Hoe oud het centrum ook oogt, elke gevel werd heropgebouwd. Diksmuide, een plek vol herinneringen, te klein als stad, te groot als dorp.

André Grosemans / Foto’s Jan Verlinde

Even schrik ik als ik door de Paxpoort stap. Het lijkt wel of de IJzertoren, 51 jaar nadat het monument voor de Vlaamse IJzerfrontsoldaten in de lucht werd geblazen, opnieuw gedynamiteerd is. Overal zie ik brokstukken liggen. Als ik een kraan in het oog krijg, wordt alles echter snel duidelijk : er wordt gewerkt aan het ?Memoriaal van de Vlaamse Ontvoogding?. Ook de nieuwe toren is voor een groot deel een werf. Ik wring mij naast een arbeider met een kruiwagen in de lift. Terwijl Louis Neefs uit een onzichtbaar luidsprekertje klinkt, zoeven we naar de 22ste verdieping. We staan nu zo’n 80 meter boven de zeespiegel en hebben een indrukwekkend uitzicht. Geoefende kijkers herkennen elke kuststad in de nevelige skyline. Door een ander raam tekenen de heuvelruggen van de Vlaamse Ardennen zich af. De hoogste glooiing is de Kemmelberg. Dichterbij kronkelt de IJzer. Zich niet bewust van de geschiedenis die zich hier heeft afgespeeld, peddelen kinderen voorbij in kajaks. En daar, dat kringetje dakpannen, dat is Diksmuide, de replica-stad. Totaal verwoest in de Grote Oorlog, is het centrum in de jaren ’20 naar historische voorbeelden weer opgebouwd. Hoe oud sommige gevels ook lijken, ze staan er nog geen 80 jaar. Op die manier is Diksmuide jonger dan je denkt.

Antoine Nuyttens, de coördinator van de gidsenwerking in Diksmuide, noemt zichzelf een ?aangespoelde Diksmuideling?. Dat belet de uit Ieper afkomstige rasverteller niet om chauvinistisch uit de hoek te komen. Het eerste wat hij aanhaalt, is dan ook dat Diksmuide met zijn 15.000 hectaren in oppervlakte de grootste gemeente van West-Vlaanderen is. ?Neen, Brugge kan het niet halen?, lacht hij smakelijk. ?Zelfs niet met het havengebied van Zeebrugge erbij. Maar we tellen hier wel slechts 15.000 inwoners, amper 100 per vierkante kilometer. En dat zijn er heel weinig.?

We staan op de Grote Markt. Het enorme plein maakt duidelijk dat Diksmuide in de hoogdagen van de lakenhandel een enorme bloei heeft gekend. ?Het is een van de grootste marktpleinen van het land?, beweert Antoine Nuyttens. Deze keer waagt hij zich niet aan vergelijkingen.

Volgens onze gids is Diksmuide ?te groot als dorp om een dorp te zijn en te klein als stad om een stad te zijn?. Haast onopgemerkt plaatst hij het statement in de ontstaansgeschiedenis van de plaats. De eerste vermelding van de naam dateert uit de 11de eeuw. Dicasmutha stond toen voor ?monding van de dijk?, een verwijzing naar het feit dat Diksmuide op een landtong in de IJzerkreek ligt. Antoine Nuyttens zwaait zijn arm uit : ?Maar alles wat je hier nu ziet, is nieuw. Het oudste gebouw staat op de hoek van het plein. Het is gebouwd in 1919.? Met een timing-gevoel waarop veel cabaretiers jaloers kunnen zijn, wacht hij even. Dan maakt hij zijn zin pas af : ?En het was natuurlijk een café.? De vele bouwvakkers die hier na de Eerste Wereldoorlog aan het werk waren, konden er hun dorst lessen. Geen muur in het stadscentrum was toen nog hoger dan een halve meter. Onder leiding van de Brugse architect Jozef Viérin werd begonnen aan de wederopbouw. Na lange discussies werd uiteindelijk gekozen voor een soort reconstructie. Viérin wilde de Grote Markt de glorie uit de 17de eeuw geven. ?En hij is er vrij goed in geslaagd?, vindt Antoine. ?Het is een prachtig totaalbeeld geworden. We noemen dit Vlaamse renaissance, maar er zitten ook veel andere stijlen in.?

