig met dat geschenk. Echt waar, gelukkiger bijna dan mocht ik de Nobelprijs voor de literatuur hebben gekregen.

In het Nederlands zijn de boeken van Donna Leon uitgegeven door De Boekerij. Vriedendienst verschijnt op 29 mei.

Fred Braeckman

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content