Piet Swimberghe

Kartonnen paardjes uit Brussel, trapauto’s uit Deinze en soldaatjes uit Luik. De Brusselse Halletoren exposeert ?Speelgoed made in Belgium?.

Piet Swimberghe

Verzamelaar-historicus Paul Herman heeft de Brusselse Hallepoort tot in de nok gevuld met poppen, wagentjes, soldaatjes en gezelschapsspellen. Honderden zijn het er, afkomstig uit tientallen ateliers. ?België wordt in bijna alle boeken over speelgoed verzwegen?, merkt Herman op. ?Zelfs veel verzamelaars denken dat alles uit Frankrijk en Duitsland komt. Niets daarvan, veel van het speelgoed waarmee wij hebben gerotzooid, is made in Belgium.? Tot in de jaren zestig verdienden duizenden Belgische arbeiders hun brood met speelgoed maken. Vandaag schiet van deze industrie niet veel meer over en wordt nagenoeg alle speeltuig ingevoerd. En wij vergaten hoeveel speelgoed ons landje ooit heeft voortgebracht.

Jarenlang speurde Herman naar de herkomst van dit speelgoed, een speurtocht die zijn neerslag vond in een pas verschenen naslagwerk over het onderwerp. Hij dook in archieven en oude kranten en diepte zelfs heel wat materiaal op uit de vorige eeuw. Er bestonden in ons land verschillende centra, waar speelgoed werd gemaakt. Deinze, bijvoorbeeld, had drie belangrijke ateliers : Torck, Swan en Périclès, die naast kinderwagens prachtige trapauto’s maakten. Brussel telde vele werkhuizen, waarvan één in de jaren dertig zelfs een voorloper van de Lego vervaardigde, de zogenaamde Batima-blokjes, gemaakt uit een soort bakeliet. De firma Veeck legde zich toe op de aanmaak van kartonnen paarden een Belgische specialiteit en trommels. Karton werd veel gebruikt voor speelgoed : het was goedkoop en gemakkelijk te verwerken. De speelgoedfabriek van Nazaire Beeusaert, ook al in Deinze, overspoelde de markt met soldaatjes, ridders, cowboys en indianen.

Aan de andere kant van de taalgrens was Bouillon een belangrijk centrum : La Ferronnerie Bouillonnaise legde zich toe op miniatuur kookgerei voor poppenhuizen, terwijl ook veel Waalse faiencefabrieken serviesgoed voor kinderen produceerden. Porseleinen poppen waren dan weer de specialiteit van de porseleinfabriek van Baudour, nabij Mons. In 1914 werden deze ateliers echter door de Duitsers vernietigd, die daarmee hun eigen speelgoedindustrie wilden bevoordelen.

Heel bijzonder is Hermans collectie speelgoed uit de Eerste Wereldoorlog, gemaakt door krijgsgevangenen en oorlogsinvaliden. Vanzelfsprekend vormden kartonnen soldaten, forten en loopgraven toen het belangrijkste onderwerp van de productie. De speelgoednijverheid was ook economisch gezien van grote betekenis, tijdens en na de oorlog. Vooral in het Luikse, waar de hoofddoelstelling van het bedrijf Jouet Liégois het scheppen van banen was. Tijdens het interbellum zorgden de grootwarenhuizen voor een ruimere verspreiding van het industriële speelgoed. Sommige ateliers werkten toen zelfs in opdracht van de Bon Marché en L’Innovation. Nieuwe bedrijven werden opgericht, zoals bijvoorbeeld Unica in Kortrijk dat zowat de grootste leverancier van papier-machépoppen werd.

Durso is nog zo’n klinkende naam : dit gietatelier, actief van 1938 tot 1979, maakte speelgoedfiguurtjes van carton-pierre, een mengsel van klei en karton. Het vereeuwigde de soldaten van Europa, Amerika en Afrika. Meest gezocht is het legerdefilé gemaakt naar aanleiding van de reis van koning Boudewijn in 1956 naar Congo : zowel de defilerende troepen als de toeschouwers de vorst mét zonnebril werden vereeuwigd.

En tot slot vermelden we ook de talrijke gezelschapsspellen ooit in ons land bedacht en gemaakt : wie herinnert zich niet het lottospel, in die schitterende rode doos ?

?Speelgoed, Made in Belgium?, tot 4 januari, in de Hallepoort, Brussel. Open : alle dagen, behalve op maandag, van 10 tot 17 uur. Het boek ?Speelgoed, Made in Belgium? van Paul Herman is uitgegeven bij Glénat, Brussel.

Van linksaf : een Unica-pop, het spel Wagen Race van Jouet belge, een vrachtwagen van Swan en een pagina uit de catalogus van Veeck.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content