Tot mijn verbazing hoor ik dat het marktplein niet beschermd is. ?Echt naar je eigen zin breken en bouwen, kan echter niet?, stelt onze gids me gerust. ?Je moet je houden aan de voorschriften die in een gemeentelijk reglement staan. En gelukkig ziet iedereen in dat dit uitzicht bewaard moet worden.?

Alle gevels op het plein zijn opgetrokken uit gele bakstenen. ?Die zijn tijdens de wederopbouw ter plaatse gemaakt van klei uit de IJzerstreek. De gebruikte aarde was relatief jong, wat die typische kleur heeft opgeleverd. De stenen zijn wel niet allemaal van de beste kwaliteit. Soms zitten er granaatscherven in. En ze zijn zeer poreus, weten de eigenaars die ze hebben laten zandstralen. Het stadhuis is een uitzondering. Dat is opgetrokken in een hardere steen die uit de buurt van Oostende komt.?

Het stadhuis zoals alles een product van de wederopbouwarchitectuur werd in 1428 als schepenhuus gebouwd. In de loop der eeuwen werd er herhaaldelijk een vleugel gesloopt of bijgebouwd. Vóór 1914 was het stadhuis neogotisch en veel hoger. Na de oorlog hebben ze het wat lager heropgebouwd om wat meer van de Sint-Niklaaskerk te laten zien. Het godshuis dateert eigenlijk uit de 14de eeuw, maar is nu nog jonger dan de gebouwen in de buurt. Gereconstrueerd na de Eerste Wereldoorlog leed de kerk opnieuw aanzienlijke schade tijdens de Tweede Wereldoorlog. Wat er nu staat, is dus eigenlijk al de tweede kopie. De foto’s die binnen tegen enkele pilaren prijken, tonen hoe het gebouw met de grond was gelijkgemaakt. Antoine Nuyttens noemt het nu een ?naakte? kerk : ?Ik moet de toeristen altijd laten zien wat er hééft gestaan en hééft gehangen. Prachtig moet het zogenaamde stenen kantwerk van het doksaal zijn geweest. Daar hebben we nog slechts wat brokstukken, enkele foto’s en een schilderij van. Hier stond ook een van de weinige sacramentstorens van ons land.?

Op de Grote Markt staan twee standbeelden. Generaal Alphonse Jacques de Dixmude heeft een centrale plaats gekregen. Een wel erg prominente plek voor een Franstalige in Diksmuide. De militair, die op het einde van vorige eeuw in Congo actief was, leidde tijdens de Eerste Wereldoorlog het 12de Linieregiment dat Diksmuide verdedigde.

Een pleinhoekje is gereserveerd voor ’t Manneke uit de Mane. Onder die naam publiceerde De Swighenden Eede vanaf 1881 een volksalmanak. Hoofdredacteur was pastoor Alfons van Hee. ?Die kon zijn flamingantisch gedachtengoed kennelijk niet kwijt op de kansel?, is de analyse van onze gids. Met de dood van pastoor Van Hee stierf ook zijn almanak. Later werd de draad echter weer opgenomen en sedert 1964 verschijnt ’t Manneke uit de Mane weer elk jaar onder impuls van een orde die een berek houdt en verdienstelijke Vlamingen met het zwaard of de kotteraar tot ridder slaat.

?Hoe dat Manneke hier een standbeeld heeft gekregen ? De Heer is’t wijs?, zegt Antoine Nuyttens in een sappig taaltje dat wel uit de volksalmanak lijkt geplukt. ?Pastoor Van Hee had niets met Diksmuide te maken. Waarschijnlijk zit onze burgemeester er voor iets tussen. Hij zetelt in de ridderorde van ’t Manneke.?

Ik blader in de 75ste editie van die ?volksalmanak voor Vlaanderen?. Even krijg ik de indruk de voorloper van HT&D in handen te hebben. Er staan grappen in en wat rijmelarij, maar je kan er ook uit leren dat op 17 oktober het naamfeest van de heilige Ignatius van Antiochië wordt gevierd en dat het op maandag markt is in het Frans-Vlaamse Sint-Winoksbergen. Ook aan weersvoorspellingen waagt ’t Manneke uit de Mane zich. Als we hem mogen geloven, zal het op 10 augustus, als de Knack-zomerhappening Diksmuide aandoet, opklaren na enkele dagen van donkere wolken en regenvlagen.

Van al dat praten hebben we een droge keel gekregen. We zoeken een plaatsje op het terras van hotel De Vrede, een wel erg toepasselijke naam in deze regio. We laten ons een Oerbier serveren, met de gekende boter van Diksmuide een van de vele delicatessen die men hier fijnproevers kan aanbieden. De enigszins zure smaak die ik in de mond krijg, is volgens mijn drinkebroers het bewijs van het natuurlijke bereidingsproces. ?Straf en nat? staat op het glas en om de hals van het flesje zit een strikje. Dit bier wordt niet voor niets gemaakt door De Dolle Brouwers. Het is begonnen als een studentengrap, werd dan een vorm van hobby-brouwen en is uiteindelijk een echt bedrijf geworden. De buitenissige brouwerij is op zondagnamiddag te bezoeken.

Antoine Nuyttens laat zijn oog nog eens over de gevelrij gaan. ?Weet je,? zegt hij overtuigd, ?het heropgebouwde Diksmuide is veel mooier dan dat van voor de oorlog.?

Oorlog, oorlog, oorlog, hoe vaak heb ik het vandaag moeten horen ? En als ze in Diksmuide over de oorlog spreken, bedoelen ze de Eerste Wereldoorlog, de Grote Oorlog. Heel de streek ademt dat geladen verleden uit. De Dodengang die zo’n indringend beeld geeft van wat het leven in een loopgraaf moet geweest zijn de IJzertoren, de beelden van Kathe Kollwitz in Vladslo, de oorlogskerkhoven, al die plaatsen waar je spontaan liedjes van Willem Vermandere voor de geest komen. Peter Demarée van de toeristische dienst, die inmiddels ook aan tafel is geschoven, weet dat die geschiedenis een van de belangrijkste drijfveren is om de streek de bezoeken. Maar hij wil ook aandacht geven aan de recreatiemogelijkheden, aan de historische kernen, aan de natuur. ?De tijd dat men hier alleen het oorlogsverleden kwam bekijken, is voorbij?, meent Demarée. ?We bieden ook veel meer dan een uitwijkmogelijkheid voor kusttoeristen op dagen dat het geen weer is om op het strand te liggen. Hier zit beweging in het toerisme.? Hij loopt over van de toekomstplannen. Doorgedreven samenwerking van de toeristische diensten in de Westhoek en de oprichting van een Westmuseum in de voormalige maalderij Bloemmolens zijn nog maar twee projecten die op stapel staan. Ik onderbreek zijn enthousiaste opsomming om te vragen wat al die toeristen uit Diksmuide als souvenir kunnen meenemen ? De vraag overvalt hem. ?Een prentkaart?, zegt hij half lachend. ?Neen,? schakelt hij dan ernstig over, ?een typisch souvenir bestaat hier niet. Om zo’n handel rendabel te houden, moet het aandenken trouwens gebaseerd zijn op een traditie. Zoiets kan je niet forceren.? Hij nipt nog eens aan zijn Oerbier. Alsof het geestrijk vocht hem geholpen heeft, krijgt hij plots een inval. ?Zandzakjes?, zegt hij. ?Ja, vaderlandertjes, die zouden we nog als souvenir kunnen verkopen.?

Het is niet duidelijk of hij het meent.

’t Manneke uit de Mane op de Grote Markt verwijst naar de oude volksalmanak die sinds 1964 elk jaar opnieuw verschijnt.

De IJzer : leven en lijden van Diksmuide.

Sinds 1965 tekent het 84 meter hoge nieuwe IJzerkruis het landschap.

Diksmuids Oerbier : voor fijnproevers.

Het neogotische Stadhuis en de vroeg-gotische Sint-Niklaaskerk werden, zoals alles hier, na 1918 in oorspronkelijke stijl gereconstrueerd.

Links : het godshuis dateert eigenlijk van de 14de eeuw, maar is nu nog jonger dan de gebouwen in de buurt. Rechts : een beeld van Kathe Kollwitz op het oorlogskerkhof in Vladslo.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